Judo

Judo (Japans: 柔道, じゅうどう, jūdō[1]) is een van oorsprong Japanse zelfverdedigingskunst, die rond 1882 werd ontworpen door Jigoro Kano. Het woord betekent 'zachte weg', waarbij het woordje do[2] verwant is aan tao[3] en naast de betekenis 'manier' ook de connotatie heeft van 'levenspad'. Een beoefenaar van het judo heet een judoka[4]. Judo is een sport die wereldwijd beoefend wordt en tevens een olympische sport is.

Judo
Algemene gegevens
Organisatie België: K.B.J.B.
 Nederland: JBN
 Suriname: SJF
Mondiaal: IJF
Europees: EJU
Start Japan
(omstreeks 1882 - Jigoro Kano)
TypeIndividueel
CategorieVerdedigingssport
LocatieJapan
Olympisch1964 (mannen)
1992 (vrouwen)
Competities / Kampioenschappen
KampioenschappenBK / NK / EK / WK / OS
Verwante sporten
Verwante sportenAikido
Jiujitsu
K-1
Karate
Kempo
Taekwondo
Yudo
Laatst bijgewerkt op: 11 augustus 2012
Portaal    Sport
Grondlegger van het judo Jigoro Kano rechts in de foto, met links Kyuzo Mifune

Technieken

Een hoofdindeling van de judopraktijk maakt onderscheid in

  • tachi-waza (立ち技, staande techniek(en); bij randori: staande gevecht)[5]
  • ne-waza (寝技, grondtechniek(en); bij randori: gevecht op de grond)[6]

Daarnaast dient de judoka goed de techniek van het ukemi-waza valbreken (受け身技) te beheersen.

De diverse gevechtstechnieken van judo worden verdeeld in:

  • nage-waza (投げ技, werptechniek, worpen)[7]
  • katame-waza (固め技, controletechniek)[8]
  • atemi-waza (当て身技, slag-, stoot- en traptechnieken)[9]

Bij oefenwedstrijden (Japans: 乱取り randori) of officiële wedstrijden[10] zijn alleen werptechnieken (nage-waza) en controletechnieken (katame-waza) toegestaan. Atemi-waza zijn daar (streng) verboden technieken, maar ze komen wel voor in een aantal kata's (Japans: 形 kata, vorm), zoals het kime-no-kata.

De judoka die een techniek uitvoert, heet tori (取り). De judoka die een techniek ondergaat, heet uke (受け).

Nage-waza

De verschillende worpen kunnen als volgt worden ingedeeld:

  • ashi-waza (beenworpen), werptechnieken uitgevoerd met het been of de voet en uitgeoefend op een been of voet van de tegenstander, nadat die uit balans is of is gebracht.
  • koshi-waza (heupworpen); de basistechniek van de heupworp bestaat erin de tegenstander, wanneer deze uit balans is, met behulp van de heup te werpen en dus over de heup te werpen
  • kata-waza (schouderworpen); in het Kodokan-systeem vallen de schouderworpen onder de te-waza (zie hieronder)
  • te-waza (armworpen, eigenlijk handtechnieken)
  • sutemi-waza (offerworpen), werptechnieken waarbij degene die een dergelijke worp uitvoert, zich laat vallen, en zodoende het eigen lichaam op deze manier als het ware 'offert'. De benedenwaartse beweging wordt gebruikt om het lichaam van de tegenstander te werpen
Nage-waza (投げ技)
worpen
Tachi-waza (立ち技)
staande technieken
Te-waza (手技)
armworpen, eigenlijk handtechnieken
Koshi-waza (腰技)
heupworpen
Ashi-waza (足技)
beenworpen
Sutemi-waza (捨身技)
offerworpen
Ma-sutemi-waza (真捨身技)
achter offerworp
Yoko-sutemi-waza (橫捨身技)
zijwaartse offerworp

Katame-waza

De verschillende insluitingstechnieken worden onderverdeeld in:

  • osae-komi-waza (houdgrepen), technieken waarmee men de tegenstander onder controle kan houden op de grond
  • ude-kansetsu-waza (armklemmen); de bedoeling van een armklem is dat men het ellebooggewricht immobiliseert
  • shime-waza (verwurgingen)
Juji gatame (十字固), een armklem
Katame-waza (固技)
insluitingstechnieken
Osaekomi-waza (押込技)
houdgreep
Shime-waza (絞技)
verwurging
Kansetsu-waza (関節技)
armklemmen

Zie Lijst van judotechnieken

De judotechnieken zijn erop gericht een tegenstander buiten gevecht te stellen zonder hem te verwonden. Slaan, stoten en schoppen zijn in de judocompetitie verboden, maar verdedigingen tegen dergelijke aanvallen worden wel aangeleerd bij de hogere graden om de ontstaansgeschiedenis van judo beter te begrijpen. In het begin worden ze te gevaarlijk geacht voor de jonge judoka's. In de examenstof voor de 3e dan bevindt zich zelfs een kata met een verdediging tegen een aanval met een zwaard.

