Geir Hallgrímsson

Geir Hallgrímsson (16 december 1925 - 1 september 1990) was de zestiende premier van IJsland voor de Onafhankelijkheidspartij van 28 augustus 1974 tot 1 september 1978. Geir was van 1959 tot 1972 burgemeester van Reykjavik, de hoofdstad van IJsland. Onder zijn leiding werd de geothermische verwarming uitgebreid naar de hele stad, terwijl dit daarvoor slecht een gedeelte van de stad op deze manier verwarmd werd. Daarnaast heeft hij er ook voor gezorgd dat de meeste straten werden geasfalteerd. Hij was populair in de stad en won de gemeenteraadsverkiezingen van 1970 met 99% van de stemmen.

Geir Hallgrímsson
Geboren16 december 1925
Overleden1 september 1990
Politieke partijOnafhankelijkheidspartij
Voorzitter van de Vereniging van Jonge Onafhankelijkheid
Aangetreden1957
Einde termijn1959
PresidentKristján Eldjárn
VoorgangerÁsgeir Pétursson
OpvolgerÞór Vilhjálmsson
Burgemeester van Reykjavik
Aangetreden19 november 1959
Einde termijn1 december 1972
VoorgangerGunnar Thoroddsen
OpvolgerBirgir Ísleifur Gunnarsson
Vicevoorzitter van de Onafhankelijkheidspartij
Aangetreden27 april 1971
Einde termijn12 oktober 1973
VoorgangerJóhann Hafstein
OpvolgerMagnús Jónsson
Voorzitter van de Onafhankelijkheidspartij
Aangetreden12 oktober 1973
Einde termijn06 november 1983
VoorgangerJóhann Hafstein
OpvolgerÞorsteinn Pálsson
Premiers van IJsland
Aangetreden28 augustus 1974
Einde termijn1 september 1978
VoorgangerÓlafur Jóhannesson
OpvolgerÓlafur Jóhannesson
Minister van Buitenlandse Zaken
Aangetreden26 mei 1983
Einde termijn24 januari 1986
VoorgangerÓlafur Jóhannesson
OpvolgerMatthías Á. Mathiesen
Portaal    Politiek

In het najaar van 1970 werd hij eerste in de verkiezing voor het Alding (het IJslandse parlement), met een voorsprong op premier Jóhann Hafstein en voormalig burgemeester van Reykjavik, Gunnar Thoroddsen. In 1971 werd Geir gekozen tot vicevoorzitter van de Onafhankelijkheidspartij en in 1973 werd Geir voorzitter nadat Jóhann Hafstein ontslag nam vanwege gezondheidsredenen. In 1974 leidde hij de Onafhankelijkheidspartij naar een van haar grootste overwinningen. De partij kreeg 42,5% van de stemmen en daarmee 25 van de 60 zetels in het parlement. De Onafhankelijkheidspartij vormde een coalitieregering met de Progressieve Partij van 1975 tot 1978.

In 1978 leed de regering een tegenslag nadat ze een wet had ingevoerd die de loonstijgingen beperkte. De wet was een poging om de inflatie, die in de buurt van de 50% kwam, tegen te gaan. De twee regeringspartijen verloren elk vijf zetels in het parlement en een nieuwe coalitieregering werd gevormd zonder de Onafhankelijkheidspartij. Geir had ook te maken met oppositie binnen zijn eigen partij en werd tweede in de eerste partijverkiezingen van 1978. Albert Gudmundsson won de eerste zitting.

Na de verkiezingen kondigde hij aan dat hij zich niet opnieuw verkiesbaar zou stellen als partijvoorzitter. Hij verliet de regering in 1986, waarna hij een van de drie presidenten van de Centrale Bank van IJsland werd, een functie die hij tot zijn dood in september 1990 bekleedde.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.