Ludwig Wittgenstein

Ludwig Josef Johann Wittgenstein (Wenen, 26 april 1889Cambridge, 29 april 1951) was een Oostenrijks-Britse filosoof. Hij heeft veel bijgedragen aan de taalfilosofie en aan de grondslagen van de logica. Hij leverde ook bijdragen aan de filosofie van de wiskunde en de filosofie van de geest. Hij wordt gezien als een pionier in de analytische filosofie en geldt als een van de grootste filosofen van de twintigste eeuw. Zijn late werk wordt daarnaast verbonden met de school van de Ordinary language philosophy. Zijn oudere broer was de pianist Paul Wittgenstein.

Ludwig Wittgenstein
Ludwig Wittgenstein
Persoonsgegevens
NaamLudwig Wittgenstein
GeborenWenen, 26 april 1889
OverledenCambridge, 29 april 1951
Land Oostenrijk  Verenigd Koninkrijk
FunctieFilosoof
Oriënterende gegevens
StromingAnalytische filosofie
Beïnvloed doorGottlob Frege, Johann Wolfgang Goethe, Søren Kierkegaard, G. E. Moore, Oswald Spengler, Ludwig Boltzmann, Karl Kraus, Adolf Loos, Piero Sraffa, Otto Weininger, Bertrand Russell, Arthur Schopenhauer, Baruch Spinoza, Leo Tolstoy, Heinrich Hertz, Ernst Mach, Moritz Schlick, Freud, Fritz Mauthner, L.E.J. Brouwer
BeïnvloeddeBertrand Russell, G.E. Moore, Frank Ramsey, Wiener Kreis, Rudolf Carnap, Hans Reichenbach, Moritz Schlick, Alan Turing, G.E.M. Anscombe, Gilbert Ryle, John Wisdom, Saul Kripke, Daniel Dennett, John Searle, Hans Sluga, Peter Hacker, Stephen Toulmin, Richard Rorty, Jean-François Lyotard
Handtekening
Portaal    Filosofie

Levensloop

Wittgenstein was het jongste kind van een Oostenrijkse industrieel, Karl Wittgenstein, die aan het hoofd stond van een van de rijkste families van het land, toen nog de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie.[1] Omdat Ludwig Wittgenstein niet de vereiste vooropleiding had voor het Weense gymnasium, hij had immers privéles gehad aan huis, stuurde zijn vader hem naar een Realschule in Linz (waar overigens ook Adolf Hitler op zat, en wel een klas lager). Hij werd opgeleid tot werktuigbouwkundig ingenieur en onderzocht en verbeterde een tijdje het ontwerp van vliegtuigen. Door zijn ingenieursstudie kwam hij in aanraking met problemen die de grondslagen betroffen van de wiskunde. Deze problematiek bracht hem in contact met Gottlob Frege (een van de grondleggers van de formele logica) en later met de wereldberoemde Bertrand Russell, die filosoof was te Cambridge. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog meldde hij zich als vrijwilliger voor het Duits-Oostenrijkse leger. Hij had een boekje van Tolstoj over de evangeliën in zijn rugzak. Hij maakte aan het front aantekeningen waaruit later de Tractatus Logico-Philosophicus zou groeien.

Wittgenstein hield in sommige periodes van zijn leven dagboeken bij en voerde uitgebreide correspondentie met allerlei mensen. Die schriftelijke bronnen werden belangrijk bij de interpretatie van zijn filosofie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte Wittgenstein als ambulancebroeder en in een medisch onderzoekslaboratorium. Na de oorlog keerde hij terug naar Cambridge waar hij Elizabeth Anscombe doceerde, maar in 1947 gaf Wittgenstein zijn leerstoel op. Hij overleed in 1951 als gevolg van kanker.

Wittgenstein heeft in zijn filosofische ontwikkeling een belangrijke ommezwaai gemaakt, zozeer zelfs dat men spreekt van Wittgenstein I en Wittgenstein II, al staat dat onderscheid uiteraard ook ter discussie.

Wittgenstein I

Wittgensteins aantekeningen uit 1914

Het eerste hoofdwerk van Wittgenstein I is de Tractatus Logico-Philosophicus over de relatie tussen taal, denken en werkelijkheid. Dit werk verscheen in 1921/1922 en werd als onbegrijpelijk en onverkoopbaar ervaren. Het boek werd in de Wiener Kreis zeer populair en leverde Wittgenstein uiteindelijk de doctorstitel op. Bertrand Russell, met wie Wittgenstein in die tijd een zeer goed contact had, heeft zich voor de uitgave ervan ingespannen en een voorwoord bij het boek geschreven – waarover Wittgenstein trouwens totaal niet tevreden was. De Tractatus – vernoemd naar Spinoza's Tractatus theologico-politicus – bestaat uit een serie genummerde stellingen. Het handelt over de taal ten opzichte van het domein van de kennis, ethiek, esthetiek en religie. Volgens Wittgenstein I bestaat zinvol taalgebruik uit taal over 'verifieerbare zaken', oftewel empirisch waarneembare verschijnselen (hierin volgt hij zijn voorbeeld Augustinus, wiens werk hij later sterk zal bekritiseren).