Geschiedenis

Bij het bedenken van judo werd geput uit de rijke Japanse traditie aan vechtkunsten. Combinaties van klemmen en worpen werden echter uit het repertoire weggelaten: die kunnen gevaarlijk zijn, als de partner de techniek van het meerollen onvoldoende beheerst (in bijvoorbeeld het tai-jutsu spelen juist die technieken een belangrijke rol). Oorspronkelijk was Judo een zelfverdedigingskunst.

Jigoro Kano had bij het ontwerpen van de sport, die ontleend is aan oudere verdedigingskunsten als jiujitsu, ook nadrukkelijk een training van de geest voor ogen. Zijn filosofie wordt gekenmerkt door twee begrippen:

  • Seiryoku Zenyo (Maximale effectiviteit met minimale inzet): wat een persoon doet, moet met optimale inzet van geestelijke en lichamelijke energie gebeuren. In het judo leert men de kracht van de tegenstander te gebruiken om hem ten val te brengen. In het leven is dit het principe van de juiste dingen doen op het juiste moment.
  • Jita Kyoei (Wederzijds profijt en welbevinden): de deelnemers dienen respect te hebben voor zichzelf en voor anderen. Bij het beoefenen van het judo leren ze samen te werken om zich de vaardigheden eigen te maken. Zonder tegenstander om mee te judoën kan men de sport immers niet leren; men werpt zelf en wordt op zijn beurt geworpen. Deze opvatting van samenwerkend leren is ook in andere gebieden van het leven geldig.

Oorspronkelijk was het de bedoeling dat bij de beoefening kracht geen enkele rol zou spelen: door een juiste toepassing van de geleerde technieken zou een klein en zwak persoon zich op tamelijk elegante wijze tegen een grote en sterke aanvaller moeten kunnen verdedigen. Toen het echter ook een wedstrijdsport werd, vervaagde dit uitgangspunt. Immers, zodra beide tegenstanders dezelfde technieken en mogelijke reacties daarop (de overnametechnieken) in gelijke mate beheersen, gaan ook andere factoren zoals kracht toch weer een rol spelen. Hierdoor kunnen wedstrijden vandaag de dag ook het beeld geven van onelegant trek- en sjorwerk, waarbij de gelijkenis met de oorspronkelijke opzet ver te zoeken is. Hedendaagse wedstrijdjudoka's doen dan ook aan krachttraining. Tekenend is dat tijdens wedstrijden het incidenteel zelfs voorkomt dat de gi (het pak) gescheurd wordt. Sommige judoka's doen ook specifiek op versterking van de grip gerichte krachttraining in de sportschool, door middel van trekoefeningen met een gi gewikkeld om een pulley.

Traditie

Judoka's dragen een witte katoenen broek (zubon, in katakana (een Japans fonetisch letterschrift voor buitenlandse woorden): ズボン) en een judojas (Japans: 上衣 uwagi, overjas), die door een band (Japans: obi 帯) bijeen wordt gehouden. Het geheel noemt men een judogi (柔道着, judokleding), in het westen ook wel afgekort tot gi. Tijdens wedstrijden van hoog niveau, zoals de Olympische Spelen, draagt de ene judoka een wit pak en de andere judoka een blauw pak. Door dit onderscheid is deze dynamische sport beter te volgen voor het publiek en de scheidsrechters. Vrouwen dragen een wit T-shirt onder de uwagi. Judolessen vinden plaats in een dojo en beginnen in seiza (geknielde houding). Ook is het een gewoonte, voordat men de dojo betreedt, eenmaal te buigen richting de mat (tatami). Ook voordat men de tatami verlaat, doet men dit als teken van respect.

