Jappenkampen in Nederlands-Indië

Jappenkamp is de gebruikelijke Nederlandse benaming voor Japanse interneringskampen, dat wil zeggen plaatsen waar burgers of krijgsgevangen militairen gedurende de Japanse bezetting van Nederlands-Indië (1942-1945) gedwongen waren te blijven op last en onder toezicht van het Japanse gezag. Nederlanders werden namelijk door de Japanse bezetter, als staatsburgers van landen waarmee Japan direct in oorlog was, beschouwd als 'vijandelijke buitenlanders'. Er was sprake van een harde en wrede behandeling van zowel burger- als krijgsgevangenen, soms met de dood tot gevolg. Ook was er een groot tekort aan voedsel, water en medicijnen. Besmettelijke ziekten, mede veroorzaakt door slechte sanitaire voorzieningen, hadden vrij spel en kostten aan duizenden het leven. De term interneringskamp is omstreden. Volgens Van Dale zijn de bewoners daarvan voor hun eigen veiligheid daarin opgeborgen. Volgens dezelfde bron is een Jappenkamp een door de Japanners gesticht concentratiekamp. In een concentratiekamp worden de overheid onwelgevallige personen opgeborgen (Van Dale). Men zou zelfs kunnen spreken van passieve vernietigingskampen. Door het grootschalig en consequent onthouden van voedsel en medicijnen stierven de bewoners vanzelf uit. De Amerikaanse atoombomaanvallen op Hiroshima en Nagasaki, die de onvoorwaardelijke overgave van Japan tot gevolg hadden, maakten daar een einde aan.

Jappenkampen in Nederlands-Indië
Oprichting1941
Actief inOnder meer in Azië en in Japan
LeiderJapan
DoelstellingDe geallieerde tegenstander onschadelijk maken
MethodenOpsluiten in kampen, dwangarbeid, disciplinaire strafmaatregelen

Inleiding

Gedurende het verloop van de Tweede Wereldoorlog werd Nederlands-Indië in 1942 door Japan bezet. De interneringskampen werden door het Japanse bezettingsleger gebruikt om Nederlanders en mensen van andere nationaliteiten, die nog in het land verbleven, te interneren. Er waren krijgsgevangenkampen voor militairen,[1][2] en kampen voor burgers.[3][4] Een volledig register van kampen wordt gegeven in Atlas van Nederlandse kampen.[5][6] De burgerkampen waren weer onderverdeeld in kampen voor mannen, vrouwen en kinderen en (oudere) jongens. Sommige vrouwen werden door Japanse soldaten tot prostitutie gedwongen; zij werden troostmeisjes genoemd.

De gevangenen werden over het algemeen slecht behandeld. Er was vaak weinig eten beschikbaar en men moest hard werken. Overtreders van de regels konden vaak rekenen op strenge straffen of martelingen. Naast deze kampen waren er ook werkkampen voor Indonesiërs (romoesja's) en kampen voor Indo-Europese jongeren.[7] Veel mannen (militairen, dienstplichtigen en romoesja's, aangevuld met fysiek 'sterke' burgers) werden ingezet als dwangarbeiders aan de Birmaspoorweg, de zogenaamde Dodenspoorlijn tussen Nong Pladuk in Thailand en Thanbyuzayat in Myanmar (Birma), of aan de Pakanbaroe-spoorweg tussen Pekanbaru en Muaro op Midden-Sumatra. Ook werden de mannen als dwangarbeider ingezet voor het aanleggen van vliegvelden op Flores, op de Molukken[8] en het werk in mijnen of andere industrieën in Japan.

