Hepatitis C

Hepatitis C is een infectieziekte die hoofdzakelijk de lever aantast en veroorzaakt wordt door het hepatitis C-virus (HCV).[1] Deze vorm van hepatitis is pas eind jaren tachtig ontdekt; tot dan toe werd deze aangeduid als 'Hepatitis non A non B'. Besmetting trad op dat moment meestal op door bloedtransfusies. Er bestaat geen vaccin tegen hepatitis C.

Neem het voorbehoud bij medische informatie in acht.
Raadpleeg bij gezondheidsklachten een arts.
Hepatitis C
Virus
Coderingen
ICD-10B17.1, B18.2
ICD-9070.4, 070.5
OMIM609532
DiseasesDB5783
MedlinePlus000284
eMedicinemed/993ped/979
MeSHD006526
Portaal    Geneeskunde

Symptomen

Een hepatitis C-infectie verloopt in het begin meestal asymptomatisch. De infectie gaat in de meerderheid van de gevallen (70%) ongemerkt over in een chronische vorm. Circa 20-30% van de mensen met de chronische vorm ontwikkelt leverschade (verlittekening) en hiervan krijgt ongeveer 2-5% per jaar leverkanker. Sommige mensen krijgen pas 20 of 30 jaar na de besmetting klachten wanneer de lever al is aangetast.

Transmissie

Het hepatitis C-virus wordt hoofdzakelijk overgedragen via bloed-bloed contact, dat wil zeggen door:[2]

  • intraveneus drugsgebruik, met name het delen van injectienaalden;
  • in de gezondheidszorg, vooral door ontoereikende sterilisatie van medische instrumenten;
  • bloedtransfusie en bloedproducten die niet getest zijn op HCV;
  • seksueel contact of tijdens de bevalling, deze vormen van infectie komen minder vaak voor;
  • tatoeages/piercings, acupunctuur en andere ingrepen waarbij niet-steriel materiaal gebruikt wordt.

Hepatitis C wordt niet verspreid via voedsel, water of door toevallig contact zoals knuffelen, zoenen en delen van voedsel of dranken met een besmet persoon.

Aangezien sinds begin jaren 90 in België en Nederland bloeddonoren gescreend worden op aanwezigheid van hepatitis C-virus antilichamen, is de kans op infectie na bloedtransfusies significant gedaald.

Virologie

Het hepatitis C-virus is een klein, positief enkelstrengig RNA-virus.[3] Het behoort tot het genus van de Hepacivirus binnen de Flaviviridae-familie.[4] Er zijn zeven verschillende virustypes (het virus genotype 1-7).[5] Deze genotypes worden verder onderverdeeld in subtypes.

Diagnose

Omdat acute HCV-infectie meestal asymptomatisch is, is een vroege diagnose van HCV-infectie zeldzaam. Bij de patiënten die chronisch geïnfecteerd zijn, wordt de infectie vaak niet gediagnosticeerd, tenzij er ernstige leverschade is ontwikkeld.

HCV-infectie wordt in twee stappen gediagnosticeerd:[2]

  • Screening voor anti-HCV-antilichamen met een serologische test diagnosticeert mensen die besmet geweest zijn met het virus.
  • Als de test positief is voor anti-HCV-antilichamen, zal een nucleïnezuurtest voor HCV-RNA nodig zijn om de chronische HCV-infectie te bevestigen, omdat ongeveer 15-45% van de patiënten met HCV zonder behandeling de infectie klaren door een sterke immune reactie. Alhoewel deze patiënten niet langer besmet zijn, zullen ze nog steeds positief reageren voor aanwezigheid van Hepatitis C-antistoffen.

Nadat een persoon is gediagnosticeerd met chronische hepatitis C-infectie, moeten zij de mate van leverbeschadiging (fibrose en cirrose) laten testen. Dit kan door leverbiopsie of via een verscheidenheid van niet-invasieve testen.

Bovendien dient er een genotyperingstest uitgevoerd te worden om het genotype van de hepatitis C-stam te identificeren. Het slaagpercentage van behandeling hangt echter af van het genotype van het HCV. De mate van de leverschade en het virusgenotype worden gebruikt om de keuze van behandeling en de opvolging van de infectieziekte vast te leggen.