Graduatiesysteem van judo

In Nederland wordt een graduatiesysteem gehanteerd bestaande uit de lagere kyugraden, lopend van 6e kyu tot 1e kyu, gevolgd door de hogere dangraden, van 1e dan tot 10e dan. Hogere dangraden, zoals 11e en 12e dan, worden als eerbewijs uitgereikt. De graad van de judoka wordt getoond door de kleur van de band.

Graad Kleur Naam
6e kyu wit rok-kyu
5e kyu geel go-kyu
4e kyu oranje yon-kyu
3e kyu groen san-kyu
2e kyu blauw ni-kyu
1e kyu bruin ik-kyu
1e dan zwart sho-dan
2e dan zwart ni-dan
3e dan zwart san-dan
4e dan zwart yon-dan
5e dan zwart go-dan
6e dan rood-wit roku-dan
7e dan rood-wit nana-dan
8e dan rood-wit hachi-dan
9e dan rood ku-dan
10e dan rood ju-dan
11e dan wit (brede band) juichi-dan

Bij judo geeft de kleur van de band het niveau van de drager aan. Een beginner heeft een witte band, waarna geel, oranje, groen, blauw, bruin zwart rood-wit rood en de dikke witte band volgen (de kyu-graden, die van hoog naar laag genummerd zijn — een hoge graad heeft een laag nummer). De wachttijd tussen kyu's bedraagt minimaal zes maanden. Hoe hoger de dan, hoe langer de wachttijd.

Voor kinderen en jonge judoka's tot 12 jaar gelden dezelfde toepassingen behalve voor de zwarte band en hoger. Om te beginnen zijn er zes ‘basis” graden in judo, beginnend met de zesde kyu. Zesde kyu judoka’s dragen een witte band, gevolgd door een gele band voor de vijfde kyu. Iemand met een vierde kyu draagt een oranje band. Derde kyu judoka’s een groene band, tweede kyu judoka’s een blauwe band en eerste kyu judoka’s dragen een bruine band. Op elke kyu-graad kunnen ook slippen zitten. Deze kunnen worden verdiend als de judoka nog niet goed genoeg is voor de volgende band, maar dat er wel al een bepaalde hoeveelheid kennis is. Er zijn 6 slippen. In de juiste volgorde is dat: geel, oranje, groen, blauw, bruin en zwart. Een judoka die een slip heeft kan geen slip hebben die qua kleur lager of gelijk is aan zijn/haar band. Dus stel, er is een judoka met een blauwe band, dan kan hij/zij geen gele, oranje, groene of blauwe slip dragen maar alleen een bruine of zwarte. Vanaf de zwarte band wordt er niet meer met slippen gewerkt. Vanaf de eerste dan dragen judoka’s een zwarte band, wat helemaal niet betekent dat iemand judo volledig beheerst, alhoewel het natuurlijk betekent dat je een zeer vaardige judoka bent. de zwarte band en hoger kan pas behaald worden wanneer de judoka 16 jaar of ouder is. Tussen de meestergraden (zwarte banden; dangraden) is het onderscheid te zien aan witte of gele streepjes dwars op het uiteinde van de zwarte band. Een hogere dan graadhouder is niet verplicht die streepjes op zijn band te dragen; een vijfde dan mag een 'kale' zwarte band dragen.

Alle judoka's moeten lid zijn van een nationale judovereniging en een judopaspoort voor wedstrijden en examens bezitten. Voor Nederland is deze nationale judovereniging de Judo Bond Nederland, voor België de Koninklijke Belgische Judobond.

  • NB 1: Het systeem van gekleurde banden en slippen is een westers systeem. In Japan heeft men de indeling: wit (6e t/m 4e kyu) - bruin (3e tot 1e kyu) - zwart.
  • NB 2: Een judoka moet voor zijn zwarte band een examen afleggen. Alle kandidaten moeten hun vaardigheden bewijzen. Het danexamen bestaat uit kata en het zogenaamde Vrije deel. In principe moet iedere judoka kata laten zien, ook omdat kata laat zien of de kandidaat wel écht over de nodige judokennis beschikt. Vroeger kregen judoka's die geen wedstrijden hadden gedaan, een zwarte band met een witte streep in de lengte (de joshi obi) in plaats van een geheel zwarte band. Daar vrouwen in die tijd geen wedstrijden mochten spelen, werd deze band al snel een 'vrouwenband' genoemd.

