Hel (religie)

De hel is een religieus concept en duidt een plek of bestaanssfeer aan waar men na de dood heen kan gaan en welke gekarakteriseerd wordt door een hoge mate aan fysieke en mentale pijn en lijden. In bijna alle religies is er sprake van de aanwezigheid van een of meer hellen. Het begrip hel komen we veel tegen binnen het christendom en de islam. Na te zijn gestorven, zouden de zielen naar het hiernamaals gaan. Conform de vroomheid, eerlijkheid, kuisheid en/of andere zaken wordt er door een hogere macht beslist of een ziel naar de hemel mag of dat deze naar de hel moet. De hel is in die zin het tegenovergestelde van de hemel, namelijk een verblijf in afwezigheid van God.

'De verdoemden gaan naar de hel' van Luca Signorelli
'De duivel martelt de verdoemden terwijl ook hij gemarteld wordt in de hel' uit Les Très Riches Heures du duc de Berry van de gebroeders Van Limburg
Kaart van de Hel door Botticelli voor Dante Alighieri's De goddelijke komedie
Het Laatste Oordeel (detail), door Jheronimus Bosch.

Woordafleiding

Het woord hel komt van het Oergermaanse woord *haljæ wat dodenrijk of onderwereld betekende.

De godin Hel was in de Noordse mythologie de koningin van de onderwereld (Helheim en Niflhel), zij had haar burcht in het diepste punt van de wereld. Dit punt heette, net als de burcht, Niflhel (Nevelhel) en dit was de plek waar alle doden naartoe gingen, ongeacht of zij goed of slecht geleefd hadden.

Garmr (een helhond) bewaakt de poort van het voorportaal Gnipahellir.

Voor de leefwijze in Niflhel hing het er wel vanaf hoe men geleefd had. Voor de zondigen was het er een straf. Naast Hels rijk was er nog een ander dodenrijk, het Walhalla. Zij die dapper gevochten hadden op het strijdveld en waren gesneuveld werden door de Valkyrja's (ofwel Walkuren) in Freya's en Odins naam uitgekozen om naar het Walhalla te gaan.

Hel in het jodendom

Vallei van Hinnom, Gehenna, 2007

In de Hebreeuwse Bijbel is sprake van een onderwereld, een dodenrijk in algemene zin: Sheol (Hebreeuws: שְׁאוֹל, ʃeʾôl). Dit concept van het hiernamaals maakt geen onderscheid tussen goede en slechte mensen. Het bestaan in Sheol is een bestaan van negaties, vergelijkbaar met dat van het Griekse schimmenrijk. De overledenen leiden daar een schimmig bestaan, in afwachting van het oordeel. Enkel in het boek Daniël wordt gesuggereerd dat er op het einde der tijden een oordeel geveld zal worden.[1]

Pas in het jodendom van na de Babylonische ballingschap kwam er een tweede begrip op dat verwijst naar een plaats waar doden verblijven, Gehenna (Hebreeuws: גהנום, gehinnom). De aanduiding Gehenna is afgeleid van de "Vallei van Hinnom" die de Oude Stad van Jeruzalem, met een andere vallei, omringt. Waar Sheol een wachtplaats is waar allen verblijven in afwachting van het oordeel, is Gehenna een veel negatievere plaats, die nochtans niet met de christelijke voorstelling van de hel kan worden gelijkgesteld, omdat de duivel in de wereld van het jodendom niet die rol speelt als in het christendom.[2] In sommige tradities wordt de engel Azraël genoemd als degene die straft in de hel.

