Gottlob Berger
Gottlob Christian Berger (Gerstetten, 16 juli 1896 – Stuttgart, 5 januari 1975) was een Duitse SS-militair met de rang van SS-Obergruppenführer und General der Waffen-SS die vanaf 1939 hoofd was van het SS-Hauptamt.
Gottlob Berger
| ||||
Berger als SS-Obergruppenführer en General der Waffen-SS (1944) | ||||
Bijnaam | der Allmaechtige Gottlob[1] | |||
Geboren | 16 juli 1896 Gerstetten | |||
Overleden | 5 januari 1975 Stuttgart, West-Duitsland | |||
Rustplaats | Gerstetten, Waldfriedhof; veld: XIII, graf: 64[2][3] | |||
Land/zijde | Flensburgregering | |||
Onderdeel | ||||
Dienstjaren | 1914 - 1918 1936 - 1945 | |||
Rang | SS-Obergruppenführer en Generaal in de Waffen-SS | |||
Bevel | SS-Führungshauptamt 1 januari 1940 - 15 augustus 1940[4] SS-Hauptamt 1 april 1940 - 8 mei 1945[5] HSSPF Slowakien 31 augustus 1944 - 20 september 1944[6][4] Generalinspekteur für das Kriegsgefangenenwesens/OKW 1 oktober 1944 - 8 mei 1945[4] Stafchef Volkssturm 7 oktober 1944 - 8 mei 1945[4] | |||
Slagen/oorlogen | Eerste Wereldoorlog
| |||
Onderscheidingen | Zie onderscheidingen | |||
Ander werk | Parlementslid in de Rijksdag augustus 1943 - 8 mei 1945[4][7] | |||
|
Berger kan in veel opzichten als geestelijk vader van de Waffen-SS worden gezien, omdat hij verantwoordelijk was voor de rekrutering. Hij stelde zijn protegé Oskar Dirlewanger aan als leider van het Sonderkommando Dirlewanger, een bataljon veroordeelde criminelen, dat vele oorlogsmisdaden zou plegen. In de eindfase van de Tweede Wereldoorlog kwam het plan om 50.000 Oost-Europese kinderen te ontvoeren en tot slaaf te maken, de zogenaamde Heuaktion, uit zijn koker. Berger werd in augustus 1944 benoemd tot bevelhebber in Slowakije om de daar ontstane opstand neer te slaan. Een maand later werd hij stafchef van de Volkssturm en generaal-inspecteur van de krijgsgevangenkampen.
Na de oorlog werd Berger tijdens het Wilhelmstraßenproces wegens onder andere oorlogsmisdaden en lidmaatschap van een misdadige organisatie tot een gevangenisstraf van 25 jaar veroordeeld. In 1951 werd hij voortijdig vrijgelaten.
Militaire loopbaan
- Vrijwilliger: 6 augustus 1914[4]
- Gefreiter: 24 december 1915[4]
- Unteroffizier: 25 februari 1915[4]
- Vizefeldwebel: 2 oktober 1915[4]
- Leutnant der Reserve: 6 november 1916[4]
- Oberleutnant der Reserve: 5 februari 1921[4]
- SA-Sturmführer: 1 januari 1931[4][7]
- SA-Sturmbannführer: 15 januari 1931[4]
- SA-Standartenführer: 10 februari 1931[4][7]
- SA-Oberführer: 15 oktober 1932[4][7]
- Hauptmann der Reserve:[4]
- SS-Oberführer: 30 januari 1936[8][4][7]
- Rittmeister der Reserve: 10 november 1938[4]
- SS-Brigadeführer: 20 april 1940[4][7]
- Generalmajor der Waffen-SS: 15 augustus 1940[4]
- Major der Reserve: 3 mei 1940[4] - 1939[7]
- SS-Gruppenführer en Generalleutant in de Waffen-SS: 20 april 1942[4][7]
- SS-Obergruppenführer en Generaal in de Waffen-SS: 21 juni 1943[9][4][7]
Lidmaatschapsnummers
Onderscheidingen
Selectie:
- Ehrendegen des Reichsführers-SS[8]
- Sportinsigne van de SA in goud op 15 december 1934[4][10] en zilver[8]
- Gouden Ereteken van de NSDAP op 30 januari 1943[11][4]
- Ridderkruis van het Kruis voor Oorlogsverdienste op 26 september 1944[11][4][7]
- Kruis voor Oorlogsverdienste, 1e klasse (1 juli 1941)[4][11] en 2e klasse (11 januari 1939[11]/1 november 1939[4]) met Zwaarden
- Duitse Kruis in zilver[4] op 1 juli 1943[11][4][7]
- Dienstonderscheiding van de NSDAP in zilver (voor 15 dienstjaren)[11]
- Herhalingsgesp bij IJzeren Kruis 1939, 1e Klasse (18 september 1944) en 2e Klasse (15 september 1944)[11][10][4]
- Duits Olympisch Ereteken, 1e Klasse op 16 augustus 1936[10][4][7]
- Anschlussmedaille met gesp „Prager Burg“[10][4]
- Medaille ter herinnering aan de Thuiskomst van het Memelland[10][4]
- Erekruis voor Frontstrijders in de Wereldoorlog op 16 november 1935[4]
- Orde van het Vrijheidskruis, 1e Klasse met Zwaarden op 10 september 1941[4][10]
- Commandeur der Eerste Klasse in de Orde van de Witte Roos met juwelen en Zwaarden op 26 augustus 1942[10][4]
- Grootkruis in de Orde van de Kroon van Koning Zvonimir met Zwaarden op 7 december 1943[10] - 12 juli 1943[4]
- IJzeren Kruis 1914, 1e Klasse[7] (11 augustus 1918)[4][10] en 2e Klasse[7] (26 november 1914)[4][10]
- Militair Kruis voor Moed op 5 juni 1942[10]
- Gouden Ereteken van de Hitlerjeugd met Eikenloof op 30 januari 1944[10][4][7]
- Gewondeninsigne 1918 in zilver[7] op 18 juni 1918[10][4]
- Ridderkruis der Eerste klasse in de Frederiks-Orde op 11 augustus 1918[10]
- Ereteken voor het Welzijn van het Duitse Volk, 2e klasse[10][4]
- Ridder in de Militaire Orde van Verdienste op 5 april 1918[10] - 4 mei 1918[4]
- Kruis voor Militaire Orde van Verdienste in goud op 21 mei 1915[10][4]
Bronnen, noten en/of referenties
|