Opwarming van de Aarde

De opwarming van de Aarde, ook wel klimaatopwarming of klimaatverandering, is de stijging van de wereldtemperatuur sinds de pre-industriële periode. De gemiddelde luchttemperatuur van de atmosfeer van de Aarde op grondhoogte was in de periode van 2006 tot 2015 ongeveer 0,87 °C (0,75-0,99 °C) hoger dan in de periode van 1850 tot 1900.[1] Deze opwarming gaat gepaard met andere mondiale klimaatveranderingen, zoals veranderingen in de regenvalpatronen en woestijnvorming.

Gemiddelde temperatuur 1880–2017. Het gemiddelde van de periode 1951–1980 is als referentie genomen
Temperatuurverandering van 1880–1884 tot 2012–2017, uitgaand van de gemiddelde temperaturen van 1951 tot 1980
Regionale verdeling van de mondiale temperatuurverandering in de periode 2008–2017 ten opzichte van het gemiddelde van 1951–1980

De concentratie CO2 is sinds de industriële revolutie sterk toegenomen

Onder klimaatwetenschappers is het onomstreden dat de gemiddelde temperatuur op Aarde sinds halverwege de 20e eeuw is toegenomen. Ook over de oorzaak is er consensus: deze trend wordt voornamelijk veroorzaakt door een stijging van de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer, wat op zijn beurt het gevolg is van de sterke bevolkingsgroei en toename van menselijke activiteiten, waaronder: gebruik van fossiele brandstoffen, ontbossing, bepaalde industriële en agrarische activiteiten. Sinds begin 21e eeuw zijn ook het publiek en politici in meerderheid de mening toegedaan dat er een klimaatprobleem bestaat en dat dit in belangrijke mate het gevolg is van menselijk handelen.

Modelberekeningen, geëvalueerd in de rapporten van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), geven aan dat in 2100 de temperatuur op Aarde 1,6 °C (0,9-2,3 °C) hoger zal zijn dan tussen 1850 en 1900 wanneer men broeikasgasuitstoot sterk vermindert. Andere emissiescenario's komen uit op temperatuurstijgingen tussen de 2,4 en 4,3 °C (1,7-5,4 °C) boven het pre-industriële niveau.[2]

Alle grote klimaatveranderingen hebben een ontwrichtende werking en hebben eerder geleid tot het uitsterven van vele soorten, de migratie van populaties en grote veranderingen in het landoppervlak en de oceaancirculatie. De snelheid van de huidige klimaatverandering is sneller dan de meeste eerdere veranderingen, waardoor adaptatie voor de natuur en aanpassing voor de menselijke maatschappij moeilijker is. Daarnaast maakt de toegenomen complexiteit van de menselijke samenleving dat er een toenemend risico is.[3] De huidige klimaatverandering heeft dan ook een aanmerkelijk grotere kans op schade.

Met name temperatuurstijgingen van meer dan 2 °C brengen grote veranderingen met zich mee voor mens en milieu, onder andere door zeespiegelstijging, toename van droogte- en hitteperioden, extreme neerslag en afname van biodiversiteit.[4] Een temperatuurstijging van 2 °C heeft veel verstrekkendere gevolgen dan een stijging van 1,5 °C.[5][6][7]

Er zijn verschillende maatregelen mogelijk om de schade door klimaatverandering te minimaliseren. Aan de ene kant is het mogelijk de oorzaak aan te pakken (mitigatie): minder broeikasgassen uitstoten door het energiegebruik te verduurzamen en natuurgebieden beter te beschermen. Aan de andere kant zullen maatschappijen zich moeten aanpassen (adaptatie) door bijvoorbeeld dijken te verstevigen en beter aangepaste gewassen te verbouwen. In het akkoord van Parijs van december 2015 werd afgesproken de opwarming van de Aarde te beperken tot ruim onder 2 °C, maar bij voorkeur tot maximaal 1,5 °C. Tevens is in dit verdrag afgesproken dat er geld vrijkomt om armere landen te helpen met nodige aanpassingen.

Observaties

De stijging van de zeespiegel tussen 1993 en 2018 bedroeg gemiddeld 3,2 mm per jaar. Dit is ruwweg een toename van 50% ten opzichte van het gemiddelde over de 20e eeuw.
Ten minste sinds 1970 komt er gemiddeld meer straling naar de Aarde, dan dat de Aarde uitzendt. De energie van deze straling wordt opgeslagen in verschillende onderdelen van het klimaatsysteem. Het grootste reservoir is de oceaan en dan vooral de bovenste 700 m.

Er is een groot aantal onafhankelijke observaties vanuit verschillende wetenschapsgebieden, zoals de meteorologie, glaciologie, oceanografie en biologie, waaruit blijkt dat de Aarde opwarmt.

Uit de meteorologie blijkt dat de temperaturen boven land en boven de oceanen, gecorrigeerd voor effecten zoals het hitte-eilandeffect, systematisch oplopen.[8] De gemiddelde oppervlaktetemperatuur is in de periode van 1880 tot 2012 opgelopen met 0,85 °C (0,65-1,06 °C), waarbij de opwarming sterker is boven land dan boven de oceanen.[9] Uit analyse van vele gletsjers volgt dezelfde historische opwarmingskromme van de Aarde als uit directe temperatuurmetingen.[10] Er is opwarming waargenomen van zowel de bovenste 700 meter van de oceaan als van de diepe oceaan. De temperatuur in de bovenste 75 meter steeg gedurende de periode van 1971 tot 2010 met 0,11 °C (0,09-0,13 °C) per decennium.[11]

Enkele extreme weersomstandigheden komen vaker voor. Zo zijn er gemiddeld meer uitzonderlijk warme dagen en minder uitzonderlijk koude dagen. Temperatuurmetingen in het Noordpoolgebied laten zien dat de temperaturen grotendeels, 9 tot 12 maanden per jaar, boven het langjarig gemiddelde liggen. Een afname van het drijfijs in de Noordelijke IJszee is het gevolg. Kuststations in Noord-Siberië laten ook zien dat het jaargemiddelde voortdurend boven normaal is. Het is erg waarschijnlijk dat menselijke activiteiten hier de hoofdoorzaak van zijn.[11] Bovendien zijn zowel het aantal hittegolven als de gemiddelde luchtvochtigheid toegenomen.[8][12] Zware regenval is over de hele wereld toegenomen in frequentie en intensiteit.[13]

Andere aanwijzingen zijn de (gedeeltelijke) afsmelting en terugtrekking van de meeste gletsjers,[8][14] het afsmelten van landijs bij de Zuidpool,[15] het zee-ijs rond de Noordpool en van de ijskap op Groenland en de stijging van de zeespiegel.[8][11] Ook neemt men verzuring van de oceanen waar: de pH van water is met 0,1 afgenomen door toename van CO2 sinds het begin van de industriële revolutie, wat overeenkomt met een toename van 26% in waterstofionenconcentratie.[11] De lente begint gemiddeld vroeger en het groeiseizoen van zowel flora als fauna is langer. De boomgrens in gebergten is verschoven naar grotere hoogten, leefgebieden van flora en fauna zijn verschoven naar hoger gelegen gebieden en gebieden op een hogere breedtegraad, dichter bij de polen.[16][17]

Daarnaast wordt er een energieonbalans in de buitenste laag van de atmosfeer gemeten: er komt meer (stralings)energie binnen dan er wordt uitgezonden naar de ruimte. Deze overtollige energie wordt voor het overgrote deel omgezet in warmte.[18]

Natuurlijke fluctuaties in temperaturen kunnen de achtergrondopwarming versterken of juist maskeren.[19] De mogelijk vertraagde opwarming tussen 2000 en 2012 is hier potentieel een voorbeeld van. Deze vertraging was echter niet alleen het gevolg van interne fluctuaties, maar ook van een verminderde externe forcering. Deze periode kenmerkte zich door minder zonnestraling en verhoogde vulkanische activiteit. Deeltjes uitgestoten bij vulkaanuitbarstingen houden zonlicht tegen.[20]

Vergelijking met natuurlijke klimaatverandering

Temperatuur van de afgelopen 2000 jaar, zoals geschat uit verschillende proxies.

De temperatuur op Aarde wordt sinds halverwege de 19e eeuw systematisch gemeten.[21] Uit de hieruit verkregen gegevens is gebleken dat de temperatuur op Aarde sinds 1880 significant stijgt.[22] Vóór 1880 werden directe temperatuurmetingen niet systematisch uitgevoerd; vanwege het gebrek aan technische hulpmiddelen en de beperkte geografische spreiding worden deze metingen dan ook beschouwd als onnauwkeurig. Historische aardtemperaturen worden daarom in kaart gebracht door inventarisatie van secundaire effecten zoals de jaarringen van bomen, de ontwikkeling van koraal en de resten van gassen in ijs op Antarctica. Deze afgeleide metingen, proxies genoemd, zijn minder nauwkeurig dan de moderne temperatuurmetingen, maar laten zien dat de temperatuur op het noordelijk halfrond ongekend hoog was gedurende de late 20e eeuw en aan het begin van de 21e eeuw in vergelijking met ten minste de laatste 1000 jaar (zie bijbehorende grafiek). Ook uitgesproken veranderingen in deze periode, zoals smeltende ijskappen en de terugtrekking van gletsjers over de hele wereld, verlopen in een ongekend tempo in vergelijking met ten minste de laatste 2000 jaar.[23]

Op een schaal van tienduizenden jaren zijn er cycli van glacialen waar te nemen. Glacialen zijn relatief korte koude periodes binnen een ijstijdvak, welke zich gemiddeld eens in de 10.000 tot 30.000 jaar voordoen. Gedurende een glaciaal is het gemiddeld zo'n 5 tot 8 graden kouder dan in een interglaciaal en is de CO2-concentratie substantieel lager (zie bijbehorende grafiek). Het laatste glaciaal eindigde ruwweg 10.000 jaar geleden. Wanneer men nog verder terugkijkt in het verleden, valt te constateren dat de gemiddelde temperatuur op Aarde zowel substantieel lager als substantieel hoger is geweest dan nu.

