Jan Bastiaans

Jan Bastiaans (Rotterdam, 27 mei 1917Warmond, 31 oktober 1997) was zenuwarts en hoogleraar psychiatrie. In 1957 promoveerde hij op een proefschrift getiteld: Psychosomatische gevolgen van onderdrukking en verzet.

Jan Bastiaans (1987)

Bastiaans was een geleerde die grote roem en bekendheid verwierf maar steeds omstreden was. Zijn behandeling van de PvdA-senator Eibert Meester leidde tot een eerste schandaal. Als patiënt fabuleerde de politicus een verzetsverleden en Bastiaans begreep onvoldoende dat zijn patiënt gebeurtenissen verzon. Prof. Bastiaans publiceerde een boek over zijn patiënt en diens verzetswerk, de gruwelijke gevangenschap in Duitsland, de neurosen en de succesvolle therapie. Pas toen het boek[1] al uit was, zocht de ex-echtgenote van Meester de openbaarheid met de mededeling dat Meester nooit in het verzet had gezeten en nooit gevangene in Duitsland was geweest.

De "methode Bastiaans", het behandelen van getraumatiseerde volwassenen met een kampsyndroom met lsd of penthotal moest patiënten hun (oorlogs)verleden laten herbeleven. Bastiaans beweerde zo de zwaarste gevallen te kunnen genezen.[2][3][4]

Bastiaans was directeur van de Jelgersmakliniek, hij mocht deze functie niet combineren met de directie over het door hem zozeer gewenste nieuwe Centrum '45 toen dat in 1973 in Oegstgeest geopend werd.

In de film "Begrijpt u nu waarom ik huil?" van Louis van Gasteren liet Bastiaans in 1972 zijn behandelingsmethode op tv zien.[5] Achtergrond was de discussie rond de drie van Breda, drie oorlogsmisdadigers die zouden worden vrijgelaten. Vanaf dat ogenblik was Bastiaans een centrale figuur in de discussie over schuld en lijden in en na de Tweede Wereldoorlog. Bastiaans regelde voor zijn patiënten, en daarmee voor zichzelf, een bijzondere plek in de gezondheidszorg. Hij bemiddelde ook bij het aanvragen van verzetspensioenen. Wanneer iemand zijn methoden in twijfel trok, vielen Bastiaans' "aanhangers" de criticus aan door te beweren dat deze het lijden in de oorlog ontkende.

Tijdens de jaren zeventig ging prof. Bastiaans zijn inzichten over trauma's ook toepassen op andere groepen van getraumatiseerden onder wie slachtoffers van marteling, incest en verkeersongevallen. Bij terreuracties zoals de treinkaping in het Drentse Wijster en de gijzeling van het personeel van het Indonesische consulaat in Amsterdam door Molukse jongeren voorzag hij de gebeurtenissen in de media van commentaar. Bastiaans publiceerde hierover in 1979 een boek onder de titel "Psychologisch onderzoek naar de gevolgen van gijzelingen in Nederland (1974–1977)". Hij trad op als beleidsadviseur van de Nederlandse regering en was op de televisie een veelgevraagde deskundige. Ook internationaal genoot zijn werk grote belangstelling.

Aan de Leidse universiteit bleef Bastiaans in deze periode het middelpunt van conflicten. Hoewel hij in de medische wereld steeds geïsoleerder was komen te staan, wist hij zich telkens weer gesteund door een intensieve lobby vanuit het voormalige verzet en door zijn contacten aan het Nederlandse hof, in het bijzonder met prins Bernhard. Dit maakte het voor het College van Bestuur vrijwel onmogelijk om hem beperkingen op te leggen, ondanks groeiende twijfel op het ministerie en bij de Inspectie van de Volksgezondheid over zijn manier van werken.

In de vroege jaren tachtig had Bastiaans zich meer vervreemd van de academische wereld en van de geneeskunde. Binnen de Jelgersmakliniek had hij zich met een aantal medewerkers teruggetrokken in een villa die de annex van de kliniek was.[6]

Zijn vertrek als directeur van de Jelgersmakliniek op 31 december 1982 – hij moest met pensioen omdat hij 65 was geworden – leidde tot veel problemen omdat hij, ondanks eerder gemaakte afspraken, weigerde vrijwillig te vertrekken. Hij bleef zijn "villa" gebruiken voor opnamen en behandelingen. Na zijn eervol ontslag bleef Bastiaans nog in functie als hoogleraar, die in die tijd tot zijn 70e jaar mocht aanblijven en tevens patiënten blijven opnemen en behandelen. Toen de datum van zijn emeritaat naderde, ontstond opnieuw publiciteit en er werden Kamervragen gesteld.

De gezamenlijke verzetsorganisaties wisten desondanks te bereiken dat eind maart 1985 de Tweede Kamer een motie aannam die bepaalde dat Bastiaans na zijn vertrek als hoogleraar per 1 juni 1985 – op 28 juni 1985 hield hij zijn afscheidscollege – zijn werk moest kunnen voortzetten. Een onderzoek door de Inspectie op de Volksgezondheid kwam tot de conclusie dat de gebruikte methoden onverantwoord waren. Omdat vele dossiers van Bastiaans onvolledig waren, kon de effectiviteit van zijn methode in 1987 onvoldoende worden gecontroleerd of bewezen.

Na het verlies van zijn praktijk en een verbod op het verstrekken van lsd ging Bastiaans met emeritaat. Hij bleef echter de geneeskunde praktiseren in Oosterhout en de praktijkruimte bij hem aan huis te Oegstgeest. Nadat in 1993 een drugsverslaafde vrouw na toediening van ibogaïne tijdens zijn behandeling stierf, greep het medisch tuchtcollege in met een verbod op uitoefening van zijn ambt.

Literatuur

  • Bram Enning, De oorlog van Bastiaans: de lsd-behandeling van het kampsyndroom. Amsterdam, 2009. ISBN 9789045701998

Zie ook

Zie de categorie Jan Bastiaans van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.