Kohlberg Kravis Roberts & Co.

Kohlberg was de meest senior van de drie en had in 1965 zijn eerste LBO gedaan van een producent van tandartsartikelen, Stern Metals.[1] Dit was een succesvolle investering en meer volgden. Zijn voorkeur was voor bedrijven met stabiele inkomsten. Kohlberg deed alleen vriendelijke overnames met medewerking van het zittende bestuur die ook een financieel belang kregen in het bedrijf na de overname. Na de overname werd fors in de kosten gesneden en de ongewenste onderdelen verkocht om de schulden af te betalen. Na deze maatregelen werd het bedrijf verkocht of naar de beurs gebracht en werd de winst genomen.[1] Kohlberg werkte samen met Roberts in het Bear Stearns in New York, maar Roberts wilde verhuizen naar San Francisco. Na zijn verhuizing bleef hij voor Kohlberg werken en zijn neef Kravis volgde hem op in New York.[1]

In 1976 kwam er een breuk met Bear Stearns. Na een verlieslatende investering in Advo wilde topbestuurder Lewis van Bear Stearns de LBO activiteiten staken.[1] Kohlberg stelde nog voor de drie partners samen te laten werken, als een apart onderdeel binnen het bedrijf, maar Lewis blokkeerde dit plan. De drie besloten op te stappen en na een moeizaam vertrek uit Bear Sterns openden zij een klein kantoor in New York. Kohlberg kreeg een belang van 40% in het bedrijf en de twee neven namen elk 30%.[1] Kohlberg Kravis Roberts & Co (KKR) deden in 1977 drie transacties, in 1978 geen en in 1979 volgden weer drie LBO’s.[1] In dit laatste jaar werd het eerste beursgenoteerde bedrijf uitgenomen, Houdaille Industries. De bedrijven werden gaandeweg groter en er was meer geld bij betrokken. In 1987 trok Kohlberg zich terug. Hij had gezondheidsproblemen en hij wilde alleen kleinere bedrijven overnemen na een vriendelijk bod in samenwerking met het bestuur.[1] Na het vertrek gingen Roberts en Kravis samen verder al bleef de naam behouden.