De kyu-examens worden afgenomen door de judoclubs. 1e t/m 3e dan-examens worden afgenomen door regionale examencommissies. Alleen 4e en 5e dan-examens worden afgenomen door landelijke examencommissies. De kandidaten van 4e of 5e dan worden beoordeeld door de meesters die 6e of hogere dan hebben. Dangraden boven 6e dan worden meer op grond van verdiensten voor de judosport dan voor exceptionele bekwaamheid in het uitvoeren ervan toegekend. Bij de 6e, 7e en 8e dan is er een afwisselend roodwitte band, bij de 9e en 10e dan een rode band. De behaalde banden worden in een judopaspoort afgetekend.

Tot nu toe is de 10e dan toegekend aan slechts 19 judoka's in de hele wereld. De meeste 10e-danhouders zijn Japanners. Slechts twee Nederlandse, Anton Geesink en Jaap Nauwelaerts de Agé, en twee Britse judoka's, Charles Palmer en George Kerr, zijn in het bezit van deze dangraad. Op 8 januari 2006 werden drie nieuwe 10e danhouders verkozen door de Kodokan, dit was voor het eerst in 22 jaar. Jigoro Kano verkreeg na zijn dood de 11e dan, een brede witte band. De filosofie van Jigoro Kano gaat echter uit van doorlopende verbetering, en er is daarom geen enkele beperking om inderdaad een 11e, 12e of hogere "dan" te halen. Toch is de 11e dan een soort psychologische grens, en uit eerbied voor Kano sensei zal daarom waarschijnlijk nooit iemand daadwerkelijk de 11e dan toegekend krijgen.

De 19 judoka's met 10e dan:

  • Kyuzo Mifune (1883-1965)
  • Kunisaburo Iizuka (1875-1958)
  • Kaichiro Samura (1880-1964)
  • Hidekazu Nagaoka (1876-1952)
  • Yoshitsugu Yamashita (1865-1935)
  • Haijme Isogai (1871-1947)
  • Shotaro Tabata (1884-1950)
  • Kotaro Okano (1885-1967)
  • Matsutaro Shoriki (1885-1969)
  • Shozo Nakano (1888-1977)
  • Tamio Kurihara (1896-1979)
  • Sumiyuki Kotani (1903-1991)
  • Anton Geesink (1934-2010) *
  • Charles Palmer (1930-2001) *
  • Toshiro Daigo (1926)
  • Ichiro Abe (1923)
  • Yoshimi Osawa (1925)
  • Jaap Nauwelaerts de Agé (1917-2016) #
  • Kazuo Ito (1898-1974)
  • George Kerr (1937)

* = 10e dan Internationale Judo Federatie (IJF)
# = 10e dan Judo Bond Nederland (JBN)

De hoogst gegradueerde Nederlanders (febr. 2020) zijn de heren Chris de Korte, Tonny Wagenaar en Jan Snijders (allen 9e dan) en de dames Marjolein van Unen en Linda Hagendoorn (beiden 7e dan).[11]

Kata

Het judo kent een aantal kata (形, vormen), waarin de opgenomen judotechnieken op formele wijze dienen te worden uitgevoerd. Kata kunnen gezien worden als "de grammatica" of "de ruggengraat" van het judo. Ze vormen ijkpunten voor de techniek. Het uitvoeren van kata is een verplicht onderdeel van het danexamen, maar wordt ook daarbuiten beoefend. Meestal begint het oefenen van kata rond het dertiende jaar en de nikkyugradatie.

De Japanse kata in het judo zijn:

  • Nage no Kata - werptechnieken
  • Katame no Kata - controletechnieken
  • Gonosen no Kata - overnametechnieken
  • Koshiki no Kata - oude technieken
  • Go no Kata - krachttechnieken
  • Joshi Goshin Ho - zelfverdediging voor dames
  • Kodokan Goshin Jutsu - Kodokan verdedigingstechnieken
  • Kime no Kata - technieken op vitale punten
  • Itsutsu no Kata - kata van de vijf natuurwetten
  • Seiryoku Zenyo Kokumin Taiiku no Kata - technieken voor maximale efficiëntie
  • Ju no kata - kata van meegaandheid

Daarnaast zijn er vele kata ontworpen door anderen dan het Kodokan.

