Lofzang van Zacharias
Het Benedictus of Lofzang van Zacharias is een hymne die Zacharias uitspreekt als hij na de geboorte van zijn zoon, Johannes de Doper weer kan spreken. De tekst van dit lied staat in het evangelie van Lucas 1,68-79.
Het lied heet in het Latijn Canticum Zachariæ. Dit gezang wordt gerekend tot de Bijbelse cantieken. De Lofzang van Zacharias wordt in het getijdengebed gezongen tijdens de Lauden, zoals het Magnificat wordt gezongen tijdens de Vespers.
De lofzang is tevens opgenomen in het boek Oden.
Latijn (Vulgata)
Latijnse tekst | Nederlandse vertaling |
---|---|
Benedictus Dominus Deus Israel |
Gezegend zij de Heer de God van Israel<br> |
Nederlands (Nieuwe Bijbelvertaling)
‘Geprezen zij de Heer, de God van Israël,
hij heeft zich om zijn volk bekommerd en het verlost.
Een reddende kracht heeft hij voor ons opgewekt
uit het huis van David, zijn dienaar,
zoals hij van oudsher heeft beloofd bij monde van zijn heilige profeten:
bevrijd zouden we worden van onze vijanden,
gered uit de greep van allen die ons haten.
Zo toont hij zich barmhartig jegens onze voorouders
en herinnert hij zich zijn heilig verbond:
de eed die hij gezworen had aan Abraham, onze vader,
dat wij, ontkomen aan onze vijanden,
hem zonder angst zouden dienen, toegewijd en oprecht,
altijd levend in zijn nabijheid.
En jij, kind, jij zult genoemd worden: profeet van de Allerhoogste,
want voor de Heer zul je uit gaan om de weg voor hem gereed te maken,
en om zijn volk bekend te maken met hun redding
door de vergeving van hun zonden.
Dankzij de liefdevolle barmhartigheid van onze God
zal het stralende licht uit de hemel over ons opgaan
en verschijnen aan allen die leven in duisternis
en verkeren in de schaduw van de dood,
zodat we onze voeten kunnen zetten op de weg van de vrede.’
Nederlands (Naardense Bijbel)
‘gezegend de Heer, Israëls God:
hij heeft zijn volk bezocht
en het verlossing bereid;
hij heeft een hoorn van heil
voor ons doen verrijzen
in het huis van David, zijn dienaar,-
zoals hij heeft gesproken
door de mond van zijn heiligen,
de profeten van eeuwigheid af:
bevrijding van onze vijanden
van de hand van al wie ons haten,
om de ontferming
over onze vaderen te betonen,
te gedenken zijn heilig verbond,-
de eed die hij heeft gezworen
aan Abraham, onze vader:
het ons te geven om zonder vrees,
aan de hand van vijanden ontrukt,
hem dienstbaar te zijn,
in heiligheid en gerechtigheid
voor zijn aanschijn
in al onze dagen!-
en jij, kleine jongen, zult profeet van de
Allerhoogste worden genoemd,
want je zult uitgaan
voor het aanschijn van de Heer
om te bereiden wegen voor hem
door kennis van heil te
schenken aan zijn volk
in de vergeving van hun zonden;
het is door het innige ontfermen
van onze God
dat uit den hoge naar ons komt omzien
de opgaande zon,
en gaat schijnen voor wie neerzitten
in duisternis en schaduw des doods,-
om onze voeten te richten
op de weg van de vrede!