Hel in het christendom

Hel in het Oude Testament

De ongehoorzaamheid van Adam en Eva brengt de mensheid in aanraking met de dood. In de eerste bijbelboeken is er nog weinig zicht op een leven na de dood. Alle nadruk ligt op het hier en nu en de dood lijkt het laatste te zijn. Later zijn er uitspraken over de doden, waarbij vaak de term 'dodenrijk' wordt gebruikt. Het woord 'dodenrijk' is dan de vertaling van 'sjeol'. Er is discussie over de vertaling van dit woord. De NBG vertaling uit 1951 vertaald bijvoorbeeld met 'dodenrijk' maar de Statenvertaling vertaald meestal met 'hel' en soms met 'graf'. De 'sjeol' is echter meestal het lot van de goddelozen. Vandaar dat oudtestamenticus Mart Jan Paul aangeeft dat de vertaling met 'hel' misschien te concreet is, maar wel beter de negatieve gevoelswaarde weergeeft dan 'dodenrijk'.[3] Ook Johannes Calvijn erkent in zijn Institutie dat 'hel' niet zelden als 'graf' opgevat kan worden.[4]

In het Oude Testament wordt duidelijk een tweedeling geschetst tussen de rechtvaardige en de onrechtvaardige, de gelovige en de goddeloze. Denk bijvoorbeeld aan Psalm 1 en Psalm 73, waar duidelijk wordt dat de weg van de godvruchtige rijk gezegend is en dat de weg van de goddeloze vergaat. Het geloof in een hemel en een hel als verblijfplaats van de rechtvaardige en de goddeloze is echter nog niet zo uitgewerkt als in het Nieuwe Testament. Het meest duidelijk in het Oude Testament is Daniel 12 vers 2: Velen van hen die slapen in de aarde, in het stof, zullen ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen om voor eeuwig te worden veracht en verafschuwd (Nieuwe Bijbelvertaling).

Met name in de tijd tussen het Oude en het Nieuwe Testament komt er een meer uitgewerkte visie op het leven na de dood.

Teksten uit het Oude Testament:

  • In de Septuagint (de Griekse vertaling van het Oude Testament) wordt de Tartaros genoemd in Job 40:20 (MT 40:15), 41:24 (MT 41:23) Spr 30:16 (MT 24:51).
  • In 2 Kron. 23:10 wordt het 'dal van Hinnom’ genoemd. Hier werden in de tijd van de koningen kinderoffers gebracht.

Hel in het Nieuwe Testament

In het Nieuwe Testament verwijst Jezus uitdrukkelijk naar een plaats van eeuwige bestraffing en lijden (onder meer in Matteüs en Lucas). De hel wordt hier geconcipieerd als eeuwig. De hel wordt derhalve ook wel "eeuwige straf" of "eeuwige verderfenis" genoemd. Openbaring 19:20 omschrijft de hel als 'de poel van vuur, die van zwavel brandt'. Het beeld van vuur is in de eerste plaats een symbool van Gods toorn. Uit de hel is volgens de christelijke leer geen bevrijding mogelijk.

Evenals in het Oude Testament (in de vertaling van de Septuaginta) spreekt het Nieuwe Testament over de 'hades'. Het Nieuwe Testament kent ook de 'gehenna' als vertaling van het 'dal van Hinnom'. Daarnaast is er het woord 'abussos' dat vertaald wordt met 'afgrond'.

Teksten uit het Nieuwe Testament:

  • Hades:[5] Matteüs 11:23; 16:18; Lucas 10:15; Handelingen 2:27,31; 1 Korintiërs 15:55; Openbaring 1:18; 6:8; 20:13,14
  • Gehenna:[6] Matteüs 5:22,29,30; 10:28; 18:9; 23:15,33; Marcus 9:43,45,47; Lucas 12:5; Jakobus 3:6.
  • Tartaros: II Petrus 2:4.
  • Abussos (afgrond): Luc. 8:31; Op. 9:1; Op. 20:1,3; Rom.10,7.

In het Nieuwe Testament speelt de hel een rol als plaats waar na het eindoordeel op de Dag des oordeels, de goddelozen naartoe worden gezonden, terwijl de rechtvaardigen een nieuwe hemel (heelal) en een nieuwe aarde beërven waar voor de dood en het lijden geen plaats meer is.[7]

In Lukas 13 staat beschreven hoe iemand aan Jezus vraagt: ‘Heere, zijn het weinigen, die zalig worden?’ Er wordt een beschouwelijke vraag gesteld, maar Jezus geeft een praktisch antwoord, dat niet alleen tot hem is gericht: ‘Strijd om binnen te gaan door de nauwe poort(...)’. Het spreken over de hel is geen neutrale informatievoorziening, maar is bedoeld als aansporing om het heil bij Christus te zoeken.[8]

Het Nieuwe Testament maakt duidelijk dat er gradaties in het helse lijden zijn:

  • Mattheüs 11: 21-22. Voor Chorasin en Betsaïda zal het anders zijn dan voor Tyrus en Sidon.
  • Mattheüs 23:14. De huichelachtige farizeeën en schriftgeleerden zullen een zwaarder oordeel ontvangen.
  • Lukas 12: 47-48. De moedwillig slechte slaaf wordt zwaarder gestraft dan de onbewust slechte slaaf.
  • Romeinen 5: 5-6. Ieder mens wordt geoordeeld naar zijn of haar werken.

Hel in de Vroege Kerk

In de Vroege Kerk waren er drie verschillende stromingen te onderscheiden met betrekking tot de eeuwige straf of de hel.

  1. De omvangrijkste stroming was die van het universalisme(de alverzoening) (Origenes).
  2. Daarnaast was er de stroming die geloofde in eindeloze hellestraffen (Tertullianus)
  3. Ten derde was er een stroming die geloofde in de uiteindelijke vernietiging van de goddelozen (annihilationisme) (Justinus de Martelaar).

Van den Brink en Van der Kooi stellen in hun Christelijke Dogmatiek dat de leer van een eeuwige hel sinds 543 (de synode van Constantinopel) als officiële leer van de kerk geldt.[9]

Hel in de algemene geloofsbelijdenissen

Met de Apostolische geloofsbelijdenis belijden christenen wereldwijd dat Christus is 'nedergedaald ter helle'. De Heidelbergse Catechismus legt in antwoord 44 uit dat Christus onuitsprekelijke benauwdheid, smarten, verschrikking en helse kwelling had, die Hij, in heel zijn lijden, maar bovenal aan het kruis heeft ondergaan. Deze uitleg is echter niet onomstreden. Oorspronkelijk stond 'nedergedaald ter helle' echter in het kader van Christus' overwinning waar ook de 'onderwereld' ('sjeol') getuige van moest zijn. Christus is overwinnaar een verbreekt de poorten van de hel.

De geloofsbelijdenis van Athanasius stelt:

(...) vanwaar Hij [Jezus Christus] komen zal om te oordelen de levenden en de doden.
En bij zijn komst moeten alle mensen wederopstaan met hun lichaam en rekenschap afleggen van hun eigen daden.
En die het goede gedaan hebben zullen in het eeuwige leven gaan, maar die het kwade gedaan hebben in het eeuwige vuur.

De Geloofsbelijdenis van Athanasius is opgenomen als credo in de Westerse Kerk (en niet in de Oosterse Kerk), vandaar dat dit document en de leer over hel gezaghebbend is in de Rooms-Katholieke Kerk en veel protestantse kerken.

Hel in de Rooms-Katholieke Kerk

Rooms-katholieken geloven dat de meeste zielen voor hun intrede in de hemel eerst nog tijdelijk gelouterd moeten worden in het vagevuur. Voor rooms-katholieke en andere christenen is de hel een werkelijkheid die zich in het hier en nu kan manifesteren door de invloed van duivelse geesten en de satan. Zij is een werkelijkheid die bestaat naast de werkelijkheid van het leven van de mensen in de wereld en het leven van de zielen in de hemel en het vagevuur.
De rooms-katholieken geloven dat zij met hun gebed en geestelijke offers de zielen in het vagevuur vertroosting kunnen geven en een spoediger verlossing uit het vagevuur, terwijl de zielen in de hel niet meer gebaat zijn bij gebed of goede werken ter hunne verlossing gedaan, maar werkelijk reddeloos verloren zijn. Binnen de rooms-katholieke kerk zijn middels vele privé-openbaringen hulpmiddelen gegeven aan de mensen om zich voor een eeuwige verdoemenis te bewaren. Zo is er de devotie van de drie weesgegroetjes, het dragen van het scapulier. Of het rozenkransje van Barmhartigheid geopenbaard door de heilig verklaarde zuster Maria Faustina Kowalska (Polen) waaraan de belofte verbonden is dat wanneer iemand dat gebed slechts één maal in zijn leven heeft gebeden, hij niet verloren zal gaan. Wat overigens niets zegt over de duur van het verblijf in het vagevuur.

Hel in het protestantisme

Binnen het protestantisme zijn er meerdere opvattingen over de hel. Veel protestanten geloven dat uit de hel niet te ontkomen valt. Tegelijk gelooft men dat de hel wel te vermijden, te ontwijken is. Wie zijn zonden aan God belijdt, zich daarvan afkeert en in Jezus Christus gelooft wordt vrijgesproken van zijn of haar zonden en hoeft daarom niet gestraft te worden in de hel. De Heidelbergse Catechismus spreekt van 'eeuwige straf', de Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt in artikel 37 stelt dat de goddelozen gepijnigd worden in het eeuwige vuur, dat voor de duivelen en zijn engelen bereid is.

De zevendedagsadventisten geloven in een tijdelijke rusttoestand van de dood tot de opstanding. Weer anderen hangen de leer van het annihilationisme aan en stellen dat zondaren na hun dood vernietigd worden, en niet eeuwig zullen lijden in de hel of de poel van vuur. Deze zienswijze wordt door een minderheid van de christenen aangehangen.

Trivia

  • De bekende christelijke auteur C.S. Lewis schreef over de hel: Er is geen leerstuk dat ik, als het in mijn vermogen lag, liever uit het christelijk geloof zou willen verwijderen dan dit. Men vertelt ons dat het een verfoeilijke leer is – en om de waarheid te zeggen: ook ik verfoei haar uit de grond van mijn hart. Hij schreef ook: Tenslotte zijn er maar twee soorten mensen: zij die tot God zeggen: 'Uw wil geschiede', én zij tot wie God ten slotte zegt: 'uw wil geschiede'.
  • Hendrikus Berkhof schreef: 'In Gods naam hopen wij, dat de hel een louteringsweg zal zijn'.[10]

Hel in de islam

De islam gebruikt namen die zijn afgeleid van de Gehennavallei nabij de oude stad van Jeruzalem. In het Arabisch al-nar (het vuur) of jahannam (جهنم). De hel is in de islam de plaats van bestraffing voor de menselijke ziel na de dood. Mensen kunnen na de dood, afhankelijk van hun aardse daden en geloof, naar de hel of naar het paradijs gaan. De hel is volgens de islam bestemd voor drie soorten mensen:

  • Kafirs (diegenen die een of meer geloofsbeginselen van de islam ontkennen)
  • Sjirks (diegenen die niet in de eenheid van God geloven)
  • Moenafieks (diegenen die zich voordoen als gelovigen in de islam maar in werkelijkheid niet geloven)

Deze groep mensen gaan uiteindelijk naar de hel die weer uit zeven graden of lagen bestaat. De hel is in de islam een plaats voor eeuwige vernedering en bestraffing voor ongelovigen. Volgens de islam gaan zondige moslims ook tijdelijk naar de hel. De zielen van deze zondige moslims worden daar zogenaamd "gereinigd" voordat ze de heilige bestemming, het paradijs, mogen betreden. Aangezien Gods aanwezigheid aldaar is, is het niet mogelijk om daar te komen als zondaar. Hoelang zij daar zullen verblijven is afhankelijk van de mate, soort van de zonde en van Gods genade.
Er bestaan overigens bij de islamitische stromingen wel wat afwijkingen op details over het bovengenoemde. De Koran noemt de hel ook wel met verschillende benoemingen zoals "vuur", "niet terugkeerbare val uit een afgrond", "ongelooflijke vuur en vlam" en "vuur zonder rook". Ook geeft de Koran in sommige aya de toestand van mensen die (al) in de hel zijn. Volgens de Koran zal God de moeshrieks voor eeuwig in de hel houden en zullen zondige, maar wel gelovige mensen, na de tijdelijke "zielenreiniging" in de hel, naar het paradijs gaan. Volgens de islam zullen de moeshrieks (diegenen die deelgenoten toekennen aan God) in de "laatste" (lees; ergste) hel komen. De heer en bewaker van de hel is volgens de islam, de engel Maalik (مالك). Daarentegen is de heer en bewaker van het paradijs, de engel Ridwan (رضوان).

Hel in het boeddhisme

De boeddhistische hel in het Chinees schimmenspel, het doorboren van de buik

Het boeddhisme maakt onderscheid tussen veel verschillende hellen, die variëren in de intensiteit en frequentie van de ervaren pijn. Er is in het boeddhisme geen sprake van een hogere macht die beslist of iemand naar een hel gaat of niet; alleen iemands eigen karma is hiervoor verantwoordelijk. Een leven in een hel is slechts tijdelijk; wanneer dat leven beëindigd is (doodgaan), kan men weer als een mens, als een dier, als een geest of in een hemel wedergeboren worden. (zie ook: Boeddhistische kosmos).

Volgens de boeddhistische leer bestaat er geen permanente, onveranderlijke ziel, en deze kan daarom ook niet in een hel wedergeboren worden. Wat volgens de boeddhistische theorie plaatsvindt is dat het bewustzijn, na de dood, een nieuw leven 'oppakt' in een hel als gevolg van de slechte acties (slecht karma) die in het verleden gedaan zijn. Ook de huidige staat van geest is van invloed. Veel verhalen over de boeddhistische hel zijn te vinden in het literaire genre van de delok.

Hel in cultuur en literatuur

De hel en de hellevaart is een onderwerp en genre in de klassieke literatuur uit de oudheid en in de middeleeuwse christelijke cultuur. Tot de prototypische klassieke hellevaartliteratuur behoren de tocht naar de onderwereld van Odysseus (Homerus) en van Aeneas (Vergilius).[11] Een ander voorbeeld van literatuur waarin geschreven wordt over de hel is De goddelijke komedie van Dante waarin Vergilius en Dante de hel betreden door een poort met daarop een negenregelige spreuk, waarvan de laatste regel beroemd is geworden:

'Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt' (Lasciate ogni speranza, voi ch'intrate; canto 3).

De Franse filosoof Jean-Paul Sartre stelde in zijn toneelstuk Huis Clos:

'De hel, dat zijn de anderen.'

De Brits schrijver en christelijk apologeet C.S. Lewis schreef in 1942 het boek The Screwtape Letters (Nederlandse titel: Brieven uit de Hel), waarin hij op originele wijze christenen tracht te waarschuwen voor het geloofsondermijnende werk van de duivel. Daarnaast schreef hij het boek De grote scheiding. In deze allegorie beschrijft Lewis hoe de bewoners van de hel per bus een uitstapje maken naar de hemel. Echter niemand van hen wil in de hemel blijven, want hemel en hel passen niet bij elkaar, net zomin als goed en kwaad.

Niet alleen in literatuur, ook in spreekwoorden en gezegdes heeft de hel een plaats. Denk aan:

De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens.
Voor de poorten van de hel weghalen.
Het is kermis in de hel.
Hij/Het is bandhout voor de hel.
De hel is losgebroken.
Het is hier zo donker als de hel.
Als 't geldje in de kist klinkt, Het zieltje uit de hel springt.
Als 't huwlijk is om 't gelletje, Dan wordt het vaak een helletje.

In de Sixtijnse Kapel schilderde Michelangelo Buonarroti zijn fresco Het laatste oordeel. Daarin wordt zichtbaar hoe de uitverkorenen door engelen naar de hemel worden gevoerd en de verdoemden in de hel belanden.[12]

Galerij

Zie de categorie Hell van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.