Krijgsgevangenen

Aantallen en categorieën

Krijgsgevangene in een fase van verhongering in het Kamp Batu Lintang, september 1945

In de periode 1941-1942 sneuvelden 1.653 officieren en minderen van de Koninklijke Marine en 896 KNIL-militairen: in totaal: 2.549.[9] Met de capitulatie van het KNIL op 8 maart 1942 raakten ongeveer 42.240 Nederlandse militairen (waaronder ook Indo-Europese en 'gelijkgestelde' Nederlandse militairen) in Japanse krijgsgevangenschap.[10][11] Het aantal inheemse beroepsmilitairen werd geschat op 24.000. Zij waren afkomstig uit Java (15.000), Manado (3000), Ambon (5000) en Timor (1000). Hiervan zijn naar schatting later in 1942 15.000 militairen weer vrijgelaten.[12] Een deel van hen nam daarna dienst in het Japanse leger als hulpsoldaat (heiho's).

Een aanzienlijk aantal, speciaal onder de Ambonezen, bleef echter in gevangenschap. De Indo-Europeanen bleven in de meeste gevallen samen met de Europeanen zonder een gemengde afkomst geïnterneerd. Een uitzondering hierop was een verzamelkamp in Tjimahi.[13] De meeste krijgsgevangenen bevonden zich tijdens de capitulatie in de provincies West-Java (zie bijvoorbeeld Tjimahi) en Oost-Java. Ook op Borneo, Sumatra, Celebes en de Oostelijke eilanden bevonden zich kampen. Een aanzienlijk deel van de krijgsgevangenen werd daarna in werkkampen elders in de Archipel of daarbuiten te werk gesteld. De leefomstandigheden in de meeste kampen waren zeer zwaar. Berucht was daarbij het optreden van de Japanse militaire politie (Kempeitai). De moeilijkste omstandigheden deden zich voor waar krijgsgevangenen steeds weer op transport werden gesteld naar nieuwe werkkampen (de zogenaamde "dodenmarsen") en op locaties waar de Japanse kampleiding zich liet gelden door wreedheid en onverschilligheid in de behandeling van gevangenen. Berucht zijn de dodenmarsen van het kamp Sandakan in Noord-Borneo. In de werkkampen werden gevangenen onder vaak onmenselijke omstandigheden tewerkgesteld. Japan heeft de Conventie van Genève van 1929 nooit geratificeerd en ook niet nageleefd. Aan het einde van de oorlog verkeerden veel krijgsgevangenen in een 'toestand van lichamelijke en geestelijke uitputting waaronder ook de sterkste nauwelijks nog enige weerstand konden opbrengen'[14] In totaal stierven 8.200 krijgsgevangenen (1 op de 5, of 20%) tijdens gevangenschap. Meer dan de helft (ongeveer 5600) kwam om bij dwangarbeid verricht aan de Birma spoorweg (3100 slachtoffers) en de Pakanbaroe-spoorweg op Sumatra (bijna 2500 slachtoffers onder de krijgsgevangenen, naast waarschijnlijk meer dan 9.000 slachtoffers onder de geïnterneerde romoesja's).[15]

Krijgsgevangenkampen

Inleiding

Het totaal aantal krijgsgevangenen was omstreeks 42.000; daarbij waren er 37.000 van het Indische leger, 3.900 van de Koninklijke Marine en 1.500 zogenaamde stads- en landwachten. Deze werden ook wel landstorm genoemd. Deze militairen vormden ongeveer een derde deel van de Nederlandse mannen in Indië. In tegenstelling tot de situatie in Nederland (na de capitulatie voor Duitsland op 14 mei 1940) was er in Indië geen afwikkeling of afvloeiing geweest. Alle militairen werden zonder meer naar de kampen gezonden. Ook de commandanten mochten geen verslagen meer maken of officiële mededelingen doen. Het gevolg hiervan was dat er na de capitulatie van het Indische leger allerlei (veelal negatieve en verwarrende) geruchten de ronde gingen doen. Onderscheidende rangtekens moesten worden ingeleverd en diverse legeronderdelen raakten zozeer uit hun verband gerukt dat alle organieke structuur verloren ging. Voorraden waren in beslag genomen en kleding en schoeisel werd niet meer aangeleverd. Dit alles betekende dat de militairen ineens volslagen rechteloos waren geworden.[16]