Oorzaken

Bijdrage van verschillende factoren aan de opwarming van de Aarde volgens modelberekeningen. De gemodelleerde (bruin) en gemeten (zwart) temperatuurverandering tussen 1900 en 1990 alsmede de bijdrage van verschillende factoren aan de modeltemperatuur worden weergegeven.

Componenten van de stralingsforcering (de "oorzaken" van opwarming of afkoeling) in 2005.

Het IPCC concludeerde in zijn vierde rapport uit 2007, dat de opwarming van de Aarde "onmiskenbaar" aan de gang was. Het werd "zeer waarschijnlijk" geacht dat de dominante oorzaak menselijk handelen was.[24] Het panel noemde de toename van broeikasgassen, verandering in het landgebruik en de straling van de zon als de oorzaken van toename van energie in het klimaatsysteem. De toename van de concentratie aerosolen is een factor die dit juist tegengaat (zie ook #Roet en deeltjes). In zijn opvolgende rapporten was het IPCC steeds stelliger over de mens als veroorzaker. In zijn vijfde rapport schrijft het panel:

Human influence has been detected in warming of the atmosphere and the ocean, in changes in the global water cycle, in reductions in snow and ice, in global mean sea level rise, and in changes in some climate extremes. This evidence for human influence has grown since AR4.[noot 1] It is extremely likely that human influence has been the dominant cause of the observed warming since the mid-20th century.[11][noot 2]
(Menselijke invloed is waargenomen in de opwarming van de atmosfeer en de oceaan, in veranderingen in de wereldwijde waterkringloop, in de afname van sneeuw en ijs, in de wereldwijde gemiddelde zeespiegelstijging en in veranderingen in enkele klimaatextremen. Dit bewijs voor menselijke invloed is gegroeid sinds AR4.[noot 1] Het is buitengewoon waarschijnlijk dat menselijke invloed de hoofdoorzaak is van de waargenomen opwarming sinds halverwege de 20e eeuw.)[11][noot 2]

— Werkgroep I van het 5e IPCC-rapport (2014)

De conclusie van het IPCC dat de wereldwijde opwarming sinds 1998 zou zijn afgenomen, werd in 2015 weersproken door nieuw onderzoek van Amerikaanse klimaatwetenschappers, die hun artikel publiceerden in Science. Zij hadden in hun eigen berekeningen ook het Noordpoolgebied betrokken en daarnaast meer rekening gehouden met de temperatuur van het water in de oceanen.[25]

Invloed van de mens

Versterkt broeikaseffect
Toename CO2 in de aardatmosfeer. Deze grafiek staat bekend als de Keelingcurve.

De opwarming is van de aarde is het gevolg van versterkt broeikaseffect veroorzaakt door broeikasgassen, waarvan de uitstoot sinds de industriële revolutie sterk is toegenomen.[11] Voorbeelden van broeikasgassen zijn waterdamp, kooldioxide (CO2), methaan (CH4), lachgas (N2O) en cfk's. Deze broeikasgassen absorberen de warmtestraling van de Aarde en zenden die deels weer terug naar het aardoppervlak, in plaats van deze door te laten richting de stratosfeer, waardoor de Aarde meer energie vasthoudt. Dit komt overeen met metingen dat er meer energie de Aarde bereikt dan ze verlaat. Deze onbalans wordt ook wel een positieve stralingsforcering genoemd en draagt bij aan de opwarming van de Aarde. Als gevolg van dit versterkte broeikaseffect worden de lagere atmosfeer en het aardoppervlak warmer en de stratosfeer kouder.[26][27] De concentraties broeikasgassen in de atmosfeer zijn de hoogste in minstens 800.000 jaar.[28]

De toename van broeikasgassen is grotendeels het gevolg van menselijk handelen: verbranding van fossiele brandstoffen (inclusief de onbedoelde kolenbranden), productie van cement. Ook landbouw, veeteelt en verandering van landgebruik (voornamelijk ontbossing) dragen bij aan de verhoging van de concentraties broeikasgassen.

Van de belangrijkste door de mens uitgestoten broeikasgassen blijft CO2 ook op lange termijn de grootste invloed hebben. Het merendeel wordt binnen enkele honderden jaren opgenomen door de oceanen en de biosfeer, echter ruwweg een kwart kan slechts uit de atmosfeer verdwijnen door een aantal geologische processen, zoals verwering van gesteentes op Aarde en het begraven raken van sedimenten. Dit zijn processen die zich voltrekken op een tijdsschaal van tienduizenden jaren.[29][30]

De mogelijkheid van een broeikaseffect is voor het eerst geopperd in het begin van de 19e eeuw en vanaf 1950 ontdekte men dat dit effect problemen zou kunnen veroorzaken.[31] In 1979 kwam men met een schatting over wat er gebeurt met de temperatuur van het Aardoppervlak wanneer de CO2-concentratie zich zou verdubbelen. Men kwam uit op een stijging van 3,0 ± 1,5 °C, wat redelijk goed overeenkomt met huidige schattingen. Dit getal wordt de klimaatgevoeligheid genoemd.[32]

Roet en deeltjes

Een andere antropogene factor die invloed heeft op het klimaat is de uitstoot van aerosolen. Dit zijn colloïdale deeltjes vaste stof of vloeistof in de lucht. Netto hebben deze deeltjes een afkoelend effect door verhoogde reflectie in de atmosfeer. Fijnstof en roet zijn voorbeelden van aerosolen uitgestoten door mensen. Aerosolen hebben een direct en indirect effect op het klimaat. Door hun reflecterende eigenschappen verhogen ze het vermogen van de atmosfeer om straling te weerkaatsen, ook wel de albedo genoemd. Dit leidt tot afkoeling. Daarnaast zijn sommige aerosolen condensatiekernen, zoals sulfaten, en zorgen ze voor verhoogde wolkvorming die ook langer kan aanhouden. De onzekerheid over beide effecten is substantieel zoals ook kan worden gezien in de grafiek over stralingsforcering. Door de korte levensduur van aerosolen in de atmosfeer zijn aerosolen niet homogeen verspreid over de atmosfeer: er zijn grote lokale verschillen.

Roet zorgt juist voor een afname van de albedo en daarmee opwarming, met name indien het terechtkomt op sneeuw.

De meeste deeltjes die onder deze categorie vallen, zijn na enkele weken tot enkele jaren weer uit de atmosfeer verdwenen. Hoe hoger de deeltjes zich in de atmosfeer bevinden, hoe langer het duurt voordat ze neerslaan.[33]

Invloed van de natuur

Elektromagnetische straling afkomstig van de Zon (rood), het aantal zonnevlekken (blauw) en de zonnevlamactiviteit (groen) zoals gemeten tussen 1975 en 2005. Drie zonnecycli worden getoond, die gemiddeld elf jaar duren.

Natuurlijke fluctuaties, in bijvoorbeeld de zonneactiviteit, kunnen de opwarming van de Aarde sinds 1900 niet verklaren.[34] Wanneer een grotere stralingsintensiteit van de Zon de belangrijkste aandrijver van de huidige temperatuurstijging zou zijn, zou zowel opwarming van de lage atmosfeer (de troposfeer) als de hogere atmosfeer (de stratosfeer) verwacht worden; er wordt echter alleen een stijging waargenomen in de troposfeer.[35] Dit patroon van opwarming is wel wat men verwacht bij een opwarming veroorzaakt door broeikasgassen. Sinds 1950 is het aantal zonnevlekken redelijk constant, en hoger dan in de twee eeuwen daarvoor. Deze zonnevlekken zijn een goede indicatie van de stralingsintensiteit van de Zon.[36] Ook directe metingen, die sinds 1978 gedaan worden, geven aan dat de stralingsintensiteit van de Zon niet is toegenomen, en dat toegenomen stralingsintensiteit dus geen verklaring kan zijn van de versnelde opwarming sindsdien.[37][38] Het aantal zonnevlekken correleert sinds 1950 redelijk met temperatuurfluctuaties die bovenop de stijgende trend zichtbaar zijn, maar in de eerste helft van de 20e eeuw is juist sprake van een anticorrelatie.[39]

Een andere hypothese over de invloed van de Zon betreft de gevolgen van kosmische straling.[40] Volgens deze hypothese zouden door straling geïoniseerde deeltjes bijdragen aan de vorming van condensatiekernen, deeltjes die wolkvorming bevorderen. De activiteit van de Zon bepaalt hoeveel kosmische straling de Aarde bereikt, en zou dus invloed hebben op de wolkvorming. Deze hypothese wordt op statistische gronden betwijfeld: slechts indien wordt uitgegaan van heel specifieke tijdreeksen, bestaat er een verband tussen wolkvorming en kosmische straling.[39][41] De eerste resultaten van het CLOUD-project bevestigen deze uitspraken: kosmische straling heeft geen significant effect op de vorming van een belangrijke groep aerosolen die als nucleatiekernen dienen, maar de invloed op de vorming van andere aerosolen is nog niet uit te sluiten.[42]

Overige natuurlijke bijdragen aan temperatuurschommelingen, zoals de uitstoot van aerosolen door vulkanisme en de cycli van Milanković werken voornamelijk op andere tijdschalen dan de opwarming van de Aarde. Hevige vulkaanuitbarstingen kunnen voor een afkoeling van de Aarde zorgen doordat aerosolen in de stratosfeer terechtkomen en zonlicht blokkeren. Deze aerosolen bevinden zich na de uitbarsting maximaal een paar jaar in de atmosfeer. De stand van de Aarde ten opzichte van de Zon varieert langzaam, wat over het algemeen een trage verandering van aardse temperaturen veroorzaakt. De emissies van CO2 door vulkanen zijn veel lager dan emissies veroorzaakt door mensen.[43]

Terugkoppelingen

Een simpel diagram van een terugkoppeling. P heeft invloed op Q, en Q invloed op P. Een verandering in P kan zo indirect worden versterkt (positieve terugkoppeling) of verzwakt (negatieve terugkoppeling).

