Grote brand van Londen

De grote brand van Londen (Engels: Great Fire of London) was een stadsbrand in de Engelse stad Londen van 2 tot 5 september 1666. De brand verwoestte een groot deel van de stad, waaronder de City of London. De vernietigde oppervlakte bedroeg anderhalve mijl in het vierkant, met 87 parochiekerken en 13.200 huizen. Naar schatting werden 70.000 van de 80.000 huizen in de City verwoest. De annalen vermelden echter slechts zes slachtoffers. Dit aantal is aangevochten met het argument dat de dood van armen en de middenklasse niet werd geregistreerd; bovendien kan de hitte van het vuur slachtoffers hebben gecremeerd waardoor geen herkenbare menselijke resten zijn achterbleven. Een gesmolten stuk aardewerk dat in het Museum van Londen wordt tentoongesteld en door archeologen gevonden werd in Pudding Lane, de plaats waar de brand begon, laat zien dat de temperatuur 1.250 °C bereikte.[1]

Ten minste één Wikipediagebruiker vindt dat de tekst van Wikipedia:Educatieprogramma/ITV Hogeschool voor Tolken en Vertalers/Grote Brand van Londen 1666 in dit artikel ingevoegd zou moeten worden, of dat er een duidelijkere afbakening tussen deze artikelen dient te worden gemaakt. Als de tekst wordt ingevoegd, dient dat artikel een redirect te worden (hier melden).
Grote brand van Londen
De grote brand in Blackfriars en Ludgate Hill vanuit het zuiden vanaf een boot aan de Tower Wharf op de avond van dinsdag 4 september 1666. De oude St Paul's Cathedral is te zien tegen een achtergrond van vlammen, met de Tower of London rechts en London Bridge links. Onbekende schilder naar Jan Griffier (I) (1645 - 1718), circa 1675.
Plaats Londen, Koninkrijk Engeland
Datum2 tot 5 september 1666
RamptypeBrand
OorzaakOngedoofd vuur uit oven
Slachtoffers6
Schade87 parochiekerken en 13.200 huizen
Portaal    Mens & maatschappij

Verloop

2 september

Situatie op 2 september

De brand begon in Pudding Lane, in het oosten van de stad, in het huis van Thomas Faryner, de bakker van koning Karel II. Volgens veel schrijvers ontstond de brand doordat Faryner was vergeten het vuur in zijn oven te doven voor hij naar bed ging. Kort na middernacht zouden smeulende asresten een stapel hout in brand gezet hebben. Hijzelf beweerde echter dat het vuur in zijn benedenhuis ontstaan was. Faryner werd rond één uur door de brand wakker. Hij wist met zijn gezin te ontsnappen via een bovenraam. De meid van de bakker durfde echter niet over het dak, viel terug in de zolder en werd het eerste slachtoffer.

Binnen een uur na het ontstaan van de brand werd de burgemeester, Sir Thomas Bludworth, wakker gemaakt en op de hoogte gesteld. Na het vuur met eigen ogen te hebben aanschouwd, verklaarde hij dat het om een kleinigheid ging ('A woman might piss it out') en ging weer slapen.

De meeste gebouwen in Londen waren destijds uit brandbaar materiaal opgetrokken, zoals hout en stro. De overbevolkte stad had nog grotendeels een middeleeuws karakter. Daarbij was de zomer erg heet en droog geweest. De rondvliegende vonken werden aangewakkerd door een felle oostenwind, waardoor naastliggende panden vlam vatten en de brand zich zeer snel uitbreidde. Daarbij kwam dat de huizen zeer dicht opeen stonden en de straten zeer smal waren waardoor het vuur eenvoudig kon overslaan.

Samuel Pepys, secretaris van de admiraliteit, deed uitgebreid verslag van de brand in zijn bewaard gebleven dagboek. Hij was het ook die de koning als eerste verslag deed van de brand en volmachten kreeg voor de burgemeester om door het omtrekken van huizen brandgangen te maken. Het slopen van huizen ging te traag en men gebruikte hiervoor buskruit uit de haven. Het vuur werd de eerste dag echter onvoldoende serieus genomen en wist zich zo in westelijke richting langs de noordoever van de Theems door een strook van zeshonderd meter lang en tweehonderd meter breed heen te vreten. Hier bevonden zich vele pakhuizen met brandbaar materiaal. Met moeite werd voorkomen dat de brand via de huizen op London Bridge de zuidelijke oever bereikte.

3 september

Situatie op 3 september

De tweede dag breidde het vuur zich fors uit. Langs de noordoever lag het in de avond nog maar een honderd meter van de westelijke stadsmuur, zodat de bestrijders van het vuur afgesneden waren van de enige bron van water. Het kroop echter ook tot achthonderd meter noordwaarts de hellingen op en ging zich van daaruit weer in westelijke richting verbreiden door de oostenwind, die nog aanwakkerde.