Per kamp was in de meeste gevallen de hoogste in rang zijnde Nederlandse officier verantwoording schuldig aan de Japanse kampcommandant, veelal een kapitein of luitenant. De dagelijkse routinecontrole in de kampen gebeurde bijna altijd door onderofficieren en manschappen, waaronder zich vrijwel altijd Koreanen bevonden. Om indruk op de leiding te maken trad men vaak bij de geringste overtreding sadistisch op. De krijgsgevangenen werden over de gehele Nederlandse archipel verspreid en ver daarbuiten. Krijgsgevangenen met de rang van kolonel en hoger werden naar Formosa getransporteerd en vandaar naar Mantsoerije. Vanuit de basiskampen vertrokken groepen met diverse bestemmingen, maar "waarheen" wist niemand. Zodoende wist men uiteindelijk alleen nog maar waar zich de eigen groep bevond; van andere eenheden was niets bekend, slechts geruchten deden hieromtrent de ronde. Behalve Nederlanders zijn ook veel Engelse en Amerikaanse krijgsgevangenen, de laatsten vooral op de Filipijnen, in de kampen overleden.

Werkzaamheden en sancties

De krijgsgevangenen werden gedwongen allerlei werkzaamheden te verrichten, zoals het aanleggen van vliegvelden, het construeren van wegen, spoorlijnen en bruggen, havenwerkzaamheden en diverse andere zaken. Deze slavenarbeid, vaak onder zeer slechte omstandigheden, in ruige en mensvijandige gebiedsdelen, was voor velen fataal. Dat was onder meer het geval bij de aanleg van spoorwegen op Sumatra, Birma en Siam, bij de vliegveldaanleg in het oosten van Nederlands-Indië en Singapore, bij het werk in de mijnen in Japan en bij vele andere werkzaamheden in Zuidoost-Azië. Sancties bestonden onder meer uit het opsluiten in een kooi, zonder dak, zodat men dagenlang blootgesteld was aan alle weersinvloeden, het urenlang op de appelplaats laten staan en soms zelfs dagenlang en ranselpartijen met de vuist, gelaarsde voet, de schede van het samoeraizwaard, de knuppel of de zweep. Ontsnappingspogingen werden meedogenloos bestraft en wel door middel van de doodstraf; de uitvoering hiervan geschiedde met de bajonet, door onthoofding of een enkele maal door een vuurpeloton.

De Japanse premier Tojo had duidelijk gemaakt dat de Geneefse Bepalingen niet zouden worden nagekomen en dat de westerse krijgsgevangenen vooral vernederende arbeid dienden te verrichten en wel bij voorkeur in het zicht van de door de Japanners "bevrijde" volkeren. Vertegenwoordigers van het Rode Kruis en de neutrale mogendheid Zweden kregen geen kans daadwerkelijk controle uit te oefenen op de behandeling van krijgsgevangenen.

Verhongerende Amerikaanse krijgsgevangenen in een kamp op de Filipijnen

Transporten

De meeste verliezen aan levens van krijgsgevangenen kostten de transporten over zee. Ongeveer 90 procent van hen werd één of meerdere malen met dat soort vervoer geconfronteerd. De transporten vonden niet plaats op gemarkeerde schepen, dus zonder duidelijk Rode Kruis teken, die meevoeren in Japanse militaire konvooien. Aldus werden er schepen met vele krijgsgevangenen door de geallieerden getorpedeerd en gebombardeerd. De gevangenen zaten opgesloten in de ruimen en als ratten in de val tijdens zo'n aanval. Het grootste verlies aan levens van krijgsgevangenen kostte de torpedering van het Japanse vrachtschip de Junyo Maru in september 1944 in de Indische Oceaan, nabij Zuidoost-Sumatra, waarbij 5.600 mensen om het leven kwamen. De schepen werden Hellships genoemd. In het algemeen kon worden gesteld dat er bij de krijgsgevangenen in de Japanse kampen drie keer meer slachtoffers vielen dan bij die in Duits gevangenschap in Europa.[17]

