Gdańsk

Gdańsk (uitspraak: [[gdaɲsk]?, ong. gdanjsk ["g" als in zakdoek],  uitspraak (info / uitleg)); Duits: Danzig; Nederlands Danzig (verouderd: Dantzig of Danswijk); Kasjoebisch: Gduńsk; Frans: Dantzig ook Dantzwick) is de hoofdstad van het woiwodschap Pommeren en een voormalige Hanzestad in Polen. Gdańsk is gelegen aan de Oostzee, op de plaats waar de westelijke arm van de Wisła (Weichsel) de Bocht van Gdańsk (Danziger Bucht) bereikt.

Gdańsk
Danzig
Gduńsk
Stad in Polen

(Details)

Situering
WoiwodschapPommeren
Districtstadsdistrict
Coördinaten54° 22 NB, 18° 38 OL
Algemeen
Oppervlakte262,03 km²
Inwoners (2016)463.754
(1752 inw./km²)
Overig
Identificatiecode22610
Websitewww.gdansk.pl
Portaal    Polen
Zicht op de oude haven, de 'Mottlau'
De markante Kraanpoort, 'Krantor'
Groene poort, 'Grünes Tor'
Neptunusfontein met op achtergrond de Artushof in het centrum

De stad heeft 463.754 inwoners (2016) en vormt samen met de badplaats Sopot en de havenstad Gdynia de zogenaamde Driestad (Trójmiasto), een agglomeratie met ruim 1 miljoen inwoners. De stad bezit een centrum voor de regionale Kasjoebische cultuur.

Gemeentehuis, 'Rechtstädtisches Rathaus' met deels bewaard en gerestaureerd interieur van Isaac van den Blocke en Hans Vredeman de Vries.
Marteltoren, 'Peinkammertor' door Anthonis van Obbergen 1593–1604 gebouwd en geornamenteerd door Willem van der Meer
Zwaan toren, 'Schwan Tor'
Catharinakerk, 'Katharinenkirche'.

Voor de 13de eeuw was de stad een handels- en overslagplaats in het hertogdom Pommerellen, zetel van de Samboridendynastie, die zich enige tijd verbond met de Poolse koningen maar ook relaties aanging met de Duitse Orde en met Brandenburg. In haar lange geschiedenis was ze sinds 1224 een van de steden in de staat van de Duitse Orde, en bevocht ze als Hanzestad haar autonomie, wat ertoe leidde dat ze zich in 1466 losmaakte van de Duitse Orde en onder gezag van de Poolse koning stelde, die haar autonomie toezegde. In 1794 werd de stad bij het koninkrijk Pruisen gevoegd. Nog even was het onder Napoleon een vrijstaat: de vrije stad Danzig (1807-1814). Daarna kwam ze in 1814 weer terug binnen het koninkrijk Pruisen, en sinds 1870 in het Duitse keizerrijk als hoofdstad van de provincie West-Pruisen. In 1919 werd ze opnieuw een vrije stad Danzig (1920-1939). Sinds de Conferentie van Potsdam (1945) behoort de stad bij Polen; de achtergebleven Duitse bevolking werd na enkele jaren internering vrijwel volledig verdreven. Zie Verdrijving van Duitsers na de Tweede Wereldoorlog. Een zeer kleine gemengd Kasjoebisch-Duitse minderheid mocht blijven wonen in de stadsagglomeratie.[1]

Geschiedenis

Gezicht op Danzig omstreeks 1628.

Aan de monding van de Weichsel (Wisła), in het grensgebied tussen Pruisische (Baltische) en Slavische stammen, ontwikkelde zich in de prehistorie een havenplaats, die werd beschermd door een met aarden wallen en houten palissaden versterkte burcht. Gyddanyzc is de naam waaronder Danzig rond het jaar 1000 voor het eerst wordt vermeld, toen de heilige Adalbert van Praag de stad en omgeving bezocht. In 1148 werd de burcht zetel van de hertogen van Pommerellen, een geslacht dat zich in 1227 van de Poolse kroon onafhankelijk verklaarde door toenadering te zoeken tot de Rooms-Duitse keizer. Er had zich in Danzig inmiddels al een gemeente ontwikkeld van kooplieden uit Lübeck. Zij kregen in 1224 van de hertog een autonoom, zogenaamd Duits, recht om hun gemeente te besturen, met als centrum de Marienkirche. De Noord-Duitse kooplieden maakten van Danzig naar westers model een stad met moderne bestuursinstellingen. Deze stad werd lid van het Hanzeverbond van Noord-Duitse steden en overvleugelde het Deens-Zweedse handelsmonopolie op de Oostzee. De stad kreeg een stenen omwalling en de Slavische en Pruzzische visserswijken speelden vanaf toen nog maar een marginale rol.

