Lambert Adriaan van Tetterode

Van Tetterode volgde zijn muziekstudie in zijn geboorteplaats Amsterdam. Hij kreeg onder meer les van Leonard J. van Loenen (piano) en Gustaaf Adolf Heinze (harmonieën).

Van Tetterode werkte op een handelskantoor in Amsterdam tot hij in 1883 besloot om zich geheel aan de muziek te wijden. Van Tetterode legde zich vooral toe op het componeren van liederen, maar schreef ook werken voor koor en piano. Hij bewerkte tevens oud-Nederlandse volksliederen, die onder andere verschenen in Coers Liederboek.

Onder de talrijke liedjes en pianowerken zijn meer bekende werken Pastorale, Weemoed en hope, De Amsterdamse jongen en Vogelnestje. Een groot aantal liederen verscheen in de bundel Kun je nog zingen, zing dan mee (1906), samengesteld door Jan Veldkamp en Klaas de Boer. Op 5 juni 1911 speelde het Concertgebouworkest zijn Suite voor strijkorkest.

Voor zijn werk werd Van Tetterode meerdere malen bekroond door de Nederlandse Toonkunstenaars Vereniging, waarvan hij ook 25 jaar voorzitter was. In 1928 werd hij ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag gehuldigd met een concert in het gebouw van de Vrije Gemeente te Amsterdam. Daarbij werd een programma uitgevoerd dat uitsluitend was samengesteld met werk van Van Tetterode, onder leiding van pianist Anton Tierie en met sopraan Jo Vincent.

Op de begrafenis van Van Tetterode op dinsdag 10 maart 1931 op de Nieuwe Oosterbegraafplaats te Amsterdam waren vertegenwoordigers van de Koninklijke Nederlandse Toonkunstenaars Vereniging, de Koninklijke Vereniging van het Nederlandse Lied (P.J. Meertens) en de vereniging Buma en diverse musici aanwezig.