Koninklijke Vlaamse Schouwburg

De Koninklijke Vlaamse Schouwburg (kortweg: KVS; in het Frans: Théâtre royal flamand) is een schouwburg in Brussel. In dat gebouw speelt het theatergezelschap met dezelfde naam. De schouwburg brengt niet enkel klassiek nationaal en internationaal repertoire, maar ook meer eigentijdse expressievormen. Er is ook ruimte voor dans, dichtkunst, toonkunst en tijdelijke tentoonstellingen.

De Koninklijke Vlaamse Schouwburg - voorzijde

Theatergezelschap

In 1852 werd het "Tooneel der Volksbeschouwing" opgericht. Pas in 1877 vond dit gezelschap met de andere Vlaamse gezelschappen een vast, eigen onderkomen in Brussel.

Het gezelschap veranderde in 1887 van naam, toen het gelijknamige gebouw "De Vlaamsche Schouwburg" geopend werd. Zeven jaar later kon aan de naam van schouwburg en gezelschap het predicaat Koninklijk worden toegevoegd.

Heden ten dage is het gezelschap een internationaal vermaard professioneel gezelschap. Het speelt niet alleen Nederlands- en anderstalig klassiek toneel, maar ook experimentele stukken.

Gebouwen

Het gebouw van Nivoy en Baes

De voorkant van het arsenaal - de achterkant van de schouwburg

Het door het theatergezelschap in 1877 betrokken onderkomen aan de Lakensestraat beviel slecht: het was te excentrisch gelegen. Het oog viel op een gebouw aan de Arduinkade, het wapenhuis, dat deel uitmaakte van de kazerne van het Klein Kasteeltje.

Het wapenhuis stond aan het einde van het in 1639 uitgegraven Stapelhuisdok, onderdeel van de Haven van Brussel en in verbinding met het Zeekanaal Brussel-Schelde. Langs het dok liepen de Arduinkade en de Hooikade. Aan die laatste kade werd het hooi uitgeladen dat tot voer diende van de trekpaarden. In het midden van de 17e eeuw werden hier namelijk de paarden voor de trekschuiten uitgespannen. Ook was er een beestenmarkt en een overslag. De rijke handelaren bouwden hier toen grote pakhuizen, waarvan nog sporen zijn te vinden in de bebouwing van de kades. Tussen 1779 en 1781 werd, naar ontwerp van architect Remy Nivoy en met de stad als opdrachtgever, een centraal stapelhuis opgericht dat bestemd was voor de tijdelijke opslag van waren. Tijdens de Franse tijd werd er een regiment gevestigd dat al onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden verdween. In 1860 kreeg het gebouw een nieuwe bestemming als wapenhuis van het landleger.[1]

In 1883 keurde de stad Brussel de plannen goed om dit vroegere wapenhuis te verbouwen tot Vlaamse schouwburg. Bijzondere aandacht werd daarbij besteed aan de balkons en de brandveiligheid. De inrichting in neo-Vlaamse renaissancestijl met veel gietijzeren ornamenten en muurschilderingen was van de hand van Jean en Henri Baes. Van architect-decorateur Jean Baes werd verlangd dat hij de voorgevel van het voormalige wapenhuis als achtergevel in de nieuwe schouwburg zou integreren.[2]

De nieuwe voorgevel en tevens pronkgevel in neorenaissancestijl aan de kant van de Lakensestraat werd verfraaid met drie borstbeelden van vermaarde 17e- en 18e-eeuwse Nederlandse toneelschrijvers. Het borstbeeld van de centrale travee stelt Joost van den Vondel voor, door beeldhouwer J. De Keyser; de rechtse travee wordt gedomineerd door het borstbeeld van Pieter Langendyk, door A. Hambresin: en de linkse door Willem Ogier, eveneens van Hambresin. De twee eerste schrijvers waren werkzaam in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, de laatste in de Spaanse Nederlanden. Twee allegorische figuren zijn afgebeeld in de hoeken bovenaan de trapgevels aan weerszijden van de hoofdgevel: de ene stelt het Treurspel voor, door beeldhouwer Isidore de Rudder; de andere het Blijspel, door Emile Namur.[3] Aan de twee laterale gevels vallen de lange doorlopende gietijzeren balkons op die bedoeld waren om de eventuele evacuatie van het theater makkelijker te maken, met name bij brand. De technische oplossingen van de architect deden Horta later verklaren: Met zijn Vlaams theater heeft Jean Baes mij dwingend naar de moderniteit geloodst.[4]

Op 1 oktober 1887 werd het gebouw als "Vlaamsche Schouwburg" plechtig geopend, naar aanleiding waarvan, in aanwezigheid van onder meer Burgemeester Buls de Belgische koning Leopold II voor de eerste keer in het openbaar een paar woorden Nederlands uitsprak.

In 1894 verkreeg de Schouwburg het predicaat Koninklijk: de "Koninklijke Vlaamsche Schouwburg" was geboren.

