Hyperinflatie

Hyperinflatie is een zeer sterke inflatie. Waar een normale inflatie een prijsstijging van enkele procenten per jaar behelst, kent hyperinflatie zodanige prijsstijgingen dat de prijzen per dag stijgen.

Hyperinflatie in Argentinië
Biljet van 1 miljard Reichsmark uit 1923
Biljet van 1 miljard B-pengő uit 1946
Biljet van 100 biljoen Zimbabwaanse dollar uit 2009

Definitie

Een veelgebruikte definitie van hyperinflatie is die van Phillip Cagan uit 1956. In zijn boek, “The Monetary Dynamics of Hyperinflation”, definieerde hij een periode met hyperinflatie als volgt: het beginpunt ligt in de maand waarin het maandelijkse inflatie boven de 50% uitkomt, en het eindpunt wanneer het maandelijkse inflatie onder 50% zakt en daar blijft gedurende ten minste 12 maanden.[1] Deze definitie is vaak versimpeld tot de periode waarin de maandelijkse inflatie hoger is dan 50%. Bij een inflatie van 50% per maand verdubbelen de prijzen elke 50 dagen.

De International Accounting Standards Board (IASB) heeft richtlijnen opgesteld voor boekhoudregels in een hyperinflatoire omgeving. Het stelt geen absolute regel vast wanneer hyperinflatie optreedt, maar noemt factoren die wijzen op het bestaan van hyperinflatie:[2]

  • De bevolking houdt haar (spaar)geld liever in goederen, niet-monetaire activa, of in een relatief stabiele vreemde valuta. Bankbiljetten in lokale valuta worden onmiddellijk uitgegeven om de koopkracht te behouden;
  • De algemene bevolking geeft de voorkeur aan prijzen in een relatief stabiele vreemde valuta in plaats van de sterk fluctuerende prijzen in de lokale valuta;
  • Ver- en aankopen op krediet vinden plaats tegen prijzen die het verwachte koopkrachtverlies tijdens de kredietperiode compenseren, zelfs als de periode kort is;
  • Rentetarieven, lonen en prijzen zijn gekoppeld aan een prijsindex en
  • Het cumulatieve inflatiepercentage over een periode van drie jaar is 100% of hoger.

Ontstaan

De meeste hyperinflaties worden veroorzaakt door begrotingstekorten die worden gefinancierd door de geldhoeveelheid uit te breiden. Peter Bernholz analyseerde in zijn boek 29 hyperinflaties, volgens de definitie van Cagan, en concludeerde dat er op zijn minst 25 hierdoor zijn veroorzaakt.[3] Een noodzakelijke voorwaarde voor hyperinflatie is het gebruik van papiergeld in plaats van gouden of zilveren munten. Aan de aanvoer van edelmetalen zijn fysieke restricties die nauwelijks optreden bij papier, inkt en drukpersen.

Bij een begrotingstekort krijgt de overheid veel minder geld binnen dan het uitgeeft. Wanneer de inkomsten niet verhoogd kunnen worden door meer belasting te heffen, of geld lenen geen optie meer is dan kan het tekort worden verholpen door de geldpersen aan te zetten. Er wordt een grote hoeveelheid geld creëert die niet in verhouding staan tot de daadwerkelijke economische groei van het betreffende land. De centrale bank speelt hierbij een rol. Het is een centrale bank veelal verboden om rechtstreeks geld uit te lenen aan de overheid. Door geld te drukken en dit aan commerciële banken uit te lenen, kunnen de commerciële banken aan girale geldschepping doen en zo nog meer geld in de economie te steken. Als dit op grote schaal gebeurd, dan kan dit leiden tot hyperinflatie. Andere mogelijke oorzaken van hyperinflatie zijn bijvoorbeeld speculatie en het wegvallen van vertrouwen in een munt.

Omdat snel stijgende prijzen leidt tot waardevermindering van het geld, gaan mensen zo snel als mogelijk het geld uitgeven aan goederen of diensten. Dit leidt tot extra vraag waardoor de prijzen nog sterker kunnen gaan stijgen en dit kan tot een vicieuze cirkel van steeds meer inflatie opleveren.

Gevolgen

Hyperinflatie is zeer nadelig voor een economie. Werknemers, pensioengerechtigden en mensen met een andere uitkering kunnen minder kopen als hun salaris of uitkering niet worden verhoogd in lijn met de inflatie. De lonen zijn vaak wel geïndexeerd en volgen de inflatie maar dit gebeurd veelal met een vertraging waardoor hun koopkracht toch afneemt. Voor de schuldeisers en spaarders is het catastrofaal, de schuldvorderingen en spaartegoeden luiden in nominale bedragen en worden waardeloos. Investeerders trekken massaal hun geld terug. Consumenten nemen hun geld van de banken op en beleggen in buitenlandse valuta of waardevaste goederen. Dit veroorzaakt de bekende "run op de bank", met als gevolg een golf van faillissementen in het bankwezen. Dit komt ook voor bij hoge inflatie, zoals in Argentinië waarbij men in 2002 dit trachtte te voorkomen door de saldi te bevriezen, wat tot woedende reacties en een politieke en sociale crisis leidde. Men verliest het vertrouwen in geld, en de zeer inefficiënte ruilhandel keert terug. De schuldenaren, waaronder de overheid met de staatsschuld, hebben er voordeel bij want de schulden kunnen steeds gemakkelijker terugbetaald worden. Bij hyperinflatie wordt ook het rekenen met geld steeds lastiger: men moet in duizenden, miljoenen en miljarden rekenen.

Duitse kinderen spelen met bundels papiergeld omdat het nauwelijks waarde meer heeft (1923)

De Duitse hyperinflatie van 1922-1923 is wel het bekendst. Deze inflatie was een gevolg van het feit dat de Fransen het Ruhrgebied bezetten om herstelbetalingen van de Duitsers af te dwingen. De Duitse overheid koos er om politieke redenen voor om de uit protest in staking gegane arbeiders door te betalen. Voor dat doel werden en masse Papiermarken bijgedrukt. De politici hadden kunnen kiezen om geen salarissen door te betalen, hogere belastingen te heffen, meer te bezuinigen of staatsleningen uit te schrijven. Op het hoogtepunt werden de prijzen dagelijks tien keer zo hoog als de vorige dag. De burgers gebruikten bankbiljetten als brandstof voor de kachel, omdat ze meer warmte gaven dan de brandstof die men met dezelfde hoeveelheid bankbiljetten kon kopen.

In Venezuela wordt de inflatie geraamd op 1 miljoen procent in 2018.[4] Per eind juli 2018 kostte een busrit gemiddeld zo'n 40.000 bolívar en het grootste bankbiljet is 100.000 bolívar. Met een bankpas kan maximaal 10.000 bolívar per dag worden opgenomen en bij een bank is dat 30.000.[4] Voor grote aankopen zijn bankbiljetten zeer onpraktisch, maar via de mobiele telefoon kan geld worden overgemaakt en daar werd veel gebruik van gemaakt.[4]

Episodes

Het Cato Institute kwam in 2012 tot een totaal van 56 historische episodes van hyperinflatie.[1]

Enkele voorbeelden van hyperinflatie:

De hoogste inflatie ooit is gemeten in Hongarije in juli 1946. De inflatie bereikte die maand een piek van 42.000.000.000.000.000% (4,2×1016%).[1] Dit is gelijk aan 207% per dag en elke 15 uur verdubbelden de prijzen.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.