Het klimaatsysteem kent een aantal terugkoppelingen. Een positieve terugkoppeling, of meekoppeling, versterkt de initiële opwarming. Een negatieve terugkoppeling, of tegenkoppeling, zorgt ervoor dat de initiële opwarming lager wordt. De concentratie broeikasgassen gecombineerd met het netto-effect van de terugkoppelingen bepaalt de klimaatgevoeligheid: de temperatuurverandering op Aarde door een verdubbeling in de concentraties broeikasgassen.

De sterkste terugkoppeling is de waterdampterugkoppeling: dit is een positieve terugkoppeling. Voor elke graad temperatuurstijging kan lucht ongeveer 7% meer waterdamp bevatten. Het versterkte broeikaseffect door waterdamp is sterker dan de directe invloed van CO2.[43] Een andere positieve terugkoppeling is het smelten van sneeuw en ijs bij hogere temperaturen. Hierdoor neemt de albedo van de Aarde af, met als gevolg dat er minder zonnestraling gereflecteerd wordt.

Veranderingen in de wolkenbedekking van de Aarde leiden waarschijnlijk tot een versnelde opwarming.[44] Wolken hebben een dubbel effect op de energiebalans van de Aarde. Aan de ene kant zorgen ze ervoor dat de albedo van de Aarde toeneemt en er meer licht wordt teruggekaatst naar de ruimte. Aan de andere kant zorgen ze ervoor dat warmte minder makkelijk kan ontsnappen. Hoe sterk beide effecten zijn hangt af van het type wolk en de hoogte van de wolken. De grootte van het effect is zeer onzeker (zie bijbehorende grafiek).[45]

Een belangrijke negatieve terugkoppeling komt voort uit de wet van Stefan-Boltzmann: bij een stijgende temperatuur zendt de Aarde meer straling uit. Op het moment is de koolstofcyclus een negatieve terugkoppeling voor de concentratie CO2: de oceanen en biomassa op het land nemen nu grote hoeveelheden CO2 op. Er zijn aanwijzingen dat de reservoirs minder koolstof op gaan nemen bij hogere temperaturen en wanneer ze verder verzadigd raken, met als gevolg dat een groter percentage van de nieuwe uitstoot in de atmosfeer achterblijft.[45]

Klimaatmodellen

Verschillende RCP-scenario's met projecties van concentraties CO2-equivalent, gebruikt door het IPCC in zijn vijfde rapport. De namen van de projecties RCP2.6, RCP4.5, RCP6.0 en RCP8.5 duiden op de stralingsforcering die in 2100 wordt verwacht.

Klimaatmodellen die behalve natuurlijke processen, zoals de variabele instraling van zonlicht, ook de effecten van de toegenomen concentraties broeikasgassen en aerosolen in de atmosfeer op het klimaat betrekken, geven een temperatuurstijging aan op termijnen van tientallen tot honderden jaren. Gebaseerd op deze modellen verwacht het IPCC voor de komende twee decennia een temperatuurstijging van ongeveer 0,2 °C per decennium, in alle onderzochte emissiescenario's. Zelfs als de concentraties broeikasgassen en aerosolen gelijk gebleven waren aan de niveaus van 2000, zou de temperatuur toenemen met ongeveer 0,1 °C per decennium. Bij deze kortetermijnverwachtingen worden een aantal aannames gedaan: variaties in zonnesterkte, vulkaanuitbarstingen en interne variabiliteit zorgen voor kortstondige extra afkoeling of opwarming.

Na 2030 lopen de temperatuurprojecties verder uiteen, afhankelijk van de hoeveelheid broeikasgasemissies. Bij een scenario waar vergaande mitigatie plaatsvindt komt de temperatuurstijging ten opzichte van de pre-industriële waarden in 2100 uit op 1,6 °C (0,9-2,3 °C). Bij een scenario met minder ambitieuze mitigatie wordt de opwarming geschat op 2,4 °C (1,7-3,2 °C). Twee scenario's geven een beeld over de opwarming van de Aarde zonder uitstootvermindering. Hierbij zal de temperatuur oplopen met 2,8 en 4,7 °C (2,0-5,4 °C) in 2100 ten opzichte van de pre-industriële waarden.[noot 3][44] Onderzoekers van het MIT publiceerden in 2009 modeluitkomsten die wijzen op een temperatuurstijging van 5,1 °C (3,5-7,4 °C) ten opzichte van 1990. Een van de oorzaken van de hogere temperatuurstijgingen dan die van het IPCC zijn de hogere broeikasgasemissies in de MIT-scenario's.[46]

Op mondiale en continentale schaal worden de waargenomen klimaatveranderingen, zoals veranderingen in neerslag en temperaturen, binnen redelijke onzekerheidsmarges gesimuleerd, maar op regionale schaal presteren de modellen minder goed. Om dit te verbeteren wordt vaak gebruikgemaakt van geneste modellen: modellen met een hogere resolutie worden in een model met een lagere resolutie gezet: de randen van dit model gebruiken dan de waarden (zoals luchtvochtigheid en temperatuur) uit het model met de lage resolutie.[47]

Dankzij modelberekingen weet men dat het patroon van opwarming anders is wanneer opwarming door broeikasgassen wordt veroorzaakt dan als het wordt veroorzaakt door vulkanen of zonnestraling. Een zo een uniek patroon is het kouder worden van de stratosfeer door broeikasgassen. Een ander patroon het verschil tussen zomer en winter, dat groter wordt als klimaatverandering door een toename van broeikasgassen komt. Onderzoek naar deze patronen is een sterk bewijs van menselijke invloed op het klimaat.[48]

De grootste onzekerheid bij het opstellen van klimaatmodellen is de dynamica van bewolking, welke voor een belangrijk deel verantwoordelijk is voor de grote spreiding in uitkomsten tussen modellen. Andere punten van verbetering zijn de simulatie van de waterkringloop en de koolstofcyclus op de lange termijn.[47][49]

Een aantal belangrijke factoren die op een tijdsschaal van millennia het klimaat bepalen zijn de afstand van de Aarde tot de zon en de hoek die de rotatieas van de Aarde maakt met het vlak waarin de Aarde om de Zon draait. Dit zijn mechanismes die afzonderlijk slechts kleine temperatuurschommelingen teweeg kunnen brengen, maar door positieve terugkoppelingen een groot effect op het klimaat kunnen hebben. In de jaren zeventig van de 20e eeuw waren enkele wetenschappers ervan overtuigd dat er een volgende ijstijd naderde, maar de meerderheid voorspelde toen al een netto opwarming.[50]

Kantelpunten

Wetenschappers waarschuwen ervoor dat belangrijke onderdelen van het aardsysteem zoals het Amazoneregenwoud of de Noordelijke IJszee in de nabije toekomst een kritieke drempel kunnen overschrijden: dergelijke kantelpunten of tipping points zouden dan leiden tot abrupte en onomkeerbare veranderingen in het klimaat van de Aarde.

Gevolgen

Klimatologische veranderingen

Bij verdere stijging van de gemiddelde temperatuur zal het smelten van gletsjers, kleine ijskappen, het (land)ijs op Antarctica en Groenland doorzetten, waardoor het zeeniveau stijgt. Een bijkomend gevolg van het smelten van ijs is een afname van de albedo, het vermogen van het oppervlak om zonlicht te weerkaatsen. Minder ijs betekent minder weerkaatsing en dus meer absorptie van zonlicht, met als gevolg een verdere toename van de temperatuurstijging. Dat draagt er in belangrijke mate toe bij dat de relatieve temperatuurstijging aan de polen het hoogst is.[44] Ten opzichte van 2000 stijgt het zeeniveau in 2030 zeer waarschijnlijk tussen de 9 en 18 cm, tussen de 15 en 38 cm in 2050 en tussen de 30 en 130 cm in 2100. In het geval uitstoot van broeikasgassen hoog blijft, is een stijging van 2,4 m in 2100 niet uit te sluiten.[51] Ter vergelijking, de zeespiegel steeg 1 à 2 millimeter per jaar over de 20e eeuw en 3 millimeter per jaar sinds 1992. De stijging van de zeespiegel heeft twee componenten: er komt smeltwater vanuit de ijskappen en de gletsjers in de oceaan terecht en het zeewater wordt warmer en zet daardoor uit.

Wanneer de temperatuur stijgt, neemt ook de verdamping van warm (zee)water toe, wat mondiaal gezien leidt tot meer neerslag. Bij de polen en in hoger gelegen gebieden valt die neerslag in de vorm van sneeuw, hetgeen de krimp van de ijskappen weer afremt.[44] Er zijn grote regionale verschillen in de effecten op de hoeveelheid neerslag: op sommige plaatsen zal het juist minder gaan regenen. Ook is het mogelijk dat de toename in verdamping van water groter is dan de neerslagtoename. Op een aantal plaatsen kan klimaatverandering leiden tot meer droogte, met als mogelijke gevolg meer kans op bosbranden en woestijnvorming. De kracht van de Golfstroom zal waarschijnlijk geleidelijk afnemen door zoet water van smeltende ijskappen. Dit kan in een uiterst geval juist een daling van de gemiddelde temperatuur voor West-Europa betekenen. Het precieze verloop hiervan is echter allerminst zeker en de scenario's hierover geven dan ook verschillende uitkomsten. Het KNMI verwacht geen grote effecten op de Golfstroom voor 2100, en geen afnemende temperaturen. Men verwacht over het algemeen wel een toename van extreme weersomstandigheden. Hoewel het onzeker is of temperatuurstijging ervoor zorgt dat orkanen vaker gaan voorkomen, blijkt uit simulaties en theoretische overwegingen wel consistent dat de intensiteit van tropische orkanen toeneemt in een warmere wereld.[52]