POW-nummers

Tussen 1 maart 1944 en 15 augustus 1945 (Japanse capitulatie) werden er ook POW (Prisoner-of-War-) nummers gebruikt. De POW-nummers werden uitgegeven door het kamp waar men was geplaatst. Java werd bijvoorbeeld verdeeld in drie districten, zogenaamde Bunsho’s. In iedere Bunsho kreeg ieder kamp een nummer: in district I van 1 t/m 9, in II van 1 t/m 6, in III van 1 t/m 13. Binnen ieder district werd een afzonderlijke nummering van de geïnterneerden bijgehouden. Binnen elk van de drie Bunsho's liepen zij opeenvolgend door, beginnend bij 1 en eindigend met het maximale aantal geïnterneerden bij uitgifte van de laatste nummers. Als binnen een kamp (bijvoorbeeld kamp 4) alle nummers waren vergeven, nummerde men door in het volgende kamp (kamp 5) van de Bunsho. Deze nummers moesten ook op de correspondentie tussen kampbewoners onderling worden vermeld. Ook het kampnummer moest daarbij worden vermeld. Als een gevangene binnen een Bunsho naar een ander kamp verhuisde, behield hij of zij het kampnummer. Bij verhuizing naar een andere Bunsho (bijvoorbeeld van Bandung naar Muntilan) kreeg men echter een nieuw nummer toegewezen, waarbij de mensen binnen een transport opeenvolgend werden genummerd.

Overzicht Krijgsgevangenenkampen

Onderstaand volgt een (niet complete) opsomming van de krijgsgevangenenkampen.

Krijgsgevangenenkampen op Java

BunshoStadNaam van krijgsgevangenenkampBestaansperiode
SerangGevangenis02-03-1942 - 13-04-1942
Java Main CampBatavia10e Bataljonxx-04-1942 - 23-08-1945
ADEK03-02-1944 - 15-05-1944
Glodok06-03-1942 - 30-11-1943
Kampong Makassarxx-04-1942 - 07-01-1945
Mater Dolorosaxx-xx-1943 - 23-08-1945
Patekoanxx-04-1942 - 25-01-1943
Sint Vincentiusxx-xx-1943 - 30-02-1945
Struiswijk26-01-1944 - 28-10-1944
Tandjong Priok-kampenxx-04-1942 - 23-08-1945
Java ISoekaboemiKindersanatorium08-03-1942 - 30-03-1942
Hogere Landbouwschool08-03-1942 - 01-07-1942
Opleidingsschool der Algemene Politiexx-03-1942 - xx-05-1942
Tjimahi4e en 9e Bataljon31-01-1944 - 23-08-1945
Baros 5xx-04-1942 - 25-10-1942
Baros 6xx-03-1942 - 08-07-1942
Bergartillerie09-03-1942 - 07-01-1943
Treinkampement16-04-1942 - 12-10-1942
Bandoeng15e Bataljonxx-03-1942 - 28-04-1945
LOGxx-03-1942 - xx-08-1945
GaroetGaroet-kampenxx-03-1942 - 22-06-1942
LelesLeles-kampxx-03-1942 - xx-04-1942
TasikmalajaTasikmalaja-kampenxx-03-1942 - xx-04-1942
Java IITjilatjapArtillerie-kampement15-03-1942 - 05-02-1943
Hotel Bellevue, Hotel Wouters08-03-1942 - 16-06-1942
Infanterie-kampement15-03-1942 - 01-08-1942
SemarangDjoernatan19-03-1942 - 10-02-1943
MagelangInstructie-Bataljon10-03-1942 - 24-04-1942
DjokjakartaGroot-Seminarie09-03-1942 - 20-05-1942
HBS05-03-1942 - 08-07-1942
Java IIISoerabajaBroederschool14-03-1942 - 12-11-1942
HBSxx-03-1942 - 31-01-1943
Jaarmarkt08-03-1942 - 26-04-1943
JCJL-kamp11-04-1942 - 29-07-1945
Ondaatje-kampxx-03-1942 - xx-10-1943
Java IVMalang8e Bataljon, Drost-kamp II17-03-1942 - 07-02-1943
10e Depot-Bataljon, Drost-kamp I14-03-1942 - 25-12-1942
Diverse (kleine) kampenxx-03-1942 - 06-02-1943
Keloetstraat15-03-1942 - 17-01-1943

