Kamertussenschot

Het kamertussenschot[1], in de medische literatuur doorgaans ventrikelseptum of interventriculair septum, (Latijn: septum interventriculare cordis) vormt in het hart een stevige afscheiding tussen de linker- en de rechterventrikel. Het kamertussenschot loopt schuin naar achteren en naar rechts. Het maakt een bocht met de convexiteit in de richting van de rechterventrikel; de randen komen overeen met de sulci interventriculares anterior et posterior.

Kamertussenschot
Doorsnede van het hart met zichtbaar harttussenschot
Binnenste van de aan de rugzijde gelegen helft van het hart van een menselijk embryo van 35 dagen (het septum inferius)
Portaal    Biologie

Onderdelen

Het grootste deel van het kamertussenschot is een onderdeel van de hartspier (musculaire deel). Het bovenste, achterste deel, dat het onderste deel van de aorta scheidt van het onderste deel van de rechterboezem en het bovenste deel van de rechterkamer, is dun en bestaat uit bindweefsel, dit deel is het membraneuze deel van het harttussenschot. Het kamertussenschot wordt van zuurstofrijk bloed voorzien door de voorste interventriculaire tak van de linker kransslagader en door de achterste interventriculaire tak die meestal onderdeel is van de rechterkranslagader, maar soms van de ramus circumflexus.

Geschiedenis

Bij veel diersoorten is het kamertussenschot of het boezemtussenschot niet volledig dicht. Op grond van onderzoek bij dieren leerde de Romeinse arts Galenus (130-200) dat dit bij de mens ook zo was. Pas na 1543 ontdekte Vesalius dat het harttussenschot bij de gezonde mens ondoorlaatbaar is.

Stoornissen

Bron

  1. Everdingen, J.J.E. van, Eerenbeemt, A.M.M. van den (2012). Pinkhof Geneeskundig woordenboek (12de druk). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.