Wedstrijd (Shiai)

In wedstrijden worden, naar een idee van de Nederlandse judoka Anton Geesink, ook wel een blauw en een wit judopak gebruikt, zodat de scheidsrechter tijdens het gevecht beter kan zien welk lichaamsdeel bij welke sporter hoort. Bovendien is het op film en televisie allemaal veel duidelijker. Bij kleine wedstrijden en wedstrijden in Japan worden een rode en een witte band gebruikt. De sport wordt over de gehele wereld beoefend door jonge en oude judoka's en maakt deel uit van het olympisch programma. De meeste judoka's nemen nooit deel aan officiële wedstrijden, en maken alleen onderlinge wedstrijden tijdens de trainingen. Gehandicapte sporters (G-Judoka's) zijn geïntegreerd, maar hebben hun eigen wedstrijdkalender.

De pedagogische waarde van het recreatieve judo is aangetoond. Ook voor mensen met beperkingen kan judo van waarde zijn. Een positief effect is aangetoond voor (met name kinderen met) autisme en ADHD.

Judo wordt beoefend op een mat, tatami geheten, die enigszins meegeeft, zodat zelfs als men er krachtig op geworpen wordt, men meestal geen letsel oploopt. De techniek van het 'breken' (verzachten) van de val, van zowel het eigen lichaam als dat van de tegenstander, is een belangrijk onderdeel van judo.

De matdelen, die samen het wedstrijdvlak vormen, moeten zonder tussenruimte tegen elkaar worden gelegd, een effen bovenvlak bezitten en zodanig zijn aangebracht dat verschuiven niet mogelijk is. De matten worden gemaakt van geperst stro of, meer voorkomend, van geperst schuim. Een judowedstrijd vindt plaats op een oppervlakte van minimaal 14 bij 14 meter en maximaal 16 bij 16 meter, waarbij de wedstrijdmat minimaal 8 bij 8 en ten hoogste 10 bij 10 meter groot mag zijn. De ruimte buiten het wedstrijdvierkant vormt voor de judoka’s een uitwijkmogelijkheid, omdat de partij dikwijls op een podium wordt gehouden.

Een wedstrijd wordt geleid door een hoofdscheidsrechter (staand op de mat) en twee hulpscheidsrechters (op een stoel op de tegenover elkaar liggende hoekpunten van de mat). Ook zijn aanwezig: een tafeljury van twee tot drie personen, een scheidsrechterscommissie en een hoofdjury. Verder zijn bij de wedstrijd aanwezig: EHBO, coaches en de algemene organisatie.

Wedstrijdcategorieën in het judo

Judoka's worden bij wedstrijden naar leeftijd en gewicht ingedeeld. De indeling naar leeftijd kent de volgende categorieën. De categorie '12-' of U12 bevat de judoka's die op 31 december van het jaar waarin de wedstrijd plaatsvindt nog geen 12 jaar oud zal zijn. De categorie '15-' of U15 bevat de judoka's die op 31 december van het jaar waarin de wedstrijd plaatsvindt nog geen 15 jaar oud zal zijn. Het bovenstaande betekent dus dat wanneer een elfjarige judoka op 1 januari aan een toernooi mee wil doen en hij op 30 december 12 jaar oud wordt, deze dan mee moet doen in de 15- categorie.

De wedstrijdduur hangt af van de competitie waarin men speelt. Voor senioren duurt een wedstrijd 4 minuten met een eventuele verlenging. Voor junioren duurt een wedstrijd 2 tot 4 minuten afhankelijk van de leeftijd.

De indeling naar gewicht kent momenteel zeven categorieën en kan nog variëren naargelang de leeftijd

Gewichtscategorieën
Mannen Onder 60 kg 60–66 kg 66–73 kg 73–81 kg 81–90 kg 90–100 kg Boven 100 kg
Vrouwen Onder 48 kg 48–52 kg 52–57 kg 57–63 kg 63–70 kg 70–78 kg Boven 78 kg

Wedstrijdtijd en start-stop commando's van de scheidsrechter

Het begin van een wedstrijd wordt aangegeven door het commando hajime (begin). De wedstrijdtijd loopt continu door en kan alleen onderbroken worden door een stopcommando van de scheidsrechter: mate – ook wel uitgesproken als matté – (wacht) of sono-mama (niet bewegen). Na mate start de wedstrijd en tijd weer door een commando hajime waarbij de judoka's hun startpositie weer innemen. Na sono-mama starten de wedstrijd en de tijd weer door het commando yosh, waarbij de judoka's dezelfde posities aannemen als ten tijde van het geven van het commando sono-mama (meestal een houdgreep). Het commando sono-mama wordt door de scheidsrechter gebruikt indien een wedstrijd kortstondig stilgelegd moet worden, zodat een scheidsrechter een ordemaatregel kan uitvoeren. Voorbeeld van zo'n situatie is dat een judoka die onder ligt in een houdgreep, met zijn hand in het gezicht duwt van de judoka die bovenligt.