4 september

Situatie op 4 september

De derde dag was er geen houden meer aan. Tienduizenden sloegen in paniek op de vlucht. In het noorden verteerde het vuur alles tot aan de stadsmuur. In het oosten werd het schootsveld van de Tower of London bereikt. Een zone in het noordoosten van de stad was alles wat gespaard bleef voor de vlammen, want in het westen sloeg het vuur zelfs over de stadsmuur heen tot aan het terrein van het Palace of Whitehall en kon slechts door het met buskruit opblazen van hele straten een halt toegeroepen worden. Er ontstond een vuurstorm met als centrum de heuvel waarop de oude St Paul's Cathedral stond waarvan het silhouet urenlang sinister tegen een tweehonderd meter hoge vuurkolom afstak totdat de muren van de machtige kathedraal door de hitte barstten en het bouwwerk als laatste instortte.

5 september

Op de vierde dag doofde het vuur uit zichzelf bij gebrek aan brandstof. Nog weken was de grond onbegaanbaar door de resthitte en keldervoorraden steenkool en hout zouden nog vele maanden nasmeulen. Ruim 80% van de stad was in de as gelegd. Het aantal slachtoffers was volgens de officiële bronnen echter erg gering; slechts van een klein aantal individuen kon vastgesteld worden dat ze omgekomen waren. Er was echter geen burgerlijke stand of woonregister — alleen een Bill of Mortality waar men zelf overlijdensgevallen moest melden — en de felle hitte kan velen verast hebben zonder identificeerbare resten achter te laten. De regering van Karel II deed er alles aan om een massahysterie te voorkomen en had er dus alle belang bij het aantal zo laag mogelijk voor te stellen.

Duiding van de brand

Zicht vanaf de zuidelijke Bankside (oever), Southwark naar het noorden. Rechts de London Bridge met bebouwing op de brug. Prent van Claes Visscher

De brand was vele malen voorspeld. Het jaartal 1666 was immers als zodanig onheilspellend: het bevatte het Getal van het Beest, 666, en was in Romeinse cijfers een aflopende reeks: MDCLXVI. Nostradamus had in de 16e eeuw al voorzegd dat het juist Londen dat jaar slecht zou vergaan. In de jaren voor 1666 verschenen vele visioenboeken en almanakken die voor een brand waarschuwden.

Ook werd de brand geduid als een Godsoordeel, maar over wat Gods toorn had opgewekt verschilden de meningen. De royalisten waren ervan overtuigd dat het een straf was voor de onthoofding van Karel I van Engeland. De katholieken en quakers meenden dat hun vervolging wel de diepere oorzaak zou zijn, terwijl de puriteinen dachten dat Londen als poel van zonde en verderf het lot van Sodom en Gomorra niet had kunnen ontlopen.

In 1666 was Engeland echter in oorlog met de Nederlanden en Frankrijk. Velen meenden dus een veel prozaïscher oorzaak te kunnen aanwijzen: de vijand zou de stad wel in brand hebben gestoken. De Nederlanders zagen de brand in ieder geval als een goddelijke vergelding voor de daden van de Engelsen in de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog, vooral voor het afbranden, nog geen maand tevoren, van West-Terschelling door Robert Holmes. Joost van den Vondel dichtte:

Gy zwoert te water elk te stroopen:
Nu leght uw kroon in 't vier verzoopen

Al tijdens de brand werden verdachte buitenlanders opgejaagd en mishandeld, vooral Fransen. Men verzon in Engeland zelfs het verhaal dat Johan de Witt door buitenlandse agenten was benaderd om aan een brandstichting zijn fiat te geven, maar dat deze dat van de hand had gewezen. Een geestelijk gestoorde en lichamelijk gehandicapte Fransman, Robert Hubert, werd een bekentenis gesuggereerd dat hij de brand gesticht zou hebben. Hij werd op 28 september 1666 opgehangen.

Een gunstig gevolg van de brand was volgens sommigen de beëindiging van de pest die Londen daarvoor had geplaagd. Anderen wijzen erop dat de allerarmsten juist buiten de stadsmuren woonden. Voor Londen betekende de brand een volledige verandering van architectuur. Van een houten middeleeuwse stad werd het een moderne vroeg-18e-eeuwse metropool. Het zou lang duren voor het open terrein helemaal was opgevuld. Het verhaal dat de stad heel snel weer was opgebouwd, is een legende die door de Engelse regering was verzonnen. Twee bekende figuren waren betrokken bij de heropbouw van de City: de architecten Christopher Wren en Robert Hooke. Van eerstgenoemde architect is vooral de nieuwe St Paul's Cathedral bekend.

Literaire verwijzing

  • De grote brand in Londen is het decor van de laatste dagen van Baldassare Embriaco in De omzwervingen van Baldassare van Amin Maalouf.
  • Het album Healing Through Fire (2007) van de Britse stoner metalband Orange Goblin is een conceptalbum dat grotendeels gaat over de brand, en hoe deze een einde maakte aan de pestepidemie in de stad.

Zie ook

Zie de categorie Great Fire of London van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.