Veranderingen in het ecosysteem

De voorgenoemde veranderingen leiden tot aantasting van ecosystemen: klimaatverandering gaat samen met de verschuiving van klimaatzones naar hoger gelegen gebieden en richting de polen. Soorten die in koudere gebieden beter gedijen nemen in aantal af bij opwarming en soorten die warmere klimaten prefereren nemen in aantal toe. Wanneer de migratiesnelheid van soorten kleiner is dan de snelheid waarin de opwarming van de Aarde zich voltrekt, kunnen soorten zich niet goed aanpassen aan de veranderingen. Biomen, specifieke geografische gebieden met karakteristieke soorten, veranderen van plaats of van grootte.[53] Een groot deel van zowel soorten die op land leven als in het water, heeft een grotere kans op uitsterven, zeker wanneer de effecten van opwarming worden gecombineerd met andere impacts zoals habitatveranderingen, overexploitatie, vervuiling en invasieve soorten.[54] Koraalriffen zijn erg gevoelig voor stijgende temperaturen en zeewaterverzuring als gevolg van de toename van CO2 en dreigen op grote schaal af te sterven.[55] Bij een temperatuurstijging van 2 °C sterven ze bijna volledig uit, maar als we de temperatuurstijging tot 1,5 °C beperkt houden, blijft een klein deel van het koraalrif behouden.[1]

Gevolgen voor de mens

De productie van graan wordt beïnvloed door de opwarming van de Aarde. Op midden- en hoge hoogtegraad neemt de oogst bij geringe temperatuurstijgingen (1 of 2 °C) mogelijk toe, bij lage hoogtegraden zal de opbrengst afnemen bij elke temperatuurstijging.[56]

De opwarming van de Aarde zal in de 21e eeuw voor zeer grote groepen mensen negatieve gevolgen hebben. Te denken valt bijvoorbeeld aan overstromingen in kustgebieden en nabij rivieren, vermindering in de beschikbaarheid van drinkwater, toegenomen ondervoeding en impacts op de gezondheid. Hoewel de temperatuur zoals gezegd het snelst zal stijgen op de polen vanwege de verandering van de albedo, wordt verwacht dat de ecologische en sociale gevolgen het grootst zullen zijn in de tropen. Deze gebieden kennen van nature namelijk weinig klimaatvariatie tussen de seizoenen onderling, en krijgen daardoor te maken met een relatief grote temperatuurstijging. Bovendien bevinden veel ontwikkelingslanden zich in deze gebieden, waardoor adaptatie niet altijd betaalbaar zal zijn.[57]

Schattingen van de wereldwijde impact van klimaatverandering op de economische groei lopen ver uiteen.[58][59] Een aantal studies laat zien dat klimaatverandering nu al een negatief effect heeft op mondiale groeicijfers.[60][61] Economische schade zal lager zijn bij 1,5 °C dan bij 2 °C.[62] Landen in Azië en Afrika worden economisch het hardst geraakt door de negatieve gevolgen van klimaatverandering, voornamelijk als gevolg van hittestress en lagere landbouwproductiviteit.[63] Ook armere regio's worden harder getroffen dan rijkere regio's.[64][65] Bij het besluiten over economisch beleid moet er een afweging gemaakt worden tussen de negatieve gevolgen van klimaatverandering, de investeringskosten voor mitigatie en secundaire effecten, zoals verminderde luchtvervuiling.[62]

De landbouwproductiviteit gaat veranderen: een afname wordt verwacht in gebieden waar droogte door klimaatverandering toeneemt, zoals in het Midden-Oosten en India, en toename (bij matige klimaatverandering en mitigatie) in koudere gebieden door een verlenging van het groeiseizoen. Netto kan het positief of negatief uitvallen voor een lage temperatuurstijging, en wordt een afname verwacht bij hogere waarden (> 2 °C) van temperatuurstijging.[54]

Het smelten van ijs in verschillende gebieden heeft ook positieve effecten: er komen natuurlijke grondstoffen bij de polen vrij voor ontginning, zoals olie. De Noordwestelijke Doorvaart in Canada komt vrij, waardoor schepen aan de noordkant om het Amerikaanse continent kunnen varen.[66]

Effecten op de gezondheid

De veranderende hydrologische cyclus, zoals veranderingen in neerslag en het smelten van gletsjers, heeft invloed op de beschikbaarheid en kwaliteit van drinkwater. Het aantal mensen dat getroffen wordt door overstromingen zal mogelijk toenemen van 13 miljoen naar een kleine 100 miljoen per jaar, door de stijging van de zeespiegel. Laag liggende eilandstaten zoals de Maldiven en Tuvalu lopen het risico om onbewoonbaar te raken.[67] Mogelijk verhoogt de toegenomen schaarste ten gevolge van klimaatverandering de kans op conflicten. Migratiestromingen kunnen ook beïnvloed worden door voorgenoemde effecten.[54]

Infectieziekten zoals malaria en knokkelkoorts kunnen vaker voor gaan komen, doordat hun vectoren een groter leefgebied krijgen. Het risico op sterfte en ziekte door hitte, ondervoeding en bosbranden zal toenemen. In sommige landen zal de sterfte door koude afnemen.

Een internationale onderzoeksgroep volgt in The Lancet Countdown sedert 2015 de gezondheidseffecten van de klimaatopwarming. De groep waarschuwt voor verregaande risico’s, waarvan vooral kinderen en ouderen het slachtoffer dreigen te worden.[68]

Abrupte klimaatverandering

Enkele grote veranderingen in het klimaatsysteem zouden abrupt plaats kunnen vinden. Een voorbeeld hiervan is het ontsnappen van methaan uit permafrost of methaanhydraten uit de oceaan, wat als positieve terugkoppeling de temperatuurstijging zal versterken.[45][69] Over het algemeen is er nog veel onduidelijk over de onderliggende mechanismes die tot abrupte klimaatverandering kunnen leiden.[70] De waarschijnlijkheid van abrupte veranderingen lijkt klein te zijn.[69][71] Bij sterkere opwarming is er een grotere kans op abrupte veranderingen.

Nederland en België

Gemiddelde temperatuur in De Bilt tussen 1706 en 2017. Bron: KNMI
Deze barcode laat zien dat de warmste jaren zich concentreren in de laatste decennia.
Een verandering van de voorjaarstemperatuur beïnvloedt de gemiddelde datum van de vondst van het eerste kievitsei in Friesland.

Hoewel ontwikkelingslanden het meest kwetsbaar zijn, zullen ook Nederland en België te maken krijgen met de gevolgen van klimaatverandering. In Nederland is de opwarming sinds 1950 twee keer zo snel verlopen als het wereldwijde gemiddelde.[72] Naast hogere temperaturen en een stijgende zeespiegel zal Nederland te maken krijgen met nattere winters en hevigere hagel- en onweersbuien. Ook zal het aantal dagen met mist afnemen. Andere voorspelde veranderingen in het klimaat zijn afhankelijk van de verschillende scenario's die het KNMI hanteert: De G-scenario's (G van gematigd) gaan uit van 1,5 °C toename van de gemiddelde wereldtemperatuur in 2085 ten opzichte van 1990, en de W-scenario's (W van warm) van 3,5 °C. Klimaatmodellen laten zich niet eenduidig uit over de windrichting in het toekomstig klimaat in Noordwest-Europa. Sommige voorzien een verandering van de overheersende windrichting. Daarmee is rekening gehouden in de GH- en WH-scenario's. In deze 'H'-scenario's zijn de zomers droger en is de gemiddelde jaartemperatuur iets hoger.[73]

Gevolgen

Een toename van de hoeveelheid neerslag zal gevolgen hebben voor de rivieren. Rivieren in Nederland en België zullen mogelijk 's winters meer en 's zomers juist minder water afvoeren.[74] Om schade door overstromingen te voorkomen, wordt het ruimtegebruik daar op ingesteld. Daarnaast heeft de stijging van de zeespiegel gevolgen voor de kustbescherming. Door verzilting kan de landbouwproductie in de kuststreken achteruit gaan. De Waddenzee zal mogelijkerwijs niet meer grotendeels droog komen te liggen bij eb, wat verregaande gevolgen kan hebben voor het ecosysteem aldaar. Positieve gevolgen zullen er ook zijn, zoals een toename van de landbouwproductie door een verlengd groeiseizoen. Ook zal het aantal gunstige recreatiedagen toe kunnen nemen.[75]

Ecosystemen veranderen omdat door de veranderende externe omstandigheden bepaalde dier- en plantensoorten zich beter, of juist minder goed, kunnen handhaven. Een toename van uitheemse dier- en plantensoorten (exoten) valt te verwachten, voorbeelden hiervan zijn de eikenprocessierups en de wespenspin. Andere soorten uit zuidelijker streken rukken op en vestigen zich in Nederland, zoals de bijeneter, terwijl soorten die vroeger in Nederland overwinterden, zoals de bonte kraai, verdwijnen.[75]

Maatregelen

Er zijn verschillende mogelijkheden om schade door de opwarming van de Aarde te beperken. Men kan de oorzaak ervan aanpakken: mitigatie, en men kan zich aanpassen aan de gevolgen van de opwarming van de Aarde: adaptatie. Ook bestaat de mogelijkheid om grootschalig aan het klimaat te knutselen: geo-engineering.

Mitigatie

Een zonnepaneel gemonteerd op een hybride auto. Door het gebruik van zonne-energie is er minder brandstof nodig en stoot de auto minder broeikasgassen uit.