Na de vernielende brand van 1955 bleef van het oorspronkelijke interieur niet veel meer over dan de trapzaal en het foyer, met dien verstande dat van de oorspronkelijke polychromie daarvan na de verbouwing en restauratie niets meer te zien was. Aan de buitengevels werd niet geraakt. De architecten van de nieuw gebouwde ruimtes, met name de toneelzaal, schikten zich naar de toentertijd levende opvattingen aangaande veiligheid, doelmatigheid en moderne noden. Op 9 september 1993 werd de gevel en de foyer bij Koninklijk Besluit beschermd als monument.

De zich opdringende restauratie kon echter pas worden opgestart na lang aanslepende en communautair getinte discussies omtrent welke overheid nu financieel verantwoordelijk was voor wat. Even heftig waren de discussies over de door de architecten voorgestelde verbouwingen, waarbij een door de directie van de schouwburg ondersteund voorstel werd gelanceerd om de oude achtergevel van Nivoy een aantal meters te verplaatsen teneinde meer ruimte te winnen. Dit voorstel stuitte op algemeen verzet, van een alerte publieke opinie, van politici en van bevoegde instanties die de verkwanseling van het patrimonium van een al erg gehavende stad wisten af te wenden. Typerend voor de mentaliteit van de artistieke elite was de beeldenstorm welke het nieuwe bestuur van de schouwburg, ondersteund door de ten dele bevoegde Nederlandstalige schepen, wenste aan te richten onder de blootgekomen bijzonder fraaie sgraffiti van de foyer. Ook hier kon het allerergste, de verdwijning van de merkwaardige neorenaissancecartouches met spreuken, worden voorkomen en konden deze bijzondere resten van eclectische polychromie, aangebracht door kundige vaklui, door een conserverende behandeling vooralsnog behoed worden voor het verschrikkelijke lot waartoe een culturele en politieke elite in identiteitscrisis ze had voorbestemd. In 2001 werd begonnen met de restauratie en renovatie. De schouwburg opende uiteindelijk weer de deuren in 2006.

Een nieuw gebouw

De ruimte die niet kon worden verkregen door de verplaatsing van de achtergevel, werd elders gezocht en gevonden. De nieuwe toneelzaal contrasteert door haar eigentijdse stijl met de oorspronkelijke elementen. Aan de Arduinkaai, vlak naast het oude gebouw, werd een nieuwe constructie opgetrokken die twee repetitieruimtes omvat, waaronder een dansstudio, kantoren, een eigen foyer en een vlakke vloer zaal. De voorgevel van dit gebouw bevat een enorme vensteropening die de toegangshellingen naar de bovenverdiepingen verlicht. De grote glaspartij en bijhorend dakterras aan de repetitiezaal voorziet deze bij dag overvloedig van licht.[2].

Het oude gebouw wordt aangeduid met KVS Bol, terwijl het nieuwe gebouw met KVS Box aangeduid wordt.

Betekenis van de schouwburg

In het gebouw is, behalve voor toneel, ook plaats voor dichtkunst, tentoonstellingen en muziekvoorstellingen. De schouwburg is daarmee welhaast geëvolueerd tot een polyvalent cultureel centrum. Sinds de opening in 1887 geldt het als het paradepaardje van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel.

In 1922 wordt in de KVS het eerste landjuweel voor amateurtoneel georganiseerd onder impuls van Herman Teirlinck, die hiermee het gebruik van het ABN (zoals het toen nog heette) poogde aan te wakkeren.

Vlaamse minister van Cultuur Bert Anciaux, die in die functie het Vlaamse cultuurbeleid van de jaren 2000 heeft beheerst, legt sterk de nadruk op de stedelijke en interculturele functie van het gebouw. Sommige projecten worden ook buiten de schouwburg uitgevoerd.

Ligging

Het gebouw staat aan de hoek Arduinkaai / Lakensestraat in de wijk "De Kaaien", ten noorden van het historische centrum en nog net binnen de Kleine Ring. In deze wijk bevond zich tot 1921 de Haven van Brussel, waaraan ook straatnamen als Hooikaai en Brandhoutkaai nog aan herinneren. Deze haven werd na de aanhechting van de gemeenten Neder-Over-Heembeek en Haren door de stad Brussel verplaatst naar een locatie verder noordwaarts langs het Zeekanaal Brussel-Schelde. Het dichtstbijzijnde metrostation is metrostation IJzer.

Zie ook

Noten

  1. Het lemma Théàtre royal flamand de Bruxelles op de Franse Wikipedia, in de redactie van 12/11/2007
  2. Christophe Vachaudez in de brochure "Open Monumentendagen. Licht en verlichting. 15&16/09/2007", Directie Monumenten en Landschappen, Brussel, 2007, blz. 10
  3. Gérard des Marez, "Guide illustré de Bruxelles, Première Partie, Monuments civils, Touring Club de Belgique", 1917, blz. 244
  4. Louis-Charles Baes, La carrière de Jean Baes, architecte et aquarelliste bruxellois, 1848-1914, in: Cahiers bruxellois, 1958, nr. 1, p. 68
Zie de categorie Koninklijke Vlaamse Schouwburg van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.