Echter, volgens Wittgenstein I zijn er ook zaken waarover geen zinvol taalgebruik bestaat, verschijnselen die niet met taal te beschrijven zijn. Het gaat hier om zaken als religie, esthetiek, ethiek en mystiek. Hierover zegt hij: "Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen." (Duits: Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen.). Dat men hierover 'moet' zwijgen is een constatering en geen gebod (dat in het Duits met "sollen" weergegeven wordt). Wittgenstein vond deze zaken zelf niet onzinnig, maar elke bewering erover was dat noodzakelijkerwijs wel. Volgens Wittgenstein I ging de Tractatus overigens ook over haar eigen grenzen heen, met het gevaar zelf ook niet-zinvolle taal te zijn. Om juist dit inzicht te bereiken heeft de Tractatus als 'ladder' gefungeerd - daarna kan de ladder worden weggegooid. Deze vergelijking nam Wittgenstein over van Schopenhauer.

Wittgenstein dacht dat hij met de Tractatus alle problemen van de filosofie had opgelost. Onder andere daarom stopte hij met filosofie. Hij schonk zijn fortuin aan zijn zuster (die was zelf toch al schatrijk en kon dus niet in negatieve zin worden beïnvloed door het geld) en werd een paar jaar onderwijzer op een lagere school en ook even tuinman in een klooster – waar hij een intrede heeft overwogen. Van 1926 tot 1928 werkte hij mee als architect aan een huis voor een van zijn zusters.

Wittgenstein II

In 1929 keerde hij terug tot de filosofie. Hij werd hoogleraar in Cambridge. In 1953 verscheen postuum het tweede hoofdwerk Filosofische onderzoekingen (Philosophische Untersuchungen), eigenlijk een verzameling van notities die Wittgenstein jaren had gepoogd voor te bereiden voor uitgave, iets waarin hij wegens doorgedreven perfectionisme nooit geslaagd was. De lessen die hij aan zijn studenten dicteerde en andere notities zijn postuum uitgegeven als Het Blauwe en het Bruine Boek.

Critici zijn het er nog niet over eens of het een radicale ommekeer is in Wittgensteins denken, of een evolutie van zijn gedachten uit de Tractatus. Wittgenstein is gaandeweg tot de conclusie gekomen dat taal te complex is om de wereld in een één-op-één-verhouding te beschrijven. Zo is het onmogelijk om bijvoorbeeld een minachtend zuchten binnen het taalsysteem een duidelijke plaats te geven. In plaats daarvan spreekt hij van taalspelen. De verschillende taalspelen zijn toepasbaar op verschillende situaties, waarbij telkens een "familiegelijkenis" optreedt. Hoewel er voor elke situatie specifieke kenmerken zijn vast te stellen, zijn niet alle kenmerken toepasbaar op alle situaties, zoals leden van eenzelfde familie op elkaar lijken, zonder dat ze precies dezelfde gelaatstrekken hebben.

Het is met deze nieuwe visie van taal dat hij veel invloed uitoefende op andere filosofen, voornamelijk in de Ordinary language philosophy. Een bekend criticus van deze latere Wittgensteiniaanse filosofie was de filosoof en antropoloog Ernest Gellner, voornamelijk in zijn boek Words and Things (1959).

Wittgensteins filosofie in het Nederlands

In Nederland werd het denken van Wittgenstein verder onder de aandacht gebracht door de schrijver W.F. Hermans, die het pamflet Wittgenstein in de mode (1967) schreef, en de Tractatus vertaalde (1975); niet geheel tot genoegen van vakfilosofen.

Andere werken van Wittgenstein die in het Nederlands zijn verschenen:

  • Over zekerheid (Über Gewißheit), vertaald door Sybe Terwee (Meppel: Boom, 1977)
  • Colleges over ethiek, esthetica, psychologie en religieus geloof (Wittgenstein's Lectures on Ethics en Lectures and Conversations on Aesthetics, Psychology and Religious Belief), vert. Henriët Plantenga (Meppel: Boom, 1979)
  • Losse opmerkingen (Vermischte Bemerkungen, in het Engels verschenen als Culture and Value), een keuze uit het nalatenschap door G.H. von Wright, vertaald door Willem de Ruiter en Wim Stange (Baarn: Wereldvenster, 1979)
  • Opmerkingen over de kleuren (Bemerkungen über die Farben), vert. Paul Wijdeveld (Amsterdam: Tabula, 1982)
  • Filosofische onderzoekingen (Philosophische Untersuchungen), vert. Maarten Derksen en Sybe Terwee (Amsterdam: Boom, 1992)
  • Knipsels (Zettel), vert. Wilfred Oranje (Amsterdam: Boom, 1995)
  • Het blauwe en het bruine boek (The Blue and Brown Books), vert. Wilfred Oranje (Amsterdam: Boom, 1996)
  • Filosofische beschouwingen: over ethiek, esthetica, psychoanalyse, geloof en antropologie (Lectures and Conversations on Aesthetics, Psychology, and Religious Belief, Lecture on Ethics en Bemerkungen über Frazers Golden Bough), vert. Wilfred Oranje (Amsterdam: Boom, 1998)
  • Denkbewegingen: Dagboeken 1930-1932/1936-1937 (Denkbewegungen), vert. Wilfred Oranje (Amsterdam: Boom, 2000)

Noten

  1. Een uitgebreide biografie van Wittgenstein werd geschreven door Ray Monk, en verscheen in 1991 onder de titel The Duty of Genius, in het Nederlands vertaald als Het heilige moeten.
Zie de categorie Ludwig Wittgenstein van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.