Klimaatmitigatie wordt gedefinieerd als een menselijke interventie om het vrijkomen van broeikasgassen uit bronnen te verminderen en de werking van zogenoemde putten te versterken. Met een put bedoelt men ieder proces, activiteit of mechanisme dat broeikasgassen, aerosolen, of wat daaraan voorafgaat, uit de atmosfeer haalt.[76] Voorbeelden van natuurlijke putten zijn de oceanen en bossen die door hun opname van warmte en CO2 als een natuurlijke hitte- en koolstofput kunnen dienen. De volgende maatregelen worden dus onder mitigatie geplaatst: het verminderen van energieverbruik door energiebesparende maatregelen te nemen, zoals het verminderen van consumptie en een verhoogde energie-efficiëntie; gebruik te maken van minder milieubelastende vormen van energie, zoals duurzame energie en kernenergie; en door CO2 direct bij verbranding van fossiele brandstoffen of biobrandstoffen op te vangen en op te slaan.[77] Het is niet helemaal duidelijk wanneer het versterken van putten onder mitigatie, en wanneer dit onder geo-engineering valt.[76]

Broeikasgasemissies (gemeten in CO2-equivalenten) stegen in de periode tussen 2000 en 2010 gemiddeld 2,2% per jaar, vergeleken met 1,3% per jaar in de periode 1970–2000.[78]

In november 2018 waarschuwden de Verenigde Naties in het jaarlijkse Emissions Gap Report dat een verdrievoudiging van de wereldwijde inspanningen nodig was om de opwarming van de Aarde te beperken tot 2,0 °C. Ook bleek dat in 2017 de CO2-uitstoot na enkele jaren stabiel te zijn geweest weer was toegenomen. De CO2-uitstoot moet in 2030 tussen de 25 en 50 procent zijn verminderd ten opzichte van 2017, om de opwarming beperkt te houden tot 2,0 °C respectievelijk 1,5 °C. Het VN-Milieuprogramma heeft gewaarschuwd dat het onmogelijk zal zijn om de opwarming onder de 2,0 °C te houden wanneer pas in 2030 serieuze uitstootvermindering plaatsvindt.[79]

De kans op het overschrijden van verschillende temperatuurstijgingen voor verschillende CO2-concentraties.

De kans op het overschrijden van temperatuurstijgingen van 2, 3, 4 en 5 °C onder verschillende equivalente CO2-concentraties. De data zijn ruwe indicaties, gebaseerd op het Stern review.[80]

Adaptatie

Een andere maatregel is adaptatie, wat wordt gedefinieerd als: "het proces van aanpassen aan huidige of verwachte klimaatverandering". In menselijke systemen houdt dit in dat schade wordt beperkt, en dat voordelen kunnen worden benut. In natuurlijke systemen kunnen mensen de veranderingen faciliteren. Een gerelateerde term is de adaptatiecapaciteit: de mogelijkheid van systemen, organisaties, mensen en andere organismes om zich aan te passen aan de opwarming van de Aarde.[81] Deze adaptatiecapaciteit kan onder andere verhoogd worden door betere socio-economische omstandigheden.

Er bestaat een relatie tussen mitigatie en adaptatie. Sommige adaptatiemaatregelen, zoals het inzetten van ventilatoren om gebouwen te koelen, werken tegen mitigatie in. Bij andere maatregelen, zoals koude-warmteopslag waarbij huizen in de zomer worden gekoeld en in de winter worden opgewarmd door in de grond opgeslagen water, werken mitigatie en adaptatie elkaar juist in de hand.[82]

Geo-engineering

Geo-engineering, ook wel klimaat-engineering genoemd, is het opzettelijk grootschalig aanpassen van het klimaat.[83] Er zijn twee categorieën te onderscheiden: management van zonnestraling en verwijdering van CO2 uit de lucht. Voorbeelden van beide zijn respectievelijk reflecterende sulfaatdeeltjes in de stratosfeer injecteren, en de Sahara vol planten met bomen. In 2014 verscheen er een onderzoek naar een aantal veel genoemde methodes en concludeerde dat alle ofwel ineffectief waren, ofwel zeer grote bijwerkingen hadden en bij abrupt stoppen tot grotere opwarming zouden leiden dan in het geval dat er geen geo-engineering had plaatsgevonden.[84]

Publieke discussie en bewustzijn

Percentage van de mensen dat in 2008 en 2009 dacht dat de opwarming van de Aarde alleen veroorzaakt wordt door menselijk handelen, per land. Van de onderzochte Europese landen, was het percentage in Nederland het laagst.

1980–2000

Het idee van een opwarmende Aarde verspreidde zich gedurende de jaren 80 richting het publiek domein. In 1981 had ongeveer een derde van de Amerikaanse bevolking gehoord over het broeikaseffect en had de krant New York Times voor het eerst een artikel over klimaatopwarming op haar eerste pagina. Op 8 december 1981 zond de Britse tv-zender ITV een voor die tijd baanbrekende documentaire uit over de klimaatverandering: “Warming Warning”. Clips uit de film werden in 2017 vrijgegeven.[85]

In 1988 nam het aantal artikelen in Amerikaanse kranten over klimaatopwarming met een factor tien toe in vergelijking met het jaar daarvoor. Voor veel milieuorganisaties werd de afname van broeikasgasuitstoot een van de topprioriteiten.[86]

21e eeuw

De publiciteit van het Protocol van Kyoto in 2005 bracht de opwarming van het klimaat naar een breder publiek debat. De film An Inconvenient Truth van Al Gore zorgde er in 2006 voor dat vrijwel iedere Amerikaan gehoord had over de opwarming van de Aarde.[87] Tegelijkertijd ontstond er een tegenbeweging vanuit bedrijven met economische belangen in de status quo, zoals oliebedrijven, tezamen met voornamelijk Amerikaanse conservatieve denktanks die de nadruk legden op de voordelen die klimaatverandering met zich mee brengt. Ook stellen deze organisaties dat vaak voorgestelde maatregelen tegen de opwarming van de Aarde meer schade aanrichten dan oplossen, bijvoorbeeld op economisch gebied.[88]

Ondanks de toegenomen belangstelling in de westerse wereld bleek in 2009 dat ongeveer een derde van de wereldbevolking zich nog steeds niet bewust was van de opwarming van de Aarde. In 2009 dacht in Europa een groter percentage van de bevolking dat de opwarming van de Aarde het gevolg is van menselijk handelen, dan in de Verenigde Staten.[89] Volgens Gallup-polls over 2007 en 2011 ziet 42% van de wereldbevolking de opwarming van de Aarde als een persoonlijke bedreiging.[90] In 2014 bleek uit onderzoek door Ipsos MORI dat in alle twintig onderzochte landen de meerderheid dacht dat de opwarming van de Aarde door menselijke activiteit wordt veroorzaakt en dat deze opwarming rampzalige gevolgen kan hebben voor het milieu.[91] In voornamelijk Engelstalige landen bleek de wetenschappelijke consensus het minst algemeen aanvaard te zijn.[92]

Controverse

De controverse rond de opwarming van de Aarde verwijst naar een verscheidenheid van geschillen, vooral uitgesproken in de populaire media door een klein aantal critici[93] over de oorzaken, gevolgen en oplossingen rond klimaatverandering. De betwiste kwesties omvatten de oorzaken van de toegenomen mondiale gemiddelde luchttemperatuur, vooral sinds het midden van de 20e eeuw, of deze opwarmingstrend ongekend is of binnen de normale klimaatschommelingen valt, of de mensheid aanzienlijk heeft bijgedragen, en of de stijging geheel of gedeeltelijk een artefact is van slechte metingen. Andere geschillen hebben betrekking op schattingen van de klimaatgevoeligheid, voorspellingen van extra opwarming, en wat de gevolgen van de opwarming van de Aarde zullen zijn. Slechts een zeer beperkt deel ervan is gepubliceerd in peer reviewed tijdschriften, wat erop duidt dat de wetenschappelijke waarde van de kritiek laag is.[94]

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat ongeveer 97% van de klimaatwetenschappers het ermee eens is dat het klimaat verandert en dat dit wordt veroorzaakt door de mens. De overige 3% publiceert gemiddeld minder en wordt als minder prominent beschouwd binnen de klimaatwetenschap.[95][96] Het percentage wetenschappers dat zegt dat de huidige klimaatverandering wordt veroorzaakt door de mens lijkt gegroeid te zijn in de periode 1991–2011.[97]

Uit meerdere onderzoeken[98] is intussen gebleken dat de olie- en energiesector zelf al meerdere decennia geleden goed op de hoogte was van de oorzaak van klimaatverandering. Desalniettemin verspreidden deze bedrijven informatie die de rol van de mens in twijfel trok of financierden anderen om dat te doen.

Gender en ongelijkheid

Onderzoek wijst uit dat wereldwijd vrouwen en armere bevolkingsgroepen zwaarder getroffen worden door de gevolgen van de opwarming.[99] Mede onder impuls van UN Women wordt dan ook aangedrongen op meer genderevenwicht in het klimaatbeleid.

Ook het verband van gender met klimaatscepsis en politiek conservatisme is onderzocht, en in sommige gevallen aangetoond. Een ander, meer extreem fenomeen is het verband tussen klimaatverandering en gendergerelateerd geweld, iets waaraan onder meer UNESCO reeds in 2016 aandacht aan besteedde.[100]

Acties en het ontstaan van een klimaatbeweging

Protest in Amsterdam, 20 september 2019

Sinds het begin van de 21e eeuw nam het sociale protest tegen klimaatverandering toe, waardoor men is gaan spreken van een klimaatbeweging. Waar de beweging zich in eerste instantie boog over een groot aantal thema's zoals veeteelt, industrie en de energietransitie is sinds 2008 het concept klimaatrechtvaardigheid centraal te komen staan. Dit slaat op het gegeven dat terwijl rijke landen over het algemeen het meest hebben bijgedragen aan het probleem van klimaatverandering, het de armere landen zijn die het gros van de kosten moeten dragen.[101]

Daarnaast zijn er een aantal themadagen gewijd aan (de gevolgen van) klimaatverandering. Een aantal bekende zijn Earth Hour, Dikketruiendag / Warmetruiendag en de Dag van de Aarde. In vele landen zijn jongeren ook op straat gekomen om te protesteren, omdat ze vinden dat er te weinig maatregelen worden genomen. De acties begonnen met de Zweedse Greta Thunberg in 2018, die met haar schoolstaking voor het klimaat internationaal navolging kreeg. In België startten de eerste acties van Youth for Climate op 10 januari 2019, op initiatief van Anuna De Wever en Kyra Gantois. In Nederland vinden er onder andere in Amsterdam sinds 2019 op onregelmatige vrijdagen protestmarsen plaats.

