Ong Khan

Ong Khan (11??-1203) was de eigenlijke titel voor Toghrul Khan, de christelijke heerser van de Keiraïten en de vader of oom van de nestoriaanse Sorghaghtani Beki. Hij was meer dan twintig jaar de 'rituele vader' en heer van Temujin (later Djenghis Khan) en kwam door diens optreden om het leven. Sorghaghtani Beki werd de echtgenote van Djenghis Khans zoon Tolui en moeder van Mongke, Hulagu, Koeblai en Ariq Boke.

Dzjengis Khan en Ong Khan. Illustratie uit de Jami' al-tawarikh van de Perzische historicus Rashid al-Din

Volgens Willem van Ruysbroeck was hij de vader van Sorghaghtani Beki, die door Dzjenghis Khan uitgehuwelijkt werd aan Tolui. Van Ruysbroeck identificeerde Ong Khan echter ook met de broer van priester Johannes.

Stammenstrijd

De Keiraïten leefden ten noorden van de Gobi woestijn. Ten westen van hen woonden de Naimanen onder Tayang Khan, ten oosten de Tataren onder Altan Khan en in het noorden de Merkieten. De Tataren waren vazallen van de Jurchen van Noord-China onder de Gouden Khan. De Mongolen vormden een kleine versplinterde clan, terwijl de Keiraïten verenigd en sterk waren.

Christendom

De Keiraïten en Naimanen waren enige eeuwen eerder tot het christendom bekeerd door missionarissen van de Assyrische Kerk van het Oosten. Ze hadden geen kloosters of kerken, zeiden af te stammen van de apostel Thomas en steunden op rondreizende monniken. Aangezien hij zieken genas en de dood overwon, oefende Jezus een sterke fascinatie uit op de nomaden. Hij werd door hen als een machtige sjamaan beschouwd en het kruis was bij hen heilig als symbool van de vier windstreken. Als rondreizende stammen hadden ze overeenkomsten met de oude nomadische, Hebreeuwse volken. Daarbij aten ze vlees, in tegenstelling tot de vegetarische boeddhisten en dronken ze sterke drank, wat bij de moslims verboden was. Ong Khan was de christelijke koning van de Keiraïten. De Mongolen waren animisten en sjamanisten en vereerden de Eeuwige Blauwe Hemel en de God Berg Burkhan Khaldun.

Later werd het christendom belangrijk bij de Mongolen, omdat Ogodei net als zijn drie broers christelijke vrouwen tot echtgenote namen, toen ze de Keiraïten en Naimanen hadden overwonnen. De naam Jezus, Yesu, klonk als het Mongoolse woord voor '9', hun heilige getal en als de naam van Dzjenghis Khans vader Yesugei, de stamvader van de hele dynastie.

Biografie

Machtsovername

Hij was de anda van Yesükhei, de vader van Dzjenghis Khan. Zijn band met Yesükhei zorgde ervoor dat hij een belangrijke bondgenoot was tijdens diens zoons oorlogen om de macht in Mongolië. Yesükhei had Ong Khan geholpen bij diens machtsovername. Ong Khan doodde zijn oom, de Gur-Khan (opperste leider) en diens broers.

Rituele vader van Temujin

Hij aanvaardde Temujin als een soort stiefzoon, toen deze hém het huwelijksgeschenk van zijn jonge bruid, een zwarte bontmantel, van Borte's ouders aan Temujins ouders, aanbood. Als zijn 'zoon' had Temujin nu recht op Ong Khans bescherming. Toen de Merkiden Temujins bruid ontvoerden, begon de Ong Khan een campagne tegen hen, samen met Jamuka van de Jadaran clan. De Merkiden werden verslagen en Temujin vond zijn vrouw Borte terug. Temujin en Jamuka waren rivalen om de khan te worden van de Mongolen. Temujin had lange tijd Ong Khans voorkeur. Hij wilde de twee tegen elkaar uitspelen om ze zwak en onder eigen controle te houden.

Overwinning op de Tataren

Ong Khan riep de hulp van Temujin in om, op verzoek van de Jurched, in de winter van 1196 de rijkere Tataren aan te vallen. De titel Ong Khan kreeg Toghrul Khan na het samen met Temujin overwinnen van de Tatar, uit handen van de Chinezen.

Toen Jamaku in 1201, gesteund door de Tayichiud, de titel van Gur-Khan opeiste, bestreden Ong khan en Temujin hem samen. Temujin versloeg de Tayichiud, die hem dertig jaar eerder gevangen hadden gehouden. De familie die hem toen hielp ontsnappen kon hij nu belonen. Jamuka wist aan Ong Khans leger te ontsnappen. In 1202 stuurde Ong Khan opnieuw Temujin er op uit om de Tataren, die een veel grotere reputatie genoten dan de Mongolen, te plunderen. Veel Tartaren werden door de Mongolen opgenomen, zodat vanaf dat moment Mongolen en Tataren wel synoniemen werden. Temujin nam de Tataarse zusters Yesugen en Yesui tot vrouw.

