Petrichor

Petrichor is de geur die ontstaat wanneer regen op droge grond valt. Het woord komt uit het Oudgrieks: πέτρα (petra) betekent 'steen' en ἰχώρ (ichor) is in de Griekse mythologie het bloed van de goden.

De term is in 1964 geïntroduceerd door twee onderzoekers, de Australische Isabel Joy Bear en de Brit Roderick G. Thomas.[1] In het tijdschrift Nature werd dit fenomeen voor het eerst beschreven. In dit artikel werd petrichor beschreven als moleculen van plant- of dierenresten die via de lucht terechtkomen op oppervlakten waar zich mineralen, zoals aarde of steen, bevinden. Zolang het droog is zitten de petrichor-moleculen gewoon in de grond, wanneer het regent zullen deze moleculen zich losmaken uit de grond en zal de typische geur vrijkomen.

De organische verbinding die geroken wordt is geosmine. Dit betekent letterlijk aard-geur. De formule van geosmine is: 1,10-trans-dimethyl-trans-(9)-decalol.

Sommige wetenschappers menen dat mensen van deze geur houden, omdat hun verre voorouders voor hun voortbestaan van regen afhankelijk waren.[2]

Noten

  1. I.J. Bear - R.G. Thomas, Nature of argillaceous odour, in Nature 201 (1964), pp. 993–995. doi:10.1038/201993a0.
  2. E. Palermo, Why Does Rain Smell Good?, LiveScience.com (21/06/2013).
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.