Klimaatnoodtoestand

Sedert 2016 oordeelde een toenemend aantal overheden, maar ook organisaties uit de burgermaatschappij en wetenschappers dat de situatie intussen een klimaatnoodtoestand was geworden. Verschillende landen, onder meer Bangladesh, Canada, Frankrijk en Portugal deden dat op nationaal niveau. Ook Paus Franciscus sloot zich hierbij aan, en het Europees Parlement nam op 28 november 2019 een resolutie in die zin aan.

Internationale afspraken

In 1992 werd in Rio de Janeiro het "Raamverdrag Klimaatverandering" van de Verenigde Naties gesloten, beter bekend als het Klimaatverdrag. De doelstelling van het verdrag is het stabiliseren van de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer op een zodanig niveau dat een gevaarlijke menselijke invloed op het klimaat wordt voorkomen.[102] Het Klimaatverdrag is met 196 landen bijna universeel geratificeerd.[103]

Protocol van Kyoto

Deelnemers (in groen) aan het Protocol van Kyoto in 2009.

Het Protocol van Kyoto werd in 1997 aangenomen als protocol bij het Klimaatverdrag. Industrielanden hebben afgesproken om de uitstoot van broeikasgassen in de periode 2008–2012 gemiddeld met vijf procent te verminderen ten opzichte van het niveau in 1990. Per land gelden andere verminderingspercentages. De vermindering geldt voor de broeikasgassen koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4), lachgas (N2O) en een aantal fluorverbindingen zoals HFK's, PFK's en zwavelhexafluoride.

Op 16 februari 2005 trad het Protocol van Kyoto officieel in werking. De Verenigde Staten hebben het Protocol van Kyoto wel ondertekend, maar niet geratificeerd, en hoefden zich er dus niet aan te houden. Landen als China en India doen wel mee, maar het protocol heeft voor ontwikkelingslanden geen verplichting tot uitstootvermindering.

In mei 2007, in de aanloop naar de 33e jaarlijkse conferentie van de G8, onderschreven alle nationale academies van wetenschappen van de G8+5-landen dat landen gezamenlijk maatregelen moeten treffen tegen klimaatverandering.[104] In 2012 werd op de COP18 in Doha besloten het Protocol van Kyoto aan te passen en te verlengen tot 2020. Deze wijziging is nog niet in werking getreden.

Klimaatconferenties en tweegradendoelstelling

In 2009 vond de Klimaatconferentie Kopenhagen 2009 plaats, waar het Akkoord van Kopenhagen gesloten werd.[105] Hoewel de conferentie algemeen als een mislukking wordt beschouwd, kwam men wel overeen dat het voorkomen van 'gevaarlijke menselijke invloed op het klimaat' concreet betekent dat de Aarde niet meer dan twee graden mag opwarmen.[106] Dit kwam overeen met de toenmalige wetenschappelijke kennis over de gevaren van klimaatverandering. Hierboven wordt de kans op ernstige problemen substantieel, zoals het smelten van de ijskap op Groenland, tekorten aan water voor honderden miljoenen en een aantasting van de mondiale voedselproductie. Om de kans dat de temperatuur meer dan 2 °C stijgt onder de 50% te houden, moet de CO2-equivalente concentraties (gemeten inclusief aerosolen) onder de 450 ppmv blijven.[107] In de huidige situatie compenseert de afkoelende werking van aerosolen ruwweg voor het opwarmend effect van andere broeikasgassen dan CO2, en zijn de CO2-concentratie en de CO2-equivalente concentratie ongeveer gelijk.

Voor de onderhandelingen in Parijs in 2015, kwam een rapport uit waarin werd gesteld dat de tweegradendoelstelling gebaseerd is op foutieve aannames. In plaats daarvan moest de temperatuurstijging worden beperkt tot 1,5 °C om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen.[7] Het VN-Milieuprogramma en het Internationaal Energieagentschap gaven in 2018 onafhankelijk van elkaar aan dat de huidige inspanningen onvoldoende zijn om het doel van minder dan 1,5 °C of zelfs 2 °C opwarming te halen, maar dat het nog steeds mogelijk was de opwarming tot deze temperatuurstijgingen te beperken door "een politieke en economische omslag te maken die geen precedent kent".[108][109]

Akkoord van Parijs

In 2015 werd het Akkoord van Parijs, een bindend akkoord, gesloten met alle leden van de VN met als doel klimaatverandering te beperken tot ver onder de twee graden. Dit akkoord is net als het Protocol van Kyoto een uitwerking van het Klimaatverdrag. Het stelt een procedure vast om elke vijf jaar met ambitieuzere plannen te komen en deze elke vijf jaar op een uniforme manier te evalueren. Alleen de procedure om de plannen op te stellen en evalueren is legaal bindend, de plannen om uitstoot te verminderen zelf niet.[110] Ook werd opnieuw vastgesteld dat ontwikkelingslanden financieel moeten worden ondersteund.[110][111] De afspraken van Parijs werden verder uitgewerkt in Bonn (2017) en Katowice (2018).

Beleid op continentaal en nationaal niveau

De Europese Unie heeft afgesproken de uitstoot met 40% te verminderen in 2030 ten opzichte van 1990. Het doel voor 2020 van 20% vermindering werd al in 2014 behaald.[112][113] Een van de middelen die ze hiervoor gebruikt is het handelssysteem in uitstootrechten.[114]

Met de economische groei in opkomende economieën in met name Zuidoost-Azië, zoals China en India, bestaat er anderzijds een toenemende vraag naar energie. Aangezien het merendeel van de energieproductie niet duurzaam is, is het mogelijk dat de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen toe blijft nemen ondanks dat andere landen verminderde CO2-uitstoot bewerkstelligen. Politiek gezien is de situatie ook zeer lastig doordat de uitstoot per hoofd van de bevolking in China nog altijd bijna twee keer zo laag ligt als in Nederland.[115]

Zie ook

Literatuur

Overzichtsliteratuur

Noten

  1. Dit verwijst naar: AR4 Climate Change 2007: Synthesis Report — IPCC.
  2. "Extremely likely" (hier vertaald als "buitengewoon waarschijnlijk") is gedefinieerd als een waarschijnlijkheid van 95-100% (p. 4, voetnoot 2).
  3. Dit zijn de scenario's die overeenkomen met RCP2.6, RCP4.5, RCP6.0 en RCP8.5, zoals te zien is in de bijbehorende grafiek.

