Revolutiejaar 1848

Het Revolutiejaar 1848 betreft een reeks Europese opstanden die een liberaal systeem, een liberale grondwet of het verdrijven van vreemde heersers mogelijk moesten maken. De beweging was van korte duur en veel afgedwongen maatregelen werden later door de aristocratische en conservatieve elite teruggedraaid. Niettemin oefenden de opstanden een grote invloed uit op de periode die volgde. Voortaan moesten de heersers min of meer rekening houden met liberale en nationalistische gevoelens van de invloedrijker wordende burgerij.

Gevechten in Berlijn op 19 maart 1848

Frankrijk

De revoluties namen hun aanvang in Frankrijk, waar republikeinen en constitutioneel-liberalen de hervorming van het kiesrecht eisten. Na een verbod op een republikeinse bijeenkomst kwam het tot onlusten. Premier François Guizot werd op 23 februari vervangen en de dag erop abdiceerde burgerkoning Lodewijk Filips ten gunste van zijn kleinzoon. De voorlopige regering onder Alphonse de Lamartine riep diezelfde dag de Tweede Franse Republiek uit, wat het einde betekende van de Julimonarchie.

Onder druk van de socialist Louis Blanc werden Ateliers Nationaux opgericht, dit waren sociale werkplaatsen die als een oplossing voor de grote werkloosheid werden beschouwd. Toen dit project door regeringsmaatregelen dreigde te mislukken gingen Parijse werklozen en arbeiders op 23 juni de straat op. Louis Eugène Cavaignac sloeg deze Juni-oproer bloedig neer. In december koos een meerderheid van de Franse kiezers Lodewijk Napoleon Bonaparte − neef van Napoleon I − tot president.

Duitse landen

Ook in de Duitse landen wakkerde de Februarirevolutie verlangens naar een Duitse eenheidsstaat, een constitutie (grondwet) en liberale hervormingen aan. Het groothertogdom Baden kreeg reeds in februari te maken met liberale eisen. Op 15 maart werd de Pruisische hoofdstad Berlijn het toneel van onlusten. Frederik Willem IV van Pruisen deed onmiddellijk concessies en riep een Constituante bijeen, die echter geen daadwerkelijke maatregelen nam om aan de revolutionaire eisen te voldoen.

In de meeste Duitse staten waren zonder bloedvergieten liberale regeringen geïnstalleerd en in Frankfurt was het liberale Frankfurter Parlement bijeengekomen, dat een constitutie (de Paulskirchenverfassung) voorbereidde.

De revoluties misten in Duitsland echter de kracht om veel te bereiken. De Constituante werd in december ontbonden en in de jaren die volgden werden de meeste liberale hervormingen weer teruggedraaid.

Habsburgse landen

Het afschaffen van de censuur door Ferdinand I op 15 maart 1848

Als reactie op de Februarirevolutie brak in Oostenrijk en Hongarije de Maartrevolutie uit, die begon toen Lajos Kossuth op 3 maart de onafhankelijkheid van Hongarije eiste. Het verzet richtte zich met name tegen kanselier Klemens von Metternich, die een absolutistisch en reactionair beleid voerde namens de onbekwame keizer Ferdinand I.

Een delicaat krachtenspel ontstond. De Russische tsaar, die gruwde van liberale ideeën, en bang was voor een herhaling van 1789-1815, verzamelde een leger bij de grensrivier de Proet, en bood het keizerlijk hof aan de Hongaarse opstand neer te slaan. De Serven en Kroaten onder Josip Jelačić in het zuiden kwamen in opstand tegen de Hongaren, waarbij ze gesteund werden door de keizer ("de vijand van mijn vijand is mijn vriend"). De Hongaren slaagden er soms in Serven tegen Kroaten uit te spelen, waarop zij onderling begonnen te vechten. Tsjechische revolutionairen trachtten hun acties op de Hongaren en eventueel op de Italianen af te stemmen.