Krijgsgevangenenkampen op Sumatra

BunshoStadNaam van krijgsgevangenenkampBestaansperiode
Noord-Sumatra
BelawanUnie Kampong31-03-1942 - 26-06-1942
BlangkedjerenAtjeh-weg (11 kampen)16-03-1944 - 04-10-1944
KoetatjaneLawesigalagalaxx-03-1942 - xx-07-1943
MedanGloegoer26-06-1942 - 25-06-1944
Soengei Sengkol10-10-1944 - 26-10-1944
Midden-Sumatra
PadangGevangenis18-03-1942 - 22-09-1944
Pakanbaroe-spoorweg18 kampen tussen Pakanbaroe en Muaro19-05-1944 - 15-08-1945
Zuid-Sumatra
PalembangBetoeng/Ketiau11-11-1943 - 14-06-1944
Pangkalan Balei15-08-1943 - 20-05-1945
Scholenxx-03-1942 - 24-08-1945
Soengei Gerong22-02-1944 - xx-09-1945
Talangbetoetoexx-04-1942 - xx-11-1945

Krijgsgevangenenkampen op Borneo

BunshoStadNaam van krijgsgevangenenkampBestaansperiode
Noord-Borneo
Kuching
Batoe Lintang14-07-1942 - 06-11-1943
Labuan
Labuan
Jesselton
Jesselton
Sandakan
Sandakan17-07-1942 - 23-08-1945
Ranauxx-02-1945 - 15-08-1945
Oost-Borneo
Tarakan
Artillerie-kampement17-02-1942 - 13-06-1945
Infanterie-kampement12-01-1942 - 17-02-1942
Samarinda
KNIL-kampement19-03-1942 - 08-09-1943
Sangsasangsa25-03-1942 - xx-07-1945
Balikpapan
Goenoeng Malang19-12-1944 - 17-02-1945
Klandasan18-01-1943 - 19-12-1944
KNIL-kampement18-01-1943 - 19-12-1944
Bandjermasin
Bandjermasin I24-03-1942 - 24-04-1943
Bandjermasin II21-02-1945 - 31-07-1945
Poeroektjaoe
Poeroektjaoe12-08-1945 - 19-09-1945
West-Borneo
Pontianak
Missiegebouw11-04-1942 - 15-07-1942

Krijgsgevangenenkampen op Celebes

BunshoStadNaam van krijgsgevangenenkampBestaansperiode
Noord-CelebesMenadoGevangenis12-01-1942 - 07-02-1942
Fort Amsterdam07-02-1942 - xx-07-1942
Zuid-CelebesMakassarGevangenis08-03-1942 - xx-07-1943
Infanteriekampementxx-03-1942 - 02-06-1944
Mariso-kamp02-06-1944 - 26-08-1945
Militair Hospitaal26-08-1945 - xx-xx-1945
Zeevaartschoolxx-03-1942 - xx-04-1942
PomelaäPomelaä17-01-1943 - 16-09-1943

Krijgsgevangenenkampen op de Molukken en Flores

BunshoStadNaam van krijgsgevangenenkampBestaansperiode
FloresMaoemereBlomkamp10-05-1943 - 12-09-1944
Reyerskamp10-05-1943 - 09-09-1943
Wulffkamp10-05-1943 - 10-06-1943
TaliboeraTaliboera31-05-1943 - 30-08-1943
SeramAmaheiAmahei30-04-1943 - 21-10-1943
HarukuPalaoHaroekoe05-05-1943 - 01-08-1944
AmbonAmbonTantoei03-02-1942 - 10-09-1945
AmbonAmbon-stad25-11-1943 - 07-10-1944
LahaLahaxx-01-1942 - 07-10-1944
LiangLiang03-05-1943 - 14-08-1944
RoemahtigaRoemahtiga18-07-1944 - 07-10-1944
WaiameWaiame12-07-1944 - 07-10-1944
MunaRahaRaha11-09-1944 - 16-08-1945

