Profetie

Het woord profetie is afgeleid van het Griekse woord propheteía, dat uitspreken of voor iemand anders spreken betekent. In algemene zin wordt met 'profetie' gewoonlijk een voorspellende uitspraak over gebeurtenissen in de toekomst bedoeld.

Profetie in de Bijbelse traditie

Het begrip profetie in Bijbelse zin heeft een bredere betekenis dan alleen een toekomstvoorspelling. Zo'n 'godsspraak door profetenmond' kan troostend, vermanend of oordelend van aard zijn, ook geuit worden in de vorm van een (lof)lied (zoals bij Mozes, Mirjam, Hanna, Maria en in de psalmen) en soms ook betrekking hebben op een gebeurtenis in de nabije of verre toekomst.

Veel oudtestamentische profetieën riepen op tot herstel of handhaving van de Wet, en kondigden oordelen aan als het verbond met God verbroken werd. In Bijbelse tijden werden middels profetie mensen geroepen tot het koningschap (zoals Saul, David, Jehu) of tot kerkelijke ambten. (zie bijvoorbeeld Handelingen 13:2). Bijbelse profeten profeteerden volgens eigen zeggen niet uit zichzelf (vgl. Amos 3:7, Jeremia 23:18) Apostel Petrus schreef hierover: "want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de Heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken". 2 Petrus 1:21. De profeet Jeremia beschreef dat de aandrijvende kracht van de Goddelijke Geest voor een goedwillende profeet nagenoeg onweerstaanbaar was. (Jeremia 20: 7-9)

Een profetie over toekomstige gebeurtenissen wordt niet per definitie in de toekomende tijd gebracht, er zijn ook profetieën waarvan de tekst in de verleden tijd staat (het zogenaamde 'perfectum profeticum'), terwijl de gebeurtenis in de toekomst ligt.

In de christelijke traditie wordt profetie nadrukkelijk onderscheiden van waarzeggerij, wichelarij, uitleggen van voortekenen, tovenarij, bezweringen en ondervragen van (geesten van) doden (spiritisme). Op dergelijke 'gruwelen' stond in het oude Israël de doodstraf.

Ook het tweede deel van de Bijbel, het Nieuwe Testament, is vol profetie. Zacharias en Elizabeth, Maria, Simeon en Anna (Lucas 1) profeteren. Johannes de Doper en Jezus treden op als profeet. Zij doen dit op de grens van het oude en het nieuwe verbond (Lucas 22:20).
Verder komen we mannen en vrouwen tegen die profeteren, bijvoorbeeld de profeten Agabus (Handelingen 11:27-10, 21:10-11), Judas en Silas (Hand. 15:32), de vier dochters van Filippus (Hand. 21:9) en anderen (Hand. 11:27, 13:1).
De christelijke gemeente is gebouwd op het fundament van apostelen en (nieuwtestamentische) profeten (1 Korinthiërs 12:28, Efeze 4:11), waarvan Jezus zelf de hoeksteen is (Ef. 2:20).
In de Openbaring aan Johannes - een profetisch boek - lezen we over Gods dienstknechten, Zijn profeten (Openb. 10:8; 11:18; 18:20; 22:6,9)

Profetie in de apostolische kerk

Bij het ontstaan van de christelijke kerk werd profetie gerekend tot een van de gaven van de Heilige Geest.

Toen rond 1830 gelovigen in Engeland die de Bijbel onderzochten tot de conclusie kwamen dat de gaven van de Heilige Geest eigenlijk bedoeld waren om tot de wederkomst van Jezus als de messias te blijven, is men daar binnen verschillende kerkafdelingen gebedsdiensten gaan houden. Tijdens gebedsbijeenkomsten is door mensen na verloop van tijd profetie gebracht. Omdat profetie door de gevestigde kerken (onder meer de Presbyterianen en de Anglicaanse Kerk) verboden werd tijdens de kerkdiensten, werden mensen die deze gave gekregen hadden, alsook priesters en dominees die de profetie hadden toegelaten tijdens erediensten, letterlijk buiten de kerk gezet. Op den duur is uit die groepen gelovigen de Katholiek Apostolische Kerk ontstaan. Diverse apostolische kerkgenootschappen die daaruit direct of indirect zijn voortgekomen, claimen dat in hun gemeenten (onder meer) de gave van profetie nog / weer aanwezig is.

Profetie in de islam

In de islam wordt Mohammed als zegel der profeten beschouwd. Het ontvangen van de openbaringen van de Koran door Mohammed kwamen door verschijningen van de aartsengel Gabriël (Djibril) aan Mohammed. Volgens een van de tradities kon Mohammed niet lezen en schrijven. Gabriël las hem een tekst uit het Hemelse Boek voor, die Mohammed uit het hoofd leerde en reciteerde aan de eerste moslims. Koran betekent dan ook reciet of oplezing.

De islam kent veel profeten zoals die ook voorkomen in de ook door de volgelingen van Mohammed als heilig boek beschouwde joodse Tenach. In Soera Het Vee 84-86 wordt een aantal van hen genoemd, te weten: Ibrahim, Ishaq, Yaqub, Nuh, Dawud, Suleyman, Ayyub, Yusuf, Musa, Harun, Zakarya, Yahya, Isa, Ilyas, Ismaïl, Al-Jasa, Yunus en Loet. Soera De Consultatie 13 zegt:

Hij schreef u dezelfde godsdienst voor, die Hij aan Noach oplegden en die Wij bovendien aan u openbaren en die Wij Ibrahim, Musa en Isa oplegden

Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat zij het monotheïstische geloof kregen opgelegd wat hen volgens de islam moslims maakt.

Zie ook

Beluister (info)
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.