Na het uitsterven van het hertogengeslacht in 1294 brak tussen Polen, Pommeren, Brandenburg en de Duitse Orde een strijd los om het gezag over de stad en de toegang tot de Oostzee. Deze Orde van geestelijke ridders uit het Duitse Rijk had zich vanaf ca. 1220 oostelijk en zuidelijk van Danzig, in het land van de Baltische stam van de Prussen (Pruzzen of later: Pruis(s)en), het latere Oost-Pruisen, gevestigd, waarbij zij deze heidense bevolking met geweld kerstende. Delen van de autochtone bevolking van Kasjoeben en Pruzzen lieten in een reeks opstanden tevergeefs het leven, want de Orde kreeg in 1308 definitief het gezag over de stad en de erkenning daarvan van zijn concurrenten Brandenburg, Pommeren en Polen. De autochtonen die zich met de Orde verzoenden gingen deel uitmaken van de lagere landadel en vrije boeren.

Sindsdien kwam uit geheel Noord-Duitsland en ook uit de Nederlanden een stroom kooplieden en handwerkers naar Danzig. De stad breidde zich uit van 5.000 tot, aan het einde van de middeleeuwen, 30.000 inwoners en werd daarmee de grootste stad van het oostelijke Oostzeegebied. Cultureel oriënteerde de stad zich op het westen, en economisch werd zij de draaischijf tussen Oost en West. Zij monopoliseerde de in- en uitvoer van zee tot het koninkrijk Polen, dat toen ook Litouwen, Wit-Rusland en de westelijke Oekraïne omvatte. Politiek zocht zij daarom de steun van de Poolse koningen tegenover de Duitse Orde, omdat deze feodale staat de stadsburgerlijke expansie belemmerde met bureaucratisch en hiërarchisch bestuur. Tussen 1410 en 1466 braken telkens gewapende conflicten uit, die in dat laatste jaar, na de nederlaag van Duitse Orde in de Dertienjarige Oorlog, tot de definitieve erkenning leidden van de Poolse koning als – symbolisch – soeverein. De koning moest namelijk als voorwaarde voor zijn inhuldiging de volledige autonomie van de stad erkennen en een halve eeuw later, in 1522, ook aanvaarden dat het stadsbestuur de lutherse hervorming invoerde. De spanningen namen toe toen de Poolse koningen steeds absolutistischer optraden en de nieuwe pretendent in 1577 een belegering van de stad begon, omdat zij zijn inhuldiging weigerde tot hij eerst de stadsprivileges erkende. De afstand werd nog groter toen de Poolse koningen de contrareformatie invoerden, maar het Pools-koninklijke gezag moest zich in Danzig toch uiteindelijk beperken tot symboliek in de vorm van wapenschilden aan openbare gebouwen en een katholieke koninklijke kapel die tegen de lutherse Marienkirche aan werd gebouwd.

Inmiddels was de gouden eeuw van de stad begonnen en deze is in haar tegenwoordige, zij het na de verwoesting van 1945 gereconstrueerde, uiterlijk nog steeds dominant zichtbaar. De architectuur van de vele renaissancegevels en de openbare gebouwen is zeer verwant met die van Amsterdam en Antwerpen, van waaruit bouwmeesters werden aangetrokken, tevens begeleid door doopsgezinde en calvinistische vluchtelingen en kooplieden uit de Nederlanden en uit Schotland, die in het lutherse Danzig hun eigen gemeenten mochten stichten. Rooms-katholieken konden zich handhaven als een getalsmatig kleine minderheid onder bescherming van de Poolse koningen en in het bezit van enkele stadskerken. De aanbouw van een koninklijke kapel tegen de lutherse Marienkirche getuigde symbolisch van de koninklijke aanwezigheid. Deze katholieke kapel was een eis aan het stadsbestuur dat daarvoor in ruil de kerk mocht behouden voor de lutherse eredienst (na 1945 is de kerk overigens katholiek gewijd en voorzien van altaren en ander katholiek kerkmeubilair).

Rond 1630 was het inwonertal op 60.000 gekomen en Danzig was daarmee de onbetwiste metropool geworden van oostelijk Midden-Europa. De welvaart nam in de 17e eeuw weer af door de Dertigjarige Oorlog, die Duitsland verwoestte. Deze oorlog werd met Danzig als strategisch bruggenhoofd door de Zweedse koning als leider van de lutheranen tegen de Habsburgse keizers en het koninkrijk Polen gevoerd. Een algehele economische stagnatie in Polen en dus ook in Danzig was het gevolg. De opkomst van het Russische tsarenrijk verlegde de handel uit Rusland naar Riga en het nieuw gestichte Sint-Petersburg, een omstandigheid die Danzig tot een plaats op de tweede rang drong. In de loop van de 18e eeuw zou Rusland met enkele belegeringen en tijdelijke bezettingen Danzig op deze plaats blijven wijzen.

