Iraakse no-flyzones

De Iraakse no-flyzones werden tussen 1991-2003 ingelast en gecontroleerd door de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en hun bondgenoten (zoals Australië, België, Italië, Nederland, Saudi-Arabië en Turkije). Er waren twee afzonderlijke no-flyzones waarbinnen Iraakse vliegtuigen verboden waren om te vliegen. Deze grootmachten steunden op de Resolutie 688 Veiligheidsraad Verenigde Naties om hun acties tegen Irak te rechtvaardigen. Deze resolutie gaf echter geen expliciet groen licht voor het instellen van de no-flyzones boven Irak. De toenmalige secretaris-generaal van de VN noemde later de no-flyzones illegaal in een interview met John Pilger.

Iraakse no-flyzones
Onderdeel van de nasleep van de Golfoorlog
Datum1991 – 2003
LocatieIrak
ResultaatCoalitie overwinning
Strijdende partijen
 Verenigde Staten
 Verenigd Koninkrijk
 Frankrijk (1991–1998)
 Australië
 België
 Nederland
 Saoedi-Arabië
 Turkije
 Italië
 Irak
Leiders en commandanten
John Shalikashvili
T. Michael Moseley
George H. W. Bush (tot 20 januari 1993)
Bill Clinton (20 januari 1993 tot 20 januari 2001)
George W. Bush (vanaf 20 januari 2001)
John Major
Tony Blair
François Mitterrand
Jacques Chirac
Fahd bin Abdoel Aziz al-Saoed
Abdoellah bin Abdoel Aziz al-Saoed
Saddam Hoessein

Doel

De noordelijke no-flyzones werd begrensd door de 36-graden-Noorderbreedtelijn en de Noordelijke grenzen van Irak. Deze had tot doel de Koerden die in dit gebied leefden te beschermen tegen de Iraakse luchtmacht. Er werd immers gevreesd dat deze bevolking het slachtoffer zou worden van vergeldingsaanvallen. De Koerden kwamen in 1991 immers in opstand tegen het bewind van de Iraakse leider Saddam Hoessein. Met behulp van deze no-fly zones en het bergachtige terrein lukte het de Peshmerga stand te houden; in oktober 1991 gaven de Iraakse strijdkrachten Iraaks Koerdistan de facto op.

De zuidelijke no-flyzones werd begrensd door de 33-graden-Noorderbreedtelijn en de Zuidelijke grenzen van Irak. Deze had tot doel om de Sjiitische minderheid die in dit gebied leefde te beschermen tegen de Iraakse luchtmacht. Er werd immers gevreesd dat deze bevolking het slachtoffer zou worden van vergeldingsaanvallen.

In 1992 begon Irak de Coalitie uit te dagen door op vliegtuigen boven de no-fly zone te vuren met luchtafweergeschut, en in december 1992 werd een Iraakse MiG-25 neergehaald die zich binnen de zuidelijke no-fly zone waagde. In augustus 1993 staakte Irak tenslotte de aanvallen op Coalitievliegtuigen, maar na Operation Desert Fox in 1998 verklaarde Irak de no-fly zones niet meer te erkennen en hervatte het de aanvallen vanaf de grond. Saddam Hoessein loofde een beloning van USD 14,000 uit voor eenieder die een Coalitievliegtuig kon neerhalen. Het is Irak echter in deze periode nooit gelukt een bemand vliegtuig neer te halen.

Met Operation Southern Focus begonnen de Verenigde Staten in juni 2002 met aanvallen op militaire installaties in de zuidelijke no-flyzone ter voorbereiding van hun geplande invasie in Irak

Militaire Operaties

Slachtoffers en verliezen

Aan de zijde van de coalitie werden 2 UH-60 Black Hawk helikopters neergeschoten door friendly fire. Hierbij verloren 26 man het leven. Er kwamen ook 19 personeelsleden van het USAF om het leven door een autobom op hun basis. Verder werd ook een onbemande MQ-1 Predator neergehaald.

Aan Iraakse zijde werd een onbekend aantal luchtverdedigingssystemen vernietigd. Ook verloren de Irakezen 1 MiG-25 Foxbat, 1 MiG-23 Flogger en 2 Su-22 Fitters.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.