EHBO

EHBO (Eerste Hulp bij Ongevallen) mag bij jeugdwedstrijden altijd de mat op.

Bij seniorenwedstrijden (15- en ouder) mag EHBO niet zonder consequentie zelf de mat betreden. Wanneer de EHBO zonder daartoe te zijn uitgenodigd door de scheidsrechter de mat betreedt, verliest de judoka waarvoor de EHBO de mat betrad de wedstrijd. De scheidsrechter kan de EHBO verzoeken de mat te betreden voor:

  • verwondingen aan hoofd, rug en nek;
  • verwondingen aan het scrotum;
  • gescheurde nagels;
  • bloed, waarbij tot tweemaal toe voor dezelfde wond de EHBO mag verbinden. Bloedt de wond een derde maal dan heeft de judoka de wedstrijd verloren.

Om andere redenen dan de bovenstaande mag een scheidsrechter niet de EHBO op de mat vragen. Judoka's en coaches kunnen ook zelf de EHBO verzoeken om de mat te betreden, het gevolg is dan wel dat de judoka automatisch de wedstrijd heeft verloren.

Puntentelling en beoordeling van technieken.

In een judowedstrijd kunnen door succesvol uitgevoerde technieken de scores: ippon of waza-ari worden verdiend. Balansverstoringen die niet tot een succesvolle techniek leiden en houdgrepen van 9 seconden of korter (zogenoemde kinza) krijgen geen formele waardering, maar worden wel door de scheidsrechter onthouden om bij een gelijkspel de doorslag te kunnen geven bij het aangeven van de betere judoka. Tot 1 maart 2017 kon ook een yuko (5 punten) toegekend worden, maar bij de nieuwe judowedstrijdregels is deze score afgeschaft. De koka (3 punten) was al eerder afgeschaft.

Punten in een tabel (punten worden gebruikt bij het administreren van het gevolg van een wedstrijd door de wedstrijdleiding):

Naam punt Japans Waarde Betekenis van de naam
Waza-ari 技あり 7 Er is techniek
Ippon 一本 10 Een heel punt
'Jonai'/'jogai', in/uit

Een staande techniek is jonai, oftewel 'in', als het resultaat van de actie duidelijk is, voordat de judoka's beiden de gevechtsruimte hebben verlaten. Dit heeft tot gevolg dat de feitelijke techniek en landing beide buiten de gevechtsruimte mogen zijn, zolang de techniek maar binnen de gevechtsruimte was aangevangen. Een grondtechniek is jonai, oftewel 'in', zolang een van de judoka's nog lichamelijk contact heeft met de gevechtsruimte. Een lichaamsdeel dat boven de gevechtsruimte zweeft, kan dus niet meegenomen worden bij de beoordeling of een actie 'in' is. Als een actie niet 'in' is, dan is een actie jogai, oftewel 'uit', en moet de wedstrijd direct onderbroken worden door het geven van het commando mate, waardoor de judoka's weer teruggaan naar hun beginposities.

Tachi-waza, staande technieken

Een ippon (一本, vol punt) krijgt men voor een techniek die zowel kracht, snelheid als controle heeft, en waarbij de tegenstander grotendeels op de rug landt. Een "waza-ari" (half punt) krijgt men voor een techniek die wel controle heeft en snelheid of kracht en waarbij de tegenstander grotendeels op de rug of op de zij landt, of voor een techniek die controle heeft, maar geen kracht en geen snelheid en waarbij de tegenstander grotendeels op de rug landt. Indien een judoka afklopt of het woord maita roept, geeft deze judoka de wedstrijd op; zijn tegenstander wint dan met ippon.

Ne-waza, grondtechnieken

Een houdgreep dient te voldoen aan de volgende criteria: de tegenstander ligt met zijn rug of een schouder op de mat, de uitvoerder voert druk uit van bovenaf, er is controle, er is contact tussen de romp van de uitvoerder en de romp van de tegenstander, de uitvoerder ligt niet met zijn rug richting de mat (dus geen ura ligging). Indien een houdgreep 20 seconden of meer duurt, wordt deze met een ippon gewaardeerd. Indien een houdgreep 10-19 seconden duurt, wordt deze met een waza-ari gewaardeerd.

