Pierre du Pui

Pierre Antoine du Pui (Kampen, 27 juni 1785 - Leiden, 4 augustus 1838) was een Nederlandse stads- en, na de Bataafsche tijd, gemeentesecretaris van Leiden van 20 oktober 1808 tot zijn overlijden in 1838.

Du Pui werd vooral bekend vanwege de omstreden administratie die hij voerde. Hij startte zijn roemruchte carrière, tijdens zijn studie Rechten aan de universiteit van Leiden, als secretaris van de Commissies van Herstel. Deze commissies ondersteunden het stadsbestuur in het herstel na de kruitramp van 12 januari 1807. Bij deze ramp kwamen 150 mensen om het leven, waarvan 50 kinderen. Onder de overledenen bevond zich ook stadssecretaris Hubrecht en de professoren Johan Luzac en Adriaan Kluit. Waarnemer werd, tot de komst van Du Pui de huisarts Potgieter.

Fraude

De zoon van Adriaan Kluit, Wilhelmus (Willem Pieter) Kluit, restaureerde het gehavende werk van zijn vader om dit voor latere generaties te bewaren. Daarnaast was Wilhelmus Kluit, samen met Casper Wenckebach van het ministerie, belast met de verslaglegging rond de verantwoording van de afwikkeling van de ramp. Aanvankelijk aan koning Lodewijk en later aan koning Willem I. Op vrijdag 13 juli 1838 levert Casper Wenckebach (Wilhelmus Kluit is in 1837 overleden) de eindrapportage op. Niet alle gelden van de door Napoleon opgehaalde miljoenen zijn terecht gekomen bij de slachtoffers van de ramp. Een deel van de gelden is buiten de verantwoording gehouden om hier ziekenhuizen voor in te richten ten tijde van de cholera-epidemie. Een opdracht aan stadsarchitect Salomon van der Paauw. Voor dat deel van de gelden namen Kluit en Wenckebach geen verantwoording. Pierre Du Pui wordt ziek en overlijdt drie weken na de bekisting van het rapport.

In dezelfde periode voorafgaand aan het overlijden van Du Pui melden de klerken Casper Seyn en Jan Christiaan Backer aan het bestuur nog een lening uit de stadskas bij Du Pui te hebben uitstaan. Na het overlijden zoekt de dan jonge klerk Abraham Montagne de zaak tot op de bodem uit en worden Backer en Seyn terechtgesteld voor een stadsfraude die teruggaat tot 1813. Aanvankelijk krijgen de klerken Backer en Seyn met de stadsarchitect Van der Paauw de schuld van het deficit. Als blijkt dat het met name om de ingeboekte inkomsten van de trekvaarten gaat, ten opzichte van wat er in de stadskas had moeten zitten, enkele particuliere fondsen en de verhuur van het Pesthuis, wordt de gekrenkte stadsarchitect van alle blaam gezuiverd. Rechter De Jonge van Campen Nieuwland wil, na ruim een jaar instructie en onderzoek geen oordeel vellen over de daadzaken van een dode. De drie getuigen in de zaak tegen Backer zijn de opvolger van Casper Seyn, Abraham Montagne, de gemeente-ontvanger jhr. Van Puttkammer en de wethouder financiën, de latere burgemeester Paul Du Rieu. Van Puttkammer draagt uit schuldgevoel 10.000,- gulden bij aan het deficit en spreekt daarbij de hoop uit dat zijn zoon zijn functie mag overnemen.

Heilzame waarschuwing

Van de vroedschapspenningen, die precies 'op' waren toen de Fransen kwamen, is in 1838 een deel teruggevonden in de collectie van Casper Seyn. In de Franse tijd werden toenmalig burgemeester Gael en zijn zoon Diderik, door de Fransen gevangen gehouden op verdenking van diefstal uit 'de lege stadskas'. Omdat er geen afdoende bewijs was werden de heren weer vrijgelaten. Casper Seyn groeide op in de Bataafsche tijd en maakte als tweeëntwintigjarige op de ruïne van de kruitramp, als bikkelaar, kennis met de autoriteiten. Hij maakte kennis met de leden van de Waalse kerk, waarvan Diderik van Leyden Gael in die jaren belast was met nieuwe leden, en sloot zich erbij aan. Pierre du Pui was er lid, maar ook zijn zwager Jean Paul Bucaille. In 1838 lid van de stedelijke raad en de zaakwaarnemer van de familie Du Pui.

De stadsfraude, waarmee een bedrag gemoeid was van 150.000 gulden (over een periode van ruim 27 jaar) werd voor twee derde door een anonieme schenker terugbetaald. Bij diens overlijden in 1846 bleek dit Diderik van Leiden Gael te zijn. Hij wordt gezien als redder van de stad. Dat hij in de Franse tijd als stadsbestuurder, een van de ontwerpers is van het systeem waardoor gelden uit de stadskas konden blijven is, ook tijdens de rechtszitting in 1839 buiten beschouwing gelaten. Als getuige werd wel gehoord Gijsbert van der Spruyt. Hij had samen met Van Leyden Gael en de zoon van oud-secretaris Hubrecht een Administratiekantoor van Hollandsche Fondsen en adviseerde het stadsbestuur. De eigenaren van het kantoor overlijden alle drie in het jaar dat Casper Seyn vervroegd wordt vrijgelaten uit de gevangenis van Woerden. Jan Christiaan Backer is dan al in gevangenschap overleden. Thorbecke noemt de stadsdieverij een heilzame waarschuwing aan ons land en hoopt dat de koning er kennis van neemt. Wanneer hij, inmiddels als lid van de stedelijke raad, met Seyns opvolger Montagne ook het onroerend goed van de armenhuizen aan de stad toeschrijft is de kerk des duivels.

Pierre Du Pui is de zoon van Meinard Simon Du Pui en Martha Digna Balkman.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.