Referenties

  1. (en) Masson-Delmotte, V. et al, Summary for policymakers. In: Global warming of 1.5°C. An IPCC Special Report on the impacts of global warming of 1.5°C above pre-industrial levels and related global greenhouse gas emission pathways, in the context of strengthening the global response to the threat of climate change, sustainable development, and efforts to eradicate poverty. www.ipcc.ch. Intergovernmental Panel on Climate Change Gearchiveerd op 5 december 2018.
  2. Fünfter Sachstandsbericht des IPCC Teilbericht 1 (Wissenschaftliche Grundlagen), 2013 Online, pdf
  3. The Royal Society (2014): '6. Climate is always changing. Why is climate change of concern now?'
  4. IPCC WG2 Summary for Policymakers in Climate Change 2014: Impacts, Adaptation and Vulnerability
  5. IPCC: klimaat mag in geen geval meer dan 1,5 graden opwarmen. duurzaamnieuws.nl (9 oktober 2018). Geraadpleegd op 9 oktober 2018.
  6. Cruciale aanname blijkt onjuist: aarde mag niet 2 maar 1 graad warmer worden. de Volkskrant (27 november 2015). Geraadpleegd op 29 november 2015.
  7. Report on the structured expert dialogue on the 2013–2015. UNFCCC
  8. (en) Kennedy, J.J., et al. (2010) . How do we know the world has warmed? in: 2. Global Climate, in: State of the Climate in 2009. Bulletin of the American Meteorological Society 91 (7) .
  9. Michael P.B., O'Gorman, P. A. (2013) . Land–Ocean Warming Contrast over a Wide Range of Climates: Convective Quasi-Equilibrium Theory and Idealized Simulations. Journal of Climate 26: 4000–4016 .
  10. Oerlemans, J. (2005) . Extracting a climate signal from 169 glacier records.. Science 308: 675–677 .
  11. IPCC WG1 Summary for Policymakers, Observed Changes in the Climate System., in IPCC AR5 Climate Change 2013: The Physical Science Basis 2013.
  12. Solomon et al., Technical Summary: Table TS.4, p. 52, in IPCC AR4 WG1 2007
  13. (en) Wuebbles, D.J; D.W. Fahey, K.A. Hibbard, B. DeAngelo, S. Doherty, K. Hayhoe, R. Horton, J.P. Kossin, P.C. Taylor, A.M. Waple, and C.P. Weaver, 2017, Executive summary. In: Climate Science Special Report: Fourth National Climate Assessment, Volume. U.S. Global Change Research Program, Washington, DC, USA. DOI:10.7930/J0DJ5CTG.
  14. Cuffey, K.M. & Paterson, W.S.B., The physics of glaciers, 4th edition. Elsevier Amsterdam (2010), p. 578-580.
  15. A. J. Cook and D. G. Vaughan. Overview of areal changes of the ice shelves on the Antarctic Peninsula over the past 50 years. The Cryosphere Discussions 3 (2): 579-630 .
  16. (en) US EPA, Climate Impacts on Ecosystems. 19january2017snapshot.epa.gov. Geraadpleegd op 29 december 2018.
  17. (en) Burrows, Michael T., David S. Schoeman, Lauren B. Buckley, Pippa Moore, Elvira S. Poloczanska, Keith M. Brander, Chris Brown, John F. Bruno, Carlos M. Duarte, Benjamin S. Halpern, Johnna Holding, Carrie V. Kappel, Wolfgang Kiessling, Mary I. O, Connor, John M. Pandolfi, Camille Parmesan, Franklin B. Schwing, William J. Sydeman, Anthony J. Richardson, 2011. The Pace of Shifting Climate in Marine and Terrestrial Ecosystems. Science 334.
  18. N.G. Loeb, J. M. Lyman, G.C. Johnson, R.P. Allan, D.R. Doelling, T. Wong, B.J. Soden & G.L. Stephens (2012) . Observed changes in top-of-the-atmosphere radiation and upper-ocean heating consistent within uncertainty. Nature Geoscience 5: 110–113 .
  19. (en) Sévellec, Florian, Sybren Drijfhout, 2018. A novel probabilistic forecast system predicting anomalously warm 2018-2022 reinforcing the long-term global warming trend. Nature Communications 9.
  20. (en) Medhaug, Iselin, Martin B. Stolpe, Erich M. Fischer & Reto Knutti, 2017. Reconciling controversies about the ‘global warming hiatus’. Nature 545.
  21. P. Brohan, J.J. Kennedy, I. Harris, S.F.B. Tett & P.D. Jones (2006) . Uncertainty estimates in regional and global observed temperature changes: A new data set from 1850. Journal of geophysical research 111 (D12) .
  22. NASA Finds 2011 Ninth Warmest Year on Record National Aeronautics and Space Administration/Goddard Institute for Space Studies, 19 januari 2012
  23. Committee on Surface Temperature Reconstructions for the Last 2,000 Years, National Research Council. (2006) "Summary." Surface Temperature Reconstructions for the Last 2,000 Years. Washington, DC: The National Academies Press
  24. IPCC SYR Section 2. Causes of change in Summary for Policymakers, in IPCC AR4 SYR 2007.
  25. Opwarming aarde helemaal niet gestopt begin deze eeuw. NRC Handelsblad (4 juni 2015). Geraadpleegd op 5 juni 2015.
  26. KNMI Broeikaseffect. KNMI. Geraadpleegd op 2 december 2018.
  27. Aantasting van de ozonlaag: oorzaken en effecten. Compendium van de Leefomgeving. Geraadpleegd op 2 december 2018.
  28. D. Lüthi, M. Le Floch, B. Bereiter, T. Blunier, J. Barnola, U. Siegenthaler, D. Raynaud, (...) T.F. Stocker (2008) . High-resolution carbon dioxide concentration record 650,000–800,000 years before present. Nature 453: 379-382 .
  29. D. Archer (2005) . Fate of fossil fuel CO2 in geologic time. Journal of Geophysical Research 110 (C9): C09S05.1–6 .
  30. IPCC WG1 Chapter 6: Carbon and Other Biogeochemical Cycles in Climate Change 2013: The Physical Science Basis
  31. Weart S.R., The discovery of global warming. American Institute of Physics (2008). ISBN 0-674-03189-X.
  32. Carbon Dioxide and Climate: A Scientific Assessment (1979). The National Academies Press ISBN 9780309119115
  33. D.J. Jacob, Introduction to Atmospheric Chemistry. Princeton University Press (1999), CHAPTER 8. AEROSOLS”.
  34. Lockwood, M. & Frohlich, C. (2007) . Recent oppositely directed trends in solar climate forcings and the global mean surface air temperature. Proceedings of the Royal Society A 463: 2447-2460 .
  35. Hegerl et al., Chapter 9: Understanding and Attributing Climate Change, Frequently Asked Question 9.2: Can the Warming of the 20th century be Explained by Natural Variability?, in IPCC AR4 WG1 2007.
  36. de Jager, C. Versteegh, G.J.M. en van Dorland, R. (2006). Zongedreven klimaatveranderingen: een wetenschappelijke verkenning (WAB), KNMI & NIOZ.
  37. Krivova, N., and Solanki, S., Solar Total and Spectral Irradiance: Modelling and a possible impact on Climate Proc. ISCS 2003, ESA SP-535
  38. US NRC (2008) . Understanding and responding to climate change: Highlights of National Academies Reports, 2008 edition, produced by the US National Research Council (US NRC) (National Academy of Sciences: Washington, D.C., USA). Gearchiveerd van origineel op 20 augustus 2010.
  39. Schiermeier, Q. (2007) . No solar hiding place for greenhouse sceptics. Nature 448 (7149): 8-9 .
  40. Marsh, N. D., and H. Svensmark (2003) . Galactic cosmic ray and El Niño – Southern Oscillation trends in International Satellite Cloud Climatology Project D2 Low Cloud Properties. Journal of Geophysical Research 108 (D6): 6-11 .
  41. Sun, B., and R.S. Bradley (2004) . Reply to comment by N.D. Marsh and H. Svensmark on "solar influences on cosmic rays and cloud formation: a reassessment". Journal of Geophysical Research 109: 1-4 .
  42. CERN's CLOUD experiment shines new light on climate change. CERN press office (6 oktober 2013). Geraadpleegd op 7 juli 2014.
  43. IPCC WG1, Chapter 8: Anthropogenic and Natural Radiative Forcing in IPCC AR5 Climate Change 2013: The physcial Science Basis.
  44. IPCC WG1 Technical Summary in Climate Change 2013: The Physical Science Basis
  45. Booth, B., Climate feedbacks. Met Office (10 oktober 2016). Geraadpleegd op 01 januari 2018.
  46. Sokolov et al. (2009) . Probabilistic Forecast for Twenty-First-Century Climate Based on Uncertainties in Emissions (Without Policy) and Climate Parameters (inclusief Corrigendium). American Meteorological Society: Journal of Climate 22: 5175-5204 .
  47. IPCC WG1 Chapter 9: Evaluation of Climate Models. In: Climate Change 2013: The Physical Science Basis.
  48. (en) Santer, D., Stephen Po-Chedley, Mark D. Zelinka, Ivana Cvijanovic, Céline Bonfils, Paul J. Durack1, Qiang Fu, Jeffrey Kiehl, Carl Mears, Jeffrey Painter, Giuliana Pallotta, Susan Solomon, Frank J. Wentz, Cheng-Zhi Zou, 2018. Human influence on the seasonal cycle of tropospheric temperature. Science 20.
  49. Pier, S., Verstoorde wolken in een opwarmend klimaat. KNMI (22 oktober 2010).
  50. Peterson, T.C., Connolley, W.M. & Fleck, J. (2008) . The Myth of the 1970s Global Cooling Scientific Consensus. Bulletin of the American Meteorological Society 89: 1325-1337 .
  51. (en) Fourth National Climate Assessment. Chapter 12: Sea level rise. CSSR (2017).
  52. (en) Fourth National Climate Assessment, Volume 1. Chapter 9. CSSR (2017).
  53. IPCC WG2 Chapter 4: Ecosystem, their properties, goods and services in Climate Change 2007: Impacts, Adaptation and Vulnerability.
  54. IPCC WG2 Technical Summary in Climate Change 2014: Impacts, Adaptation, and Vulnerability
  55. Eakin, C.M., Kleypas, J. & Hoegh-Guldberg O., 1a. Global Climate Change and Coral Reefs: Rising Temperatures, Acidification and the Need for Resilient Reefs. International Coral Reef Initiative (2008).
  56. National Research Council. Climate Stabilization Targets: Emissions, Concentrations, and Impacts over Decades to Millennia. Washington, DC: The National Academies Press, 2011. Figuur 5.1
  57. Mora, C., Frazier A. G., Longman R. J., Dacks R. S., Walton M.M., Tong E.J., Sanchez J.J., (...) Giambelluca, T.W. (2013) . The projected timing of climate departure from recent variability. Nature 502: 183–187 .
  58. Jamet, S. & Corfee-Morlot, J. (2009) Assessing the Impacts of Climate Change: A Literature Review. OECD Economics Department Working Papers 691. OECD.
  59. (en) Stern, Nicholas, 2016. Economics: Current climate models are grossly misleading. Nature 530.
  60. (en) Carleton, Tamma A., Solomon M. Hsiang, 2016. Social and economic impacts of climate. Science 353.
  61. (en) Harvey, Fiona. "Climate change is already damaging global economy, report finds", 26 september 2012. Geraadpleegd op 31 december 2018.
  62. (en) Hoegh-Guldberg; D. Jacob, M. Taylor, M. Bindi, S. Brown, I (...), Impacts of 1.5°C global warming on natural and human system in Global warming of 1.5°C. Chapter Box 3.6 | Economic Damages from Climate Change. (2018). Geraadpleegd op 31 december 2018.
  63. (en) OECD, The economic Consequences of Climate Change. OECD Publishing, Parijs (2015).
  64. (en) Moore, Fraces, Delavane B. Diaz, 2015. Temperature impacts on economic growth warrant stringent mitigation policy. Nature Climate Change 5.
  65. (en) Keith Wade; Marcus Jennings, The impact of climate change on the global economy. Schroders (2016).
  66. Jogalekar, A., Climate change might open up Northwest Passage to shipping by the middle of the century. Scientific American (6 maart 2013). Geraadpleegd op 4 juli 2014.
  67. Park, S., Climate change and the risk of statelessness. United Nations High Commisioner for Refugees (2011).
  68. Klimaat raakt straks kinderen van nu: ‘Als we niets doen, komt er een tsunami van gezondheidsproblemen op ons af’. De Morgen (14 november 2019). Geraadpleegd op 17 november 2019.
  69. Clark, P.U., et al., Abrupt Climate Change. A Report by the U.S. Climate Change Science Program and the Subcommittee on Global Change Research. U.S. Geological Survey, Reston, Virginia, USA (2008), “Executive Summary”., pp. 1–7. Report website
  70. US National Research Council (2010) . Advancing the Science of Climate Change: Report in Brief (National Academies Press: Washington, D.C., USA)., p. 3. PDF of Report
  71. IPCC WG1 Chapter 12: Long-term Climate Change: Projections, Commitments and Irreversibility, in Climate Change 2013: The Physical Science Basis.
  72. KNMI: De toestand van het klimaat in Nederland 2008.
  73. KNMI'14-klimaatscenario's: Scenario's samengevat. KNMI. Geraadpleegd op 26 juni 2014.
  74. Climat :: Impact op het weer. klimaat.be, de Belgische federale site voor een betrouwbare informatie over klimaatverandering. Geraadpleegd op 8 juli 2014.
  75. Ligtvoet,W., van Minnen, J.G. van Bree, L. & de Hollander, G. (2012). Effecten van klimaatverandering in Nederland: 2012 PBL
  76. IPCC WG1, Annex III: Glossary. In Climate Change 2013: The Physical Science Basis.
  77. O. Edenhofer et al. (ed.), IPCC, 2014: Summary for Policymakers. In: Climate Change 2014: Mitigation of Climate Change. Contribution of Working Group III to the Fifth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change. Cambridge University Press, Cambridge, United Kingdom and New York, NY, USA
  78. IPCC WG3, Summary for Policymakers, Trends in stocks and flows of greenhouse gases and their drivers, p. 6, in Climate Change 2014: Mitigation of Climate Change.
  79. Belia Heilbron, VN: om klimaatverdrag te halen moeten inspanningen verdrievoudigd. NRC Handelsblad (27 november 2018). Geraadpleegd op 29 november 2018.
  80. Nicholas Stern, Stern Review on the Economics of Climate Change. Cambridge University Press, Cambridge (2007). ISBN 9780521700801.
  81. IPCC WG2 Glossary In: Climate Change 2014: Impacts, Adaptation, and Vulnerability.
  82. Rijksoverheid (2011) 8. Relatie tussen adaptatie en mitigatie in Klimaatwijzer: GPS voor een klimaatwijze inrichting van Nederland
  83. Royal Society, Geoengineering the Climate: Science, Governance and Uncertainty (PDF) (september 2009). ISBN 978-0-85403-773-5.
  84. David P. Keller, Ellias Y. Feng & Andreas Oschlies (2014) . Potential climate engineering effectiveness and side effects during a high carbon dioxide-emission scenario. Nature Communications 5 .
  85. The 1981 TV documentary that warned about global warming (2 mei 2017). Geraadpleegd op 30 december 2017.
  86. Weart S.R., The Discovery of Global Warming: The Public and Climate Change (cont.— since 1980). American Institute of Physics, februari 2014.
  87. The Science and Politics of Global Warming. Skeptoid #309, 8 mei 2012
  88. McCright, A.M. & Dunlap, R.E. (2000) . Challenging Global Warming as a Social Problem: An Analysis of the Conservative Movement's Counter-Claims. Social Problems 47 (4): 499-522 .
  89. Pelham, B.W., Awareness, Opinions About Global Warming Vary Worldwide. Gallup World (22 april 2009). Geraadpleegd op 7 juli 2014.
  90. Pugliese, A., Fewer Americans, Europeans View Global Warming as a Threat. Gallup World (20 april 2011). Geraadpleegd op 7 juli 2014.
  91. Environment. Ipsos MORI, Global Trends 2014. Bekeken op 28 juli 2014
  92. Chris Mooney, The Strange Relationship Between Global Warming Denial and...Speaking English. MotherJones.com (22 juli 2014).
  93. Boykoff, M.; Boykoff, J. (2004) . Balance as bias: global warming and the US prestige press.. Global Environmental Change Part A 14 (2): 125–136 .
  94. Oreskes, N.; Conway, E.. Merchants of Doubt: How a Handful of Scientists Obscured the Truth on Issues from Tobacco Smoke to Global Warming (first ed.). Bloomsbury Press. ISBN 978-1-59691-610-4.
  95. Anderegg, W.R.L., Prall, J.W., Harold, J. & Schneider, S.H. (2010) . Expert credibility in climate change. Proceedings of the Natural Academy of Sciences of the U.S.A. 107 (27): 12107–9 .
  96. Cook, John, Naomi Oreskes, Peter T Doran, William R L Anderegg, Bart Verheggen, Ed W Maibach, J Stuart Carlton, Stephan Lewandowsky, Andrew G Skuce, Sarah A Green, 2016. Consensus on consensus: a synthesis of consensus estimates on human-caused global warming. Environmental research letters 11.
  97. Cook J., Nuccitelli, D., Green, S.A., Richardson M, Winkler, B., Painting, R., Way, Jacobs, P. & Skuce, A. (2013) . Expert credibility in climate change. Environ. Res. Lett. 8 (2) .
  98. (en) New Evidence Reveals Fossil Fuel Industry Funded Cutting-Edge Climate Science Research Dating Back to 1950s. Union of Concerned Scientists (13 april 2016). Geraadpleegd op 9 augustus 2018.
  99. Internationale vrouwendag: wat klimaatverandering en ongelijkheid tussen mannen en vrouwen met elkaar te maken hebben. Milieudefensie (7 maart 2019). Geraadpleegd op 14 december 2019.
  100. Klimaatverandering wakkert geweld tegen vrouwen aan (25 november 2016). Geraadpleegd op 14 december 2019.
  101. (en) Matthias Dietz, Heiko Garrelts, Routledge Handbook of the Climate Change Movement. Routledge (2014), 366.
  102. (nl) Klimaat.be :: VN-Klimaatverdrag. www.klimaat.be. Geraadpleegd op 1 januari 2019.
  103. (en) Status of Ratification of the Convention. United Nation Climate Change. Geraadpleegd op 19 december 2018.
  104. Joint science academies' statement on growth and responsibility: sustainability, energy efficiency and climate protection
  105. A brief history of climate change. BBC News (20 september 2013). Geraadpleegd op 16 maart 2014.
  106. Centre for Climate and Energy Solutions, COP 15 Copenhagen. Geraadpleegd op 2 december 2018.
  107. Australian government, Climate Change Authority (2014). Chapter 3: A global emissions budget for 2 degrees or less in Reducing Australia's Greenhouse Gas Emissions— Targets and Progress Review final Report
  108. (en) VN Milieuprogramma, Emissions Gap Report 2018 (2018). Geraadpleegd op 2 december 2018.
  109. (en) International Energy Agency, World Energy Outlook 2018 (2018).
  110. (en) The Paris Agreement: Summary. Climate Focus Client Brief on the Paris Agreement III. climatefocus.com (december 2015).
  111. Christoph Schmidt, Historisch klimaatakkoord Parijs is een feit. Trouw (12 december 2015). Geraadpleegd op 14 december 2015.
  112. (en) EU climate action - Klimaat - European Commission. Klimaat - European Commission (23 november 2016). Geraadpleegd op 30 november 2018.
  113. (en) Greenhouse gas emission statistics - emission inventories. Eurostat (juni 2018). Geraadpleegd op 30 december 2018.
  114. The EU Emission Trading System. European Commission (2 juli 2014). Geraadpleegd op 7 juli 2014.
  115. United Nations Millennium Development Goals Indicators.
Zie de categorie Global warming van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