Burgers

Inleiding

De Japanners streefden naar een gemeenschappelijke "Groot-Aziatische Welvaartssfeer" onder leiding van hun keizerrijk. Daartoe moesten de Aziatische volkeren ook geestelijk worden losgemaakt van de Westerse cultuur en dientengevolge dienden die "Westerse volkeren" uit de samenleving te worden verwijderd. Voor de Amerikanen gold dat tevens als represaillemaatregel; in de Verenigde Staten waren namelijk - na de aanval op Pearl Harbor - vele Japanners geïnterneerd (omstreeks 120.000). Allereerst werd begonnen met het gevangen zetten van alle vooraanstaande personen, daarna volgden de mannen, de vrouwen en kinderen. Dat gebeurde op Java het laatst, wellicht omdat het aantal daar zo groot was. Ook de burgerkampen mochten door het Rode Kruis en de "beschermende neutrale mogendheid" Zweden niet betreden worden. Tweemaal mocht het Rode Kruis pakketten sturen maar deze kwamen gehavend en deels geplunderd aan.

Naast de krijgsgevangenenkampen bestonden er burgerinterneringskampen, waar ca 70.000 Europeanen zonder een gemengde afkomst (zuivere blanken) en ca 30.000 Europeanen mét een gemengde afkomst (Indo-Europeanen, indo's) gevangen werden opgesloten. De eerste categorie werd ook wel aangeduid als "totok" en de tweede categorie als ""Belanda Indo" (zie Indische Nederlanders). De Europeanen zonder gemengde afkomst werden voor het grootste deel geïnterneerd. De meerderheid van de Indo-Europeanen (schattingen zijn er van 170.000 tot 280.000) kon buiten het kamp blijven, de zogenoemde "buitenkampers". Naar schatting zijn op Java, waar ongeveer drie vierde van de totale Europese bevolking was gehuisvest, en ook het aantal Indo-Europeanen naar verhouding vele malen hoger was dan in de Buitengewesten, uiteindelijk 76.000 Europese burgers geïnterneerd geweest, waaronder ten minste 10.000 van Indo-Europese afkomst.[18] Schattingen voor de andere eilanden zijn: Sumatra: 12.000, Borneo: 500, Grote Oost: 3.900. De totale sterfte in de burger-interneringskampen wordt geschat op 16.000. Rekening houdend met de gemiddelde sterftecijfers onder normale omstandigheden, zouden met enig voorbehoud 13.500 burgers zijn omgekomen als direct of indirect gevolg van internering. Bij een geschat aantal van in totaal 110.000 burger-geïnterneerden komt dit neer op 13%; een gemiddelde van 1 op 8.[19]

Burgerkampen

In de burgerkampen was vaak een groot tekort aan voedsel, water en medicijnen.[3][20] Soms trachtte men in het geheim via handeldrijven aan de gedeks (bamboe omheiningen) met de bevolking van omringende dorpen aan extra voedsel te komen. Dit bilikken of gedekken, indien ontdekt, werd echter streng bestraft door de kampbewaking. Belangrijk onderdeel van het dagelijks menu was een pap van Asiameel, die in het kampjargon bubur atji (stijfselpap) werd genoemd. Latrines waren vaak verstopt waardoor besmettelijke ziektes zoals dysenterie vrij spel kregen en in de overvolle slaapvertrekken wemelde het van wandluizen, vliegen en ratten. Hongeroedeem, malaria en beriberi kwamen vaak voor. Zendingen van het Rode Kruis werden vaak eerst door de Japanners afgeroomd. Vooral aan het eind van de oorlog ging de gezondheidstoestand snel achteruit.