De Langer Markt, met zicht op Marienkirche op de achtergrond en het rechtstadsraadhuis (gebouwd tussen 1378 en 1492 als zetel van de burgerraad van de zogenaamde Rechtstad) van Danzig, foto omstreeks 1900

In 1793, na de Tweede Poolse Deling, werd Danzig ingelijfd door het Koninkrijk Pruisen, dat de stad tegenover Napoleon militair versterkte, wat haar in 1813 op een belegering en een gedeeltelijke verwoesting te staan kwam. Nieuwe groei kwam slechts langzaam op gang in Danzig, nu hoofdstad van de nieuwe provincie West-Pruisen. Allereerst werd Danzig bestuurs- en onderwijscentrum. Pas de moderne industrialisatie bracht het in twee eeuwen stagnerende inwonertal (55.000) tot een verdubbeling daarvan in 1880 en een zeer snelle voortgezette groei tot 160.000 in 1910.

In 1919 besloot het Verdrag van Versailles dat Duitsland de hele provincie West-Pruisen en haar hoofdstad Danzig aan het nieuw opgerichte Polen zou moeten afstaan. Polen beschouwde de stad als onvervreemdbare erfenis van de Poolse koningen en stelde dat minstens een derde van de bevolking, namelijk de rooms-katholieken, als Polen van afkomst, hoewel deze 'Polen' Duitstalig waren. De toenmalige Danzigers hadden geen behoefte aan deze historische determinering en politieke agitatie en stakingen van de Danziger havenarbeiders, die de doorvoer naar de nieuwe Poolse republiek stil legden, ontkrachtten de Poolse aanspraken. Frankrijk had de hoop dat het nieuwe en zelfbewuste Polen de Danzigers tot Polen zou kunnen assimileren. De Engelse vrees dat zo'n annexatie van Danzig juist een blijvende bron van onrust zou maken, werd gevoed door de toenadering tussen Duitsland en de jonge Sovjet-Unie. Een compromis werd gevonden in de inrichting van een vrijstaat vrije stad Danzig onder toezicht van de Volkenbond. Deze vrijstaat telde toen 330.000 inwoners waarvan 94% zich Duitser noemde en slechts 6% zich tot Pool wenste te verklaren. Polen kreeg in de vrijstaat een vrije toegang in de haven, met handels- en douanekantoren, en het beheer over het spoorwegnet. Het probeerde evenwel de stad economisch lam te leggen door even buiten het vrijstaatsgebied in Gdynia met Frans kapitaal een concurrerende haven aan te leggen, tevens marinehaven, die weldra een even groot scheepstonnage in- en uitvoerde. Polen hoopte zo de bevolking murw te maken voor het opgeven van de vrijstaat en zich aan te sluiten bij de Poolse staat. De Danzigers verhardden hun positie echter en de oude banden met Duitsland werden steeds strakker aangehaald. Duitsland stelde het Duitse staatsburgerschap ook voor de Danzigers open en dezen konden zonder beperkingen in Duitsland werken en publieke ambten verwerven. De nazi’s namen al in 1934 het bestuur over, hoewel het Volkenbondtoezicht de uitvoering van hun nieuwe, dictatoriale wetshandhaving tot 1939 nog enigszins temperde.

Op 1 september 1939 barstte de bom door een aanval van de Duitse marine op de Poolse douanekantoren aan de haven: (de Westerplatte), nu nog de enige Duitse straatnaam die na 1945 mocht blijven voortbestaan. Polen en Duitsland waren op dat moment in oorlog en Frankrijk en Engeland kwamen hun verdragsverplichtingen van militaire bijstand aan Polen na. Daarmee was de Tweede Wereldoorlog uitgebroken. Deze episode wordt beeldend beschreven in de deels autobiografische roman De blikken trommel van Günter Grass.

Begin 1945 stonden de Russische legers rondom Danzig, waar zich de gevluchte bevolking uit West-Pruisen en Oost-Pruisen had verzameld om met schepen over de Oostzee in veiligheid gebracht te worden. Honderdduizenden lukte het op die wijze weg te komen, maar tientallen duizenden verdronken onderweg toen hun vluchtschepen werden getorpedeerd door de Sovjetmarine. De grootste scheepsramp van de moderne tijd vond in deze tijd plaats, toen het passagiersschip de Wilhelm Gustloff tot zinken werd gebracht, waarbij ruim 9.000 mensen omkwamen. In totaal liet een kwart van de Danzigers het leven in het oorlogsgeweld en de interneringen die erop volgden. De vrije stad Danzig werd niet opnieuw opgericht, hoewel