Dit artikel is op 2 oktober 2014 in deze versie opgenomen in de etalage.
Algemeen:broeikasgas · klimaatverandering · systeem Aarde · koolstofdioxide · stikstofoxiden · methaan
Fenomenen:verwoestijning · zeespiegelstijging · kantelpunten in het klimaat · klimaatvluchteling · terugtrekking van gletsjers sinds 1850 · waterschaarste · global dimming · gat in de ozonlaag · massa-extinctie
Internationaal overleg:Akkoord van Kopenhagen · Akkoord van Parijs · Desertificatieverdrag · Europees systeem voor emissiehandel · Forests Now Declaration · Green Climate Fund · Intergovernmental Panel on Climate Change · Klimaatconferentie Kopenhagen 2009 · Klimaatconferentie van Lima 2014 (COP-20) · Klimaatconferentie van Parijs 2015 (COP-21) · Klimaatconferentie van Marrakesh 2016 (COP-22) · Klimaatconferentie van Bonn 2017 (COP-23) · Klimaatconferentie van Katowice 2018 (COP24) · Klimaatconferentie van Madrid 2019 (COP25) · Klimaatverdrag (UNFCCC) · Kyoto-protocol
Maatregelen:klimaatadaptatie · bebossing · BECCS · CO2-afvang en -opslag · CO2-belasting · duurzame ontwikkeling · emissiehandel · energiebesparing · energietransitie · geo-engineering · Green New Deal · klimaatneutraal · klimaatrechtspraak · klimaatwet · koolstofput · klimaatmitigatie · zonnestralingsbeheer
Metingen:Hockeystickcurve · Keelingcurve · Mauna Loa Observatorium · Ny-Ålesund · State of the Climate · Temperatuurstijging in het noordpoolgebied · Wereld Meteorologische Organisatie
Onderzoek:Algemeen circulatiemodel (ACM, GCM) · Climate Change Performance Index · Climate Action Tracker · Gaia-hypothese · IPCC-rapport 2014 · Lijst van klimaatwetenschappers · Planetaire grenzen · RCP scenario's · Stern Review · Tellus Institute
Overheidsprogramma's:Deltaprogramma‎ · Energieakkoord voor duurzame groei · Energiebox · Green New Deal · Klimaatbos · Klimaatnoodtoestand · Nationaal emissieplafond · Nederlandse Emissieautoriteit · Sigmaplan
Opinie en controverse:Climategate · Controverse over de opwarming van de Aarde · Koch Industries
Sociale actie & media:An Inconvenient Truth · Dikketruiendag / Warmetruiendag · Earth Hour · Energy Survival · Klimaatactivist in de politiek (boek) · Klimaatrechtvaardigheid · Klimaatvisualisatie · Live Earth · pooljaar (2007-2009) · Vleesloze dag · Klimaatbeweging · Schoolstaking voor het klimaat · Greta Thunberg · Anuna De Wever
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.