Geïnterneerden werden vaak op transport gezet, meestal in overvolle treinen, waar de temperatuur in de geblindeerde wagons tot grote hoogte kon stijgen. In de kampen heerste een streng regiem. Overtredingen werden met stokslagen of uren in de zon staan zonder drinken bestraft. Er werd dagelijks appel gehouden om de gevangenen te tellen. In de vrouwenkampen werd in 1944 het bevel uitgevaardigd dat alle jongens van 10 jaar en ouder moesten verhuizen naar een speciaal jongenskamp, vaak in een bestaand mannenkamp. Sporadisch mocht er een briefkaart in het Maleis worden geschreven in de vorm van standaardzinnen, aangevuld met eigen woordjes.

Burgerkampen op Java

Vrouwen en kinderen wassen zich in het vrouwenkamp Kampong Makassar in Meester Cornelis (Batavia) na de capitulatie van Japan

Burger-geïnterneerden in kampen op Java werden vanaf 1 maart 1944 onder centraal militair bestuur geplaatst. Vóór die datum vielen zij onder direct legerbeheer. De kampen op Java werden onder drie gewestelijke hoofdkantoren geplaatst, ook wel Bunsho's genoemd, waaronder onderdistricten of Bushenko's. Binnen elke Bunsho werden de kampen doorlopend genummerd.[21] Dit waren:

  • Bunsho I: Batavia en omstreken (Bushenko's: Batavia-1, Batavia-2, Tangerang en Buitenzorg, totaal 9 kampen).
  • Bunsho II: overig West-Java (Bushenko's: Bandung en Cimahi, totaal 6 kampen)
  • Bunsho III: Midden- en Oost-Java (Bushenko's: Semarang, Ambarawa/Banyubiru, Solo en Muntilan, totaal 13 kampen)

Burgerkampen op Sumatra

Op Sumatra waren in het noorden enkele kampen.

Burgerkampen op Celebes

Noord Celebes

  • Menando
  • Tomohon
  • Kaäten
  • Airmadidi

Zuid Celebes

Correspondentie

Op de correspondentie (briefkaarten van de kamppost) tussen geïnterneerden werd de Japanse tijdrekening gebruikt waarbij het ontstaan van de Japanse natie 660 v. Chr. als beginjaar werd gebruikt. 1945 werd hierdoor 2605. Op de burger-POW-post moesten verder het POW-nummer van afzender en het POW-nummer en de militaire kampcode van het gewest van geadresseerde worden vermeld (CR: Bunsho I, CQ: Bunsho II en CP Bunsho III). Ten slotte werden op de briefkaarten ook geheime en steeds veranderde militaire adrescodes ingevuld, die bestonden uit een combinatie van een Romeins en Latijns cijfer. De tekst van de briefkaarten moest in het Maleis worden opgesteld, volgens een standaardtekst en was altijd positief van strekking.

Briefkaart uit kamp Muntilan (gewestcode C.P., POW nummer 23746) naar kamp Tjimahi (gewestcode C.Q., POW nummer 36851). Ook is de code VII 6 toegevoegd.

Wreedheid van de Japanners

De Japanse soldaten was op harde wijze ingeprent dat een krijgsgevangene een laf en minderwaardig schepsel was. Een echte soldaat moest zich in de strijd nooit overgeven; hij diende zich dood te vechten of zelfmoord te plegen, vlak voor een mogelijke gevangenname. Enige maanden na het begin van de oorlog in het Pacifisch gebied hadden de Japanners al een zeer groot aantal westerse krijgsgevangenen in hun macht, namelijk ongeveer 140.000. De Japanners beschouwden al deze westerse gevangenen zonder meer als minderwaardige schepsels die geen enkel recht konden doen gelden op een behoorlijke behandeling. Er waren nog andere omstandigheden in het geding. Zo had Japan vanaf 1937 oorlog in China gevoerd, waarbij Japanse militairen zeer wreed te keer waren gegaan – zowel tegen de civiele bevolking als tegenover krijgsgevangenen. Op grote schaal maakten zij zich schuldig aan plundering, massamoord, verkrachting en andere gruwelijkheden. Kort na het uitbreken van de oorlog in de Pacific verklaarde Japan op aandringen van de geallieerden, dat het land zich aan de bepalingen van de Conventie zou houden. Er werden in de zuidelijke regionen (waaronder de Indische archipel) evenwel geen gelijkluidende orders gegeven aan de Japanse militaire gezaghebbers. Integendeel: eind april 1942 gaf Hideki Tojo, de Japanse minister-president en tevens minister van Oorlog, opdracht de westerse krijgsgevangenen hard en op vernederende wijze aan te pakken. Ontvluchte gevangenen dienden ter dood te worden gebracht.