Indien een judoka afklopt of het woord maita roept, geeft deze judoka de wedstrijd op, zijn tegenstander wint dan met een ippon. Opgeven door de tegenstander kan gebeuren bij het aanleggen van een armklem (15 jaar en ouder)[12] of een verwurging (12 jaar en ouder).

Straffen

Straffen worden onderverdeeld in lichte straffen, shido, en zware straffen, Hansoku-make. Als men een straf verdient, heeft dat geen verdere gevolgen voor het scorebord, maar aan het einde van de wedstrijd kunnen ze voor winst of verlies zorgen. Als er sprake is van een gelijkspel, maar een van de judoka's heeft een shido, dan wint de judoka met de minste shido's. Drie 'shido's' staan gelijk aan één 'hansoku-make' Een 'hansuko-make' leidt tot het verliezen van de wedstrijd, waarbij de andere judoka punten krijgt gelijk aan een ippon (10), en kan tot diskwalificatie leiden, zie hieronder.

Shido

Een shido wordt gegeven voor gedrag dat de wedstrijd onrechtmatig verstoort. Dit is onder andere:

  • bovenmatig defensief judo;
  • passief judo;
  • drie keer het kumikatagevecht onderbreken/ontwijken[13]
  • onnodig naar de grond duiken;
  • onnodig veel de gevechtsruimte uit lopen;
  • met handen of voeten in het gezicht van de tegenstander zitten;
  • het judopak van jezelf of je tegenstander herschikken;
  • pakking vermijden;
  • schijnaanval uitvoeren;
  • vingers in de mouw of broekspijp steken;
  • eenzijdige pakking (mag wel als de judoka die de eenzijdige pakking heeft direct werpt na het vastpakken);
  • een armklem maken in wedstrijden met judoka's in de categorie onder 15 jaar;
  • verwurging maken in wedstrijden met judoka's in de categorie onder 12 jaar;
  • de vingers van de tegenstander naar achteren buigen;
  • spreken tijdens een wedstrijd.
Hansoku-make, diskwalificatie

Hansoku-make kan direct gegeven worden voor een ernstige overtreding van de regels zoals hieronder beschreven of 'verdiend' worden door driemaal een shido te verkrijgen. Bij een 'directe' hansoku-make volgt altijd uitsluiting van de rest van het toernooi wegens diskwalificatie, behalve bij diving en grabbing. Een 'indirecte' hansoku-make verkregen door drie shido's leidt niet tot uitsluiting van de rest van het toernooi maar enkel tot het verliezen van de wedstrijd wegens diskwalificatie.

Een 'directe' hansoku-make wordt gegeven voor:

  • een armklem toepassen op een andere plek dan het ellebooggewricht;
  • van achter een tegenstander met de gezichten dezelfde kant op door de benen heen het standpunt wegvegen en naar voren vallen kwazu-gake;
  • een tegenstander die al op de mat ligt optillen en direct weer op de mat werpen;
  • geen acht slaan op de scheidsrechter;
  • pakking vermijden(bij junioren);
  • het vastpakken van de 'gi' onder de 'obi'
  • onnodig roepen of gebaren maken die minachtend zijn tegen de scheidsrechter of de tegenstander;
  • een tegenstander trachten te verwonden tegen de geest van de judosport in;
  • iedere andere handeling die in serieuze mate tegen de geest van de Judosport indruist;
  • een bedekt of onbedekt metalen voorwerp dragen;
  • het vanuit staande positie pakken van een of beide benen, tenzij een uitzondering van kracht is (zie hieronder); voor een eerste overtreding krijgt men een shido, voor de tweede een hansoku-make, 'grabbing';
  • tijdens het uitvoeren van een staande techniek met het hoofd voorover (koprol) duiken, diving.

Hierbij de opmerking dat grabbing en diving als enige 'directe' hansoku-makes niet tot uitsluiting voor het gehele toernooi leiden, maar enkel leiden tot een diskwalificatie voor de wedstrijd waarin de overtreding is begaan.

Grijpen

Eind 2010 is besloten door de internationale Judo federatie (IJF) om de regels van het Judo aan te scherpen om zo te zorgen voor een groter onderscheid tussen Judo en andere worstelsporten. Een van de regels die vanaf 2011 is ingevoerd door het IJF, en ook in Nederland door de JBN, is, dat het in beginsel verboden werd om vanuit een staande positie een of beide benen van de tegenstander te grijpen, in het Engels het zogenoemde grabbing.