Er is ook een HCV rapid antibody test beschikbaar, waarmee met een monsternemer (swab, een soort wattenstaafje) onder en boven in de mond langs het tandvlees – doch niet langs de wangen – moet worden geschraapt, die na onderdompeling in een reagensvloeistof na circa 20 minuten een positieve of negatieve uitslag geeft. Deze 'sneltest' dient vooral als screening voor personen in risicogroepen en heeft ten opzichte van de reguliere ELISA-test een uitslag-overeenkomst van ongeveer 97,5%.[6]

Behandeling

In het algemeen is de behandeling aanbevolen voor patiënten met een bewezen HCV-infectie waarbij tekenen van een leveraandoening worden waargenomen. Sinds 2000 bestaat de standaardbehandeling van hepatitis C uit een combinatietherapie van PEG-interferon[7] met Ribavirine.[8] Ribavirine is een antiviraal geneesmiddel dat de werking van alpha-interferon versterkt en de vermenigvuldiging van het virus tegenhoudt. De behandeling van alpha-interferon en ribavirinecapsules duurt (afhankelijk van het virus genotype) ongeveer 24-48 weken.[9] Voor de genotypes 2 en 3 is het slaagpercentage 70-80% na 24 weken en voor de genotypes 1 en 4 is deze 45-70% na 48 weken.[2] De respons op de behandeling wordt opgevolgd door de aanwezigheid van viruspartikels in het bloed op te volgen (viral load test).

Wanneer het virus na 24 weken echter niet genoeg uit het lichaam is verdwenen (of zelfs helemaal niet is verminderd), dan is er sprake van een zogenaamde non-responder. Dit is een patiënt bij wie het virus niet (of nauwelijks) op de medicatie reageert. In zo'n geval is de behandeling zinloos en wordt deze gestopt.

Nieuwe HCV-protease inhibitoren (Telaprevir[10] en Boceprevir[11]) werden recent goedgekeurd. Aangezien ze aanleiding kunnen geven tot resistentie, worden ze enkel in combinatie met andere behandelingen gebruikt. Deze nieuwe moleculen verhogen het slaagpercentage van de behandeling bij de genotypen 1, 4, 5 en 6.

Sinds 2014 is een behandling met sofosbuvir in een combinatietherapie eerste keus bij alle genotypes.[12]

Epidemiologie

Wereldwijd dragen circa 150 tot 200 miljoen mensen een chronische vorm van hepatitis C-infectie.[2] 350.000 tot 500.000 patiënten sterven jaarlijks aan aan hepatitis C gerelateerde leverziekten.

Hoewel het in Nederland nog geen zeer hoge aantallen betreft, zijn circa 60.000 mensen ermee besmet, velen daarvan zonder het te weten.

Epidemiologische gegevens voor België

De seroprevalentie van HCV in de Belgische populatie werd in 1993-94 op 0.87% geschat.[13] Een recente analyse in de algemene bevolking toonde een geconfirmeerde seroprevalentie van 0,71 % aan en een prevalentie van viremie van 0,33%.[14]

Op basis van het aantal gerapporteerde gevallen in het netwerk van de peillaboratoria en het aantal uitgevoerde genotyperingen werd de jaarlijkse HCV incidentie in 2016 op 1500 geschat (13.6/100.000 inwoners).[15] De verdeling volgens de gewesten was in 2016 als volgt: 41% in Vlaanderen, 35% in Wallonië en 23% in Brussel. Ondanks de verhoogde screening bij vrouwen tussen 20-39 jaar is er een hogere prevalentie (M:F 1.06:1) van HCV geïnfecteerden bij mannen met mediaan leeftijd 45-49 jaar.

De verdeling van de genotypes in de algemene populatie werd als volgt bepaald: genotype 1 is het meest voorkomend (53,6%), gevolgd door genotype 3 (22,0%) en genotype 4, 2 en 5 met respectievelijk 16,1%, 6,2% en 1,9% van de HCV infecties.[16]

Personeelsleden uit de gezondheidssector vertoonden een lagere seroprevalentie dan in de algemene populatie en bijgevolg loopt het verzorgend personeel geen verhoogd risico.[17]

De verdeling van de genotypes bij injecterende druggebruikers was als volgt: 48,7% genotype 1, gevolgd door 41,2% genotype 3, 8,8% genotype 4 en 1,4% genotype 2.[18]

Verder lezen

Hepzibah Kousbroek (1954-2009) publiceerde in 2004 De onzichtbare vijand: een persoonlijk verslag van de strijd tegen hepatitis C (Arena, 2004) ISBN 9069746565.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.