Er kwamen daarna op dit gebied weer verzachtende bepalingen en een reglement voor krijgsgevangenkampen, maar deze bevelen kwamen niet of niet voldoende terecht in de regionen waarin Nederlands-Indië was gelegen. In feite kwam het erop neer dat in de zuidelijke gebieden de Japanse commandanten zelf wel bepaalden hoe zij de krijgsgevangenen zouden behandelen. Niet in alle gevangenkampen vonden dezelfde verschrikkelijke gebeurtenissen plaats. Er kwamen diverse varianten voor, maar in grote lijnen waren de misdadige handelingen van de Japanners tegen de westerse krijgsgevangenen de volgende:

  • Van bescherming of menslievende behandeling was nergens sprake; vrijwel overal kwamen op grote schaal excessen voor;
  • De huisvesting was vrijwel overal zwaar onder de maat;
  • De voeding was slecht tot zeer slecht;
  • Vrijwel nergens vond verstrekking van kleding of schoeisel plaats;
  • De geneeskundige verzorging was overal onvoldoende tot slecht; dat er desalniettemin nog enige zorg was was te danken aan de inzet van eigen organieke militair artsen en hun verplegend personeel; de verstrekking van medicamenten was slecht tot afwezig;
  • De krijgsgevangenen werden massaal tot vaak zeer zwaar lichamelijk werk gedwongen, meestal in ongezonde omstandigheden, vaak in oorlogsgebied; ook moesten zij werk van zuiver militair nut voor de Japanse militairen verrichten;
  • De mogelijkheid tot het verzenden en het ontvangen van post naar en van gezinsleden was nihil.[22]

Overzicht grootste burgerkampen

Zuid-Celebes

Sumatra

West-Java

  • Cideng (Batavia)
  • Cihapit (Bandoeng)
  • Cimahi
  • ADEK (Batavia)
  • 15e Bataljon (Bandoeng) (Hier bevonden zich méér kampen, zoals ettelijke in Tjimahi: 4e en 9e Bat., Baroskamp, Kamp 6 en meer)

Midden-Java

Ambon

  • Tantui

Borneo

In jappenkampen overleden Nederlanders (selectie)

Zie ook

Japanse kampen en oorlogsmisdaden tijdens de Tweede Wereldoorlog
Kampen:Lijst van jappenkampen · Jappenkampen in Nederlands-Indië · Kamp Batu Lintang · Kampili · Banjoebiroe · Muntilan · Tjideng · Tjimahi · Sandakan · Gevangenis van Changi
Spoorlijnen:Dodenspoorlijn · Pakanbaroe-spoorweg · Birmaweg
Overige oorlogsmisdaden:Dodenmarsen van Sandakan · Dodenmars van Bataan · Slachting op Banka · Troostmeisjes · Zaak Haga · Japans helleschip · Tjisalak · Massamoord te Babar · Serum-affaire · Dampit-affaire · Glodok-affaire · Madoera-affaire · Vuurpijlaffaires · Plantersaffaire · Hilgersaffaire · Algemeen Landbouw Syndicaat-affaire · Spoorwegaffaires · Wilhelmus-affaires · Japanse aanval op de Behar en moord op de bemanning · Massamoord op de Kei-eilanden
Gerelateerd:Nederlandse verzets- en guerrillagroeperingen in Nederlands-Indië · Moluks verzet tijdens de bezetting van Nederlands-Indië door Japan · Bloedbad in de Simpangclub
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.