Temujins huwelijksaanzoek

Toen Jamuka en Dzjenghis Khan, toen nog Temujin geheten, elkaar bestreden, koos Ong Khan echter na enige tijd de kant van Jamuka. Dat gebeurde nadat Temujin in 1203 de hand van Ong Khans dochter had gevraagd voor zijn oudste zoon Jochi. Marco Polo vergiste zich toen hij schreef dat Dzjengis Khan voor zichzelf om haar hand had gevraagd. Door zijn vraag wilde Temujin weten of Ong Khan hem als zijn mogelijke opvolger zag. Ong Khans biologische zoon Senggum, had weinig talent en geen eigen volgelingen.

Ong Khan reageerde woedend en zou gezegd hebben, dat hij zijn dochter nog liever in de vlammen zou werpen, dan haar met Temujins familie te laten trouwen. Temujin werd als een vazal en niet als een gelijke beschouwd door de aristocratische Keraïtische koninklijke familie. Door de afwijzing van het huwelijksvoorstel werd hij de vijand van Dzjenghis Khan en werden zijn banden met de clan van Yesükhei voorgoed verbroken. Ong Khan deed alsof hij terugkwam op zijn afwijzing en Temujin werd uitgenodigd voor de huwelijksceremonie om de families te verbinden, maar op een afstand van een dag rijden van het koninklijke hof, werd Temujin geïnformeerd dat het een valstrik was van de man die al meer dan twintig jaar zijn 'rituele vader' was. Temujin vluchtte naar het oosten, achtervolgd door de Keiraïten, tot hij nog maar met 19 volgelingen overbleef. Ze wisten te overleven door een paard te villen en het vlees in zijn eigen huid met gloeiende stenen te koken. Daarna maakten ze het plan om Temujins leger te hergroeperen en Ong Khans 'gouden ger' te omsingelen. Ong Khan werd verrast door de aanval, hij dacht voorgoed van Temujin af te zijn. Nu moest hij vluchten. Zijn zoon, die naar het zuiden uitweek, kwam om van dorst. Jamuka en Ong Khan vluchtten naar het westen.

Overlijden

In 1203 werd Ong Khan gedood door Naimanen die hem niet herkenden. De grenswacht zou in de eenzame reiziger niet de gevierde krijgsheer van weleer hebben herkend en de koningin zou zijn hoofd in de tent hebben bewaard en aan hem geofferd hebben. Toen haar man Tayang Khan binnenkwam, zou hij in paniek het hoofd hebben stuk geschopt, nadat het naar hem zou hebben gelachen.

Presbyter Johannes

Volgens Marco Polo's Il Milione (63-67, eind 13e eeuw) was Presbyter Johannes de heer van de Tataren. Zij woonden eerst in Ciorcia (Oost-Mandsjoerije), maar werden door hun heer, toen ze in aantal toenamen, over een aantal landstreken verdeeld. Ontevreden Tataren kwamen in opstand, trokken naar het noorden en betaalden hem geen schatting meer. Ze kozen in 1187 Dzjengis Khan tot koning en in korte tijd veroverde hij acht provincies. In 1200 liet hij Presbyter Johannes weten dat hij met diens dochter wilde trouwen. Presbyter Johannes was beledigd en noemde Dzjengis Khan 'verrader van zijn heer'. Toen brachten de twee leiders hun legers samen in de vlakte van Tiandezhun (een provincie ten noorden van de Chinese Muur. Presbyter Johannes werd gedood en verloor die dag zijn hele grondgebied.

Misschien was Presbyter Johannes het Mongoolse stamhoofd Togrul, met de titel Onqan (eventueel een verbastering van Johannes). Hij zou een nestoriaans christelijke priester-koning van de Keiraïten zijn geweest.[1]

Priester Johan

Volgens Wolfram von Eschenbachs Parzival (begin 13e eeuw) was Priester Johan de zoon van Feirefiz, Parzivals halfbroer en Repanse de Schoye, de graaldraagster. Feirefiz was de zoon van Gahmuret en de Moorse Belacane, koningin van Zazamanc. De Anschevin Gahmuret had niet de paus, maar de baruc van Baldac (kalief van Bagdad) in het Midden-Oosten gediend. Na zijn doop huwde Feirefiz met Repanse de Schoye en ze vertrokken samen naar het Oosten. 'Later baarde zij in India een zoon die Johan heette. 'Priester Johan' noemde men hem, en sinds die tijd heeft men de koningen daar altijd die naam gegeven. In India liet Feirefiz geschriften verbreiden door heel het land over het christelijk leven, dat daar voorheen niet erg bloeide. Wij noemen dat land hier India, ginds heet het Tribalibot.'[2]

Literatuur

  • Weatherford, J. (2004), Genghis Khan, and the Making of the Modern World, Broadway Books, New York, ISBN 0609809644, p.27-60,135

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.