Na het afwijzen van petities voor liberale hervormingen braken op 12 maart in Wenen rellen uit. Klemens von Metternich ontvluchtte de stad en op 15 maart hief Ferdinand de censuur op en beloofde een nationale vergadering bijeen te roepen. In april werd een nieuwe constitutie uitgevaardigd, die na hernieuwde rellen in mei werd herzien. Na de Weense Oktoberopstand, die door Alfred I zu Windisch-Graetz bloedig werd neergeslagen, deed keizer Ferdinand troonsafstand ten gunste van zijn 18-jarige neef Frans Jozef I, die onder de hoede van Felix zu Schwarzenberg, met Russische hulp, de orde herstelde.

Italiaanse landen

De revolutionaire bewegingen in Italië waren gericht tegen de regimes van de Habsburgers in het noorden en Bourbons in het zuiden. Ze streefden een Italiaanse eenheidsstaat na.

In het Koninkrijk der Beide Siciliën werd de Bourbon-koning Ferdinand II reeds in januari gedwongen een liberale constitutie te aanvaarden. Kort hierop herstelde hij met grof geweld echter weer het reactionaire regime. De liberalere koning Karel Albert van Sardinië kondigde eveneens een liberale constitutie af en nam maatregelen tot het vormen van een eenheidsstaat. Hij verklaarde Oostenrijk op 23 maart gesteund door Toscane en de Kerkelijke Staat de oorlog, maar werd in de Slag bij Custoza verslagen.

In het tot Oostenrijk behorende koninkrijk Lombardije-Venetië werden de Oostenrijkers uit Venetië verdreven, terwijl de Oostenrijkse generaal Josef Radetzky in Lombardije standhield. Paus Pius IX werd in 1849 verdreven en in zijn staat werd de Romeinse Republiek opgericht, die echter niet lang standhield.

In Parma en Modena zagen de hertogen Karel II en Frans V zich gedwongen de macht aan de liberalen af te staan en zich bij het koninkrijk Sardinië aan te sluiten, maar werden in hun macht hersteld. In 1849 kregen in geheel Italië de reactionaire krachten weer de overhand.

Zweden

In Stockholm braken op 18 en 19 maart 1848 rellen uit, door de tussenkomst van het leger vielen er dertig doden. Er werd door de gehele stad een vestiging van de republiek en algemeen en vrij kiesrecht geëist. Deze periode staat in Zweden bekend als de "Maartse Onrust".

Nederland

Thorbecke

In Nederland kwam het in 1848 niet tot een revolutie, hoewel hiertoe op het eerste gezicht wel aanleiding toe was aangezien koning Willem II in de periode 1844-1848 elke grondwetswijziging die hem trachtte te beperken in zijn soevereine machtsuitoefening tegenhield. Hij was echter bang zelf het slachtoffer van een revolutie te worden, zoals verscheidene van zijn koninklijke collega's overkwam, zodat hij tegenover zijn ministers verklaarde dat hij in één nacht van conservatief tot liberaal was geworden. Op 3 november werd een nieuwe grondwet ingevoerd, ontworpen onder leiding van Johan Rudolph Thorbecke. Deze nieuwe grondwet, die met enkele kleinere aanvullingen nog steeds de Nederlandse grondwet is, maakte een einde aan de persoonlijke regeermacht van de koning en voerde de koninklijke onschendbaarheid in. Voortaan waren de ministers verantwoordelijk voor hun beleid en niet meer de koning. Hiermee had het revolutiejaar 1848 in Nederland toch een grote en, in tegenstelling tot in veel andere Europese landen, blijvende verandering in het regeringsstelsel teweeggebracht.

België

In België waren Brussel en Gent onder invloed van de Franse Februarirevolutie het toneel van opstootjes. De regering reageerde koelbloedig en zette enige ongewenste vreemdelingen − onder wie Karl Marx, wiens Communistisch Manifest in februari 1848 was gepubliceerd − het land uit. Het verstevigde de positie van de regering en het aanzien van het jonge land. De liberalen wonnen in de parlementsverkiezingen van juni. Verder bleef het in België rustig, ondanks de hevige crisis in Vlaanderen.

Referenties & verder lezen

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.