Ladderrecht

Het ladderrecht (ook steigerrecht genoemd) is in het Belgisch goederenrecht een erfdienstbaarheid waarbij een eigenaar van een niet-gemene muur of haag het recht heeft om een naburig erf met een ladder of stelling te betreden voor het herstellen of onderhouden van zulke niet-gemene muur of haag.[1]

In het het Nederlandse burenrecht wordt het ladderrecht ruimer opgevat, daar het recht er algemener geldt voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van een onroerende zaak, terwijl in België dit recht enkel geldt voor het herstellen of onderhouden van een niet-gemene muur of haag.

België

In het Belgisch goederenrecht is het ladderrecht een niet-wederkerige wettelijke erfdienstbaarheid waarbij een eigenaar van een niet-gemene muur of haag het recht heeft om een naburig erf met een ladder of stelling te betreden voor herstellen of onderhouden van zulke niet-gemene muur of haag.[2] Het ladderrecht is geregeld in artikel 31 van het Veldwetboek (Veldw.).

De eigenaar van een niet-gemene levende haag of een niet-gemene muur is gerechtigd het erf van zijn nabuur eventueel met een ladder of stelling te betreden om de haag te korten, te snoeien, het snoeisel weg te halen, de muur te herstellen of te onderhouden (art. 31 Veldw.). Voorwaarde is wel dit gebeurt buiten de tijd dat de vruchten te velde staan. Het woord 'veld' wordt ruim opgevat: niet enkel velden, maar ook bebouwde gronden komen in aanmerking.[3]

Als het erf van de nabuur afgesloten is, moet men overgang vragen. De nabuur kan de plaats daarvoor naar zijn keuze aanwijzen. Als de nabuur weigert hierop in te gaan, moet het erf betreden op de minst beschadigbare plaats en behoudens vergoeding van de veroorzaakte schade (art. 31 Veldw.).

Het ladderrecht kan men niet inroepen om nieuwe constructies op te richten en bestaat dus niet ten behoeve van nieuwbouw.[4] Het mag evenmin worden ingeroepen voor bijvoorbeeld het plaatsen van reclamepanelen tegen een gevel. Deze werkzaamheden zijn immers geen onderhoudswerken. Het onredelijk inroepen van het ladderrecht kan als rechtsmisbruik worden beschouwd.

Nederland

In Nederland wordt van de term 'steigerrecht' gezegd dat deze uit de wet is verdwenen in 1992, het jaar van de invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek in Nederland. Het recht bestaat echter nog altijd, ook na de invoering van dit wetboek. De wetsbepaling werd toen echter ruimer opgezet. Het recht maakt onderdeel uit van het Nederlandse burenrecht, dat de rechten en verplichtingen regelt tussen naburige erven.[5] In de praktijk wordt ook van het 'ladderrecht' gesproken.

Aanvankelijk werd in de wet het volgende artikel opgenomen (art. 699 Oud BW): "Wanneer het tot reparatie van eenig gebouw noodzakelijk is om op grond van den nabuur eenig steigerwerk te plaatsen, of daarover te gaan, om bouwstoffen aan te brengen, is de eigenaar van dien grond verpligt zulks te dulden, behoudens schadeloosstelling, indien daartoe gronden zijn".

Sinds 1992 is in de wet het volgende opgenomen (art. 5:56 BW): "Wanneer het voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van een onroerende zaak noodzakelijk is om van een andere onroerende zaak tijdelijk gebruik te maken, is de eigenaar van deze zaak gehouden dit na behoorlijke kennisgeving en tegen schadeloosstelling toe te staan, tenzij er voor deze eigenaar gewichtige redenen bestaan dit gebruik te weigeren of tot een later tijdstip te doen uitstellen".

Deze bepaling ziet niet alleen op het plaatsen van ladders, steigers en bouwliften, doch tevens op verdergaande vormen van gebruik, zoals het aanvoeren van bouwmaterialen, het stutten van muren, de verlening van doortocht en de aanleg van een bouwweg, zelfs indien er daartoe bouwwerken zouden moeten worden verplaatst. [6][7]

Naar de letter van de wet zijn er de volgende verschillen tussen de oude en nieuwe wettelijke regeling:

  • in de oude wet sprak men uitsluitend van een gebouw, in de nieuwe wet spreekt men van iedere onroerende zaak. Het kan ook een stuk grond of water betreffen;
  • in de oude wet werd uitdrukkelijk van steiger gesproken, de nieuwe wet spreekt veel ruimer over een gebruik maken van;
  • in de oude wet werd nog niet de eis gesteld dat er tevoren een aankondiging moest plaatsvinden: dit zal in de praktijk echter toch wel regel zijn geweest;
  • in de oude wet werd de eis gesteld dat het om een reparatie van een gebouw moest gaan, dit is in de nieuwe wet niet overgenomen.

Er wordt niet vereist dat het om eigenaren van aangrenzende erven moet gaan: naburigheid is voldoende. Dit betekent dat de erven is elkaars buurt of nabijheid liggen. De wet regelt niet uitdrukkelijk de situatie waarbij een eigenaar van een erf (onroerende zaak, gebouw) gebruik wil maken van een naburig erf om daarover via de lucht bijvoorbeeld bouwmaterialen te laten takelen door een portaalkraan. Betoogd wordt dat deze rechtsfiguur bovendien ook van toepassing is als men drone's inzet om de bouwplaats te overschouwen.[8]

Van belang is dat het gebruik van het perceel van de buren noodzakelijk en tijdelijk is, en ook dat de buren voldoende en tijdig worden ingelicht en dat eventuele schade wordt vergoed.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.