Pauline Léon

Pauline Léon, (Parijs, 28 september 1768 - Bourbon-Vendéé, 5 oktober 1838) was een Frans revolutionair en feminist avant la lettre.

Ze was de oprichtster van de Société des Citoyennes Républicaines Révolutionnaires en tekende in juli 1791 de petitie op Champ-de-Mars. Op 5 maart 1791 sprak ze de Wetgevende Vergadering toe en pleitte voor het oprichten van een vrouwenmilitie die huis en haard tegen contrarevolutionaire aanvallen moest beschermen.

Biografie

Anne Pauline Léon is op 28 september 1768 geboren als dochter van Parijse chocolatiers Pierre-Paul Léon en Mathrine Telohan. Pierre-Paul Léon stierf in 1784. Na de dood van haar vader (Anne Pauline Léon was toen 16 jaar) bleef Léon voor een lange tijd thuis. Als oudste thuis hielp Léon haar moeder bij de opvoeding van haar 5 jongere broers en zussen. Léon werd in navolgende periode lid van de club des Cordeliers en andere revolutionaire organisaties. In februari, 1791, ging Pauline met enkel andere inwoners en patriotten naar Fréron's huis, waar zij inbraken en o.a. de buste van De la Fayette door de ramen gooiden. Rond die tijd werd Léon ook geïntroduceerd bij Societé des Cordeliers en de Faternal Society of de Mutius Scaevola. In maart, gaf Léon een dramatische rede voor de Wetgevende Vergadering. Ze citeerde: « Het recht dat de natuur ons heeft, een natuurlijk recht wat betreft gelijkheid met mannen, om te betogen dat vrouwen wapens nodig hebben zowel deel te nemen aan de revolutionaire strijd en om zich te beschermen tegen aanval in de chaos van een door oorlog verscheurde stad. » Kortom ze eiste het recht van vrouwen om wapens te dragen ter verdediging van het land en ter bescherming van zichzelf. Op 17 juli, nog steeds in 1791, ging Léon samen met haar moeder naar de Champ-de-Mars, hier tekende ze de petitie betreffende de verwijdering van de koning.

In 1787 trouwde Léon met Jean-Théophile Leclerc, leider van de Enragés, een groep dat prijscontroles en andere economische hervormingen bepleit om schaarste bij de armen aan te klampen. In diezelfde periode neemt zij het familiebedrijf over. Op 6 april 1794 worden zij (Pauline en haar man Jean-Théophile), op bevel van het Comité van de algemene veiligheid gearresteerd en gevangengenomen in het Palais du Luxembourg.

Samen met de actrice Claire Lacombe stichtte de 38-jarige Anne Pauline Léon een revolutionaire vrouwenbond met de naam Société des Citoyennes Républicaines Révolutionnaires ("Vereniging van republikeinse-revolutionaire burgervrouwen"). Dit was de bekendste vrouwenclub ten tijde van de Franse Revolutie. Op 3 juli 1793 werd Léon de voorzitster. Later dat jaar werd Pauline leidster van de Femmes sans-culottes. Pauline Léon werd later lerares en verbleef samen met haar zus in Parijs tot aan haar dood in 1838. Zij werd 70 jaar.

Vereniging van de Republikeinse-Revolutionaire Burgervrouwen

Pauline Léon kan omschreven worden als een republikeinse-revolutionaire burgervrouw. Als dochter van artisanale chocolatiers, was Anne Pauline Léon op 21-jarige (in 1789) leeftijd betrokken bij de val van de Bastille, revolutionaire dagen en actief in verschillende populaire organisaties.

Oprichting van de vrouwenmilitie

Op 10 mei 1793 meldden burgers bij het secretariaat van de gemeente hun wens « former une société où les femmes seules pourront être admises. [...] Elle portera le nom de Société Républicaine révolutionnaire et se réunira à la bibliothèque des Jacobins, rue Saint- Honoré. » Op 23 juli 1793 worden de reglementen van de vereniging van de Revolutionaire Republikeinse burgervrouwen gepubliceerd. Het document is ondertekend door de voorzitter Rousaud en vier secretarissen: Potheau, Monier, Dubreuil en Pauline Léon. De handtekening van Lacombe lijkt hierbij te ontbreken.

De vereniging van de Republikeinse-Revolutionaire vrouwen hielden zich vooral bezig met het dwarsbomen van de plannen van de tegenstanders van de republiek. Het reglement van deze burgervrouwen was erg streng en ze lieten hun macht vooral op straat voelen. Op straat defileerden ze in een rode broek en op hun hoofd droegen ze een rode muts. Zij waren daarnaast ook hevige aanhangers van de jakobijnen, zij namen bijgevolg dan ook deel aan de volksopstanden die uitmondden in de val van de girondijnen. De girondijnen wisten ze uit te putten door hen de mond te snoeren in de Nationale Conventie en tijdens openbare vergaderingen. Op 2 juni, de dag waarop de jacobijnen met de hulp van de massa de 29 girondijnse afgevaardigden uit de Nationale Conventie verdreven, voltrokken de vrouwen van deze beroemde vrouwenbond de wacht vóór de deuren van het gebouw. Dit deden ze om te verhinderen dat iemand van de leden, die uit protest wilden buitengaan, kon ontsnappen. Voor de girondijnen waren zij afgrijselijke personages. François Buzot schildert hen in zijn memoires af als paria's, straatvrouwen, "vrouwelijke monsters met alle wreedheden en zonden van hun zwakke geslacht".

In juli en augustus 1793 waren de republikeinse-revolutionaire vrouwen toegelaten in de raden van de Parijse afdelingen. Daar lieten ze een wet opstellen na een lawaaierige campagne. De campagne zelf verplichtte de vrouwen de revolutionaire kokarde in het openbaar te dragen.

Afschaffing van de vereniging

Over de afschaffing van de vrouwenclubs werd in 1793 beslist. Een stemming in de Nationale Conventie maakte een einde aan de bekende vrouwenclub. Aan de afgevaardigden werden drie vragen gesteld. Op de drie vragen antwoordden de leden van de Conventie massaal "neen", waardoor ze het "politieke doodvonnis" tekenden van de vrouwenbond, terwijl het Burgerlijk Wetboek hun "burgerlijke doodvonnis" voorbereidde. De reacties lieten echter niet op zich wachten. Een delegatie vrouwen, met de beruchte rode hoeden en broeken, aangevoerd door Claire Lacombe, meldde zich vóór de gemeenteraad van Parijs. Maar de voorzitter, Pierre Chaumette, moest hen echter teleurstellen.

Zie ook

Bibliografie

  • Bessières, Y. en Niedzwiecki, P. (1991) Vrouwen in de Franse revolutie 1789. Bibliografie. Brussel: Commissie van Europese Gemeenschappen.
  • Guillon, C. (2006) "Pauline Léon, une républicaine révolutionnaire", Annales historiques de la Révolution française, nr. 344, p. 147-159.
  • Gay Levy, D., Applewhite Branson H. en Durham Johnson M. (1980) Women in Revolutionary Paris, 1789-1795. Illinois: Illinois University Press.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.