Namen van de straffen
Soort straf Naam straf Naam in het Japanse schrift
Eerste straf (waarschuwing) Shido 指導
Tweede straf (waarschuwing) Shido 指導
Derde straf (gediskwalificeerd) Hansoku-make 反則負け

Einde van de wedstrijd

Een wedstrijd kan op de volgende wijze worden gewonnen:

  • de tegenstander gooien met een techniek welke met een ippon wordt gewaardeerd, waardoor de wedstrijd direct wordt beëindigd;
  • een houdgreep maken van 20 seconden of meer, waardoor de wedstrijd direct wordt beëindigd;
  • de tegenstander tot opgeven dwingen door een armklem (15 jaar en ouder) of wurging (12 jaar en ouder), waardoor de wedstrijd direct wordt beëindigd;
  • wanneer de tegenstander drie shido's heeft gekregen;
  • het terugtrekken van een judoka waardoor de andere judoka met een ippon wint en waardoor de wedstrijd direct wordt beëindigd;
  • aan het einde van de reguliere wedstrijdtijd een hogere score hebben dan de tegenstander;
    • indien een van beide judoka's een waza-ari heeft en de andere niet wint hij de wedstrijd;
    • indien het aantal waza-ari's gelijk is, begint de wedstrijd opnieuw. Wie het eerste een resultaat maakt wint. Dit noemt men 'golden score'. De wedstrijd gaat door tot er gescoord is.

In het jeugdreglement bestaat er geen 'golden score', bij een gelijke score aan het einde van de reguliere wedstrijdtijd bepalen de scheidsrechters, nadat de hoofdscheidsrechter daarom met hantei verzocht heeft, de winnaar. Hierbij kijken ze naar de inzet en houdgrepen onder de 10 seconden.

Jeugdreglement

Judo hecht een grote waarde aan veiligheid. Daartoe is er een apart jeugdreglement ontwikkeld voor de categorie 12-. Een aantal van de afwijkingen van het normale reglement staat hierboven al genoemd, de volledige lijst van afwijkingen is:

  • geen armklemmen;
  • geen verwurgingen;
  • wedstrijdduur is twee minuten;(indien geen verlenging nodig is)
  • EHBO (Eerste Hulp bij Ongevallen) mag altijd, ook op verzoek van de judoka, de mat op zoveel als nodig is;
  • geen technieken uitgevoerd op één of twee knieën;
  • geen offerworpen waarbij de tegenstander over het lichaam van de uitvoerder wordt heengetrokken.

Verder zal minder snel tot het geven van straffen (shido's) worden overgegaan daar wedstrijden een meer pedagogisch karakter hebben. Wellicht ten overvloede nog de opmerking dat alle zaken die in het normale reglement verboden zijn, zoals onder andere ook grabbing en diving, ook bij jeugdwedstrijden verboden blijven. Verder mag er direct Hansoku-make worden gegeven worden voor het pakking vermijden, dit geldt alleen bij het jeugdreglement.

Judoka's

Zie: lijst van judoka's

Zie ook artikel: voeding bij gewichtsklassesporten

Judoscholen

Judo

Een judoschool is een vereniging, vaak judovereniging genoemd, of sportschool waar les wordt gegeven in judo door een judoleraar. Kinderen en volwassenen zijn hiervan lid en beoefenen en leren hier de judosport. Bij grote verenigingen zijn professionele krachten, bij andere veel vrijwilligers. Een judovereniging verzorgt ook wedstrijden. Veel wedstrijden die door clubs waren georganiseerd zijn bestemd voor kinderen tot 18 jaar om behoud van het aantal leden te stimuleren.

De Judo Bond Nederland en de Koninklijke Belgische Judobond zijn overkoepelende organisaties waarbij veel judoscholen zijn aangesloten en waar judoka's lid van kunnen worden. De Koninklijke Belgische Judobond is een overkoepelende nationale federatie waardoor de Vlaamse Judo Federatie en de Ligue Francophone BeIge de Judo een officiële affiliatie hebben met de buitenlandse judo federaties.

Wereldkampioenschappen

De wereldkampioenschappen judo worden ieder niet-olympisch jaar georganiseerd door de International Judo Federation. Het eerste kampioenschap bij de mannen had plaats in 1956 en bij de vrouwen in 1980. In 1987 zijn deze toernooien samengevoegd.

Zie ook

Zoek judo op in het WikiWoordenboek.
Zie de categorie Judo van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Beluister (info)
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.