Maria Overlander

Maria Overlander van Purmerland (Amsterdam, 24 juni 1603 - 27 januari 1678) was vrijvrouwe van de vrije en hoge heerlijkheid van Purmerland en Ilpendam.

Maria Overlander van Purmerland
Maria Overlander in 1630, in de Stedelijk Museum Prinsenhof te Delft
Vrijvrouwe van Purmerland en Ilpendam
Periode1636/1655 - 1678 (tussen 1636 en 1655 samen met haar man Frans Banning Cocq)
VoorgangerFrans Banning Cocq
OpvolgerCatharina Hooft en Jacob de Graeff
VaderVolckert Overlander
MoederGeertruid Hooft

Maria Overlander werd geboren als dochter van Volckert Overlander en Geertruid Hooft. Het geslacht Overlander behoorde tot de Amsterdamse regentenklasse. Haar vader werd in 1620 door Jacobus I van Engeland tot ridder verheven. Op 27-jarige leeftijd huwde Maria met Frans Banninck Cocq. Haar door een onbekende schilder geschilderd huwelijksportret bevindt zich in het Stedelijk Museum Prinsenhof te Delft. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. Het echtpaar bewoonde het grachtenpand De Dolphijn, en het slot Ilpenstein. Maria Overlanders grafkapel bevindt zich in de Oude kerk te Amsterdam.

Jan Vos dichtte over Maria het vers Mevrouw Maria Overlander, Gemaalin van den Eed. Heer Burgermeester Kok:

Dus toont Maria zich, door 't maalen der penseelen. Begeert gy d'eedle deugdt, het loffelyk verstandt, En 't liefelyk gemoedt, drie goddelyke deelen, Die zy omhelst, te zien? zoo zoekt van Purmerlandt In geen vergulde lyst: maar by haar huisgenooten. De gaaven worden in geen schildery beslooten.[1]

Maria Overlander werd voor een fiscaal vermogen van 87.000 gulden aangeslagen. Haar opvolgers als heren van Purmerland en Ilpendam waren haar nicht Catharina Hooft en haar neef Jacob de Graeff.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.