Heidenröslein

Heidenröslein ("Heideroosje") is een van de beroemdste gedichten van Johann Wolfgang von Goethe. Het werd gepubliceerd in 1789.

Heidenröslein
Een heideroos of hondsroos.
AuteurJohann Wolfgang von Goethe
Oorspronkelijke taalDuits
Uitgiftedatum origineel1789
Originele uitgeverGeorg Joachim Göschen
Portaal    Literatuur

Geschiedenis

Achtergrond

Rond 1770 verbleef Goethe in Straatsburg voor zijn studies. Tijdens deze periode onderhield hij een romantische relatie met Friederike Brion, een dochter van Johann Jakob Brion, de pastoor van Sessenheim.

De relatie met Brion was van korte duur: reeds op 7 augustus 1771 bracht Goethe haar een afscheidsbezoek. Brion verkeerde echter in de overtuiging dat ze een koppel vormden, of misschien zelfs verloofd waren (de exacte details zijn onduidelijk; Goethes brieven aan Brion zijn verbrand door de zus van Brion na haar dood). Ze dacht dan ook dat zijn vertrek slechts tijdelijk zou zijn. Pas toen Goethe in Frankfurt was, stuurde hij haar een brief om het definitieve karakter van zijn vertrek duidelijk te maken. Brion antwoordde met een hartverscheurende brief.

Medio september 1779 bracht Goethe opnieuw een bezoek aan Sessenheim, waar hij naar eigen zeggen (in een brief aan zijn goede vriendin, Charlotte von Stein) beter ontvangen werd dan hij had verwacht. Hij en Brion haalden mooie herinneringen op aan hun tijd samen.

Gedicht

Wanneer het gedicht exact geschreven is, is onzeker. Voor een veel vermelde datum, 1771, is geen bewijs. De oorsprong van deze datum ligt hem in de betekenis van het gedicht: het gaat om wederzijdse wonden, pijn, zelfdestructie. Aangezien dit een goede beschrijving is van de relatie tussen Goethe en Brion, wordt vaak aangenomen dat het gedicht dan ook in die periode geschreven. Voor Goethe werd de pijn die hij Brion had aangedaan pas duidelijk met haar antwoord op zijn afscheidsbrief in 1772. Het is dus mogelijk dat hij pas daarna het gedicht schreef.

Inspiratie

Doorheen de jaren zijn een reeks andere gedichten geïdentificeerd die lijken op het gedicht van Goethe. Het vroegste is Sie gleicht wol einem Rosenstock, een gedicht in een bundel uit 1602. Ook schreef Johann Gottfried von Herder (een kennis van Goethe) een gedicht dat er op leek, al is de overeenkomst maar matig. Het is echter niet duidelijk of Goethe een van deze gedichten kende.

Tekst

Originele tekst (1827)

Sah ein Knab’ ein Röslein stehn,
Röslein auf der Heiden,
War so jung und morgenschön,
Lief er schnell es nah zu sehn,
Sah’s mit vielen Freuden.
Röslein, Röslein, Röslein roth,
Röslein auf der Heiden.

Knabe sprach: ich breche dich,
Röslein auf der Heiden!
Röslein sprach: ich steche dich,
Daß du ewig denkst an mich,
Und ich will’s nicht leiden.
Röslein, Röslein, Röslein roth,
Röslein auf der Heiden.

Und der wilde Knabe brach
’s Röslein auf der Heiden;
Röslein wehrte sich und stach,
Half ihm doch kein Weh und Ach,
Mußt’ es eben leiden.
Röslein, Röslein, Röslein roth,
Röslein auf der Heiden.

Vertaling

Zag een knaap een roosje staan,
Roosje op de heide,
't Was zo mooi als ochtendmaan,
Liep hij om 't dichtbij te zien,
Bezag 't met grote vreugde.
Roosje, roosje, roosje rood,
Roosje op de heide.

't Knaapje sprak: "ik breek jou wel,
Roosje op de heide,"
't Roosje sprak: "ik steek jou wel,
Opdat je eeuwig aan mij denkt,
Ik sta niet toe dat jij mij krenkt."
Roosje, roosje, roosje rood,
Roosje op de heide.

En het wilde knaapje brak
't Roosje op de heide;
Roosje weerde zich en stak,
't hielp haar niets, en ze moest mak
Het allemaal belijden.
Roosje, roosje, roosje rood,
Roosje op de heide.

De originele tekst komt uit de laatste uitgave in 1827.

Muziek

Het gedicht is meerdere malen op muziek gezet. De bekendste vertolking is die door Franz Schubert, daterend van 19 augustus 1815: Heidenröslein D 257.

Bronnen

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.