Leger van de Islam

Het Leger van de Islam was een militaire eenheid die werd opgezet op bevel van de Ottomaanse minister van Oorlog Enver Pasja (1881-1922) vanuit zijn ideaal van het panturkisme. In tegenstelling tot de rest van het door Turken gedomineerde leger, die een groot aantal Duitse officieren had die in de praktijk veel zaken regelden, bestond deze eenheid volledig uit moslims, van wie het grootste deel Turks sprak. De grootte lag tussen de 14.000 en 25.000 man. Het doel van deze eenheid was het veroveren van nieuwe gebieden voor het Ottomaanse Rijk in de Zuidelijke Kaukasus.

Ottomaanse artillerie beschiet Bakoe

Er werd met opzet geen Duitse officieren toegelaten tot dit leger. Tegen het einde van 1917 had Enver Pasja namelijk geconcludeerd dat de Duitsers en de Turken geen gezamenlijke doelen meer hadden toen het Russische Rijk eenmaal was ingestort. Dit gevoel werd bevestigd door de voorwaarden van de Vrede van Brest-Litovsk, die zeer gunstig waren voor de Duitsers. Het idee was dat dit Leger van de Islam alleen naar Pasja zou luisteren en niet naar de Duitsers.

Het leger marcheerde zonder veel tegenstand door de Democratische republiek Armenië en de Democratische Republiek Azerbeidzjan (beide kortstondige staten die bestonden tussen het uiteenvallen van het Russische Rijk en het ontstaan van de Sovjet-Unie). De Britten stuurden daarop een kleine militaire eenheid onder het bevel van generaal Lionel Charles Dunsterville naar de stad Bakoe, die daar aankwam rond 4 augustus 1918. Een maand later trok dit Britse leger zich echter terug toen het geconfronteerd werd met een veel groter Ottomaans leger. Tegen het einde van de oorlog, gebaseerd op de wapenstilstand van 30 oktober 1918, en de politieke val van Enver Pasja, viel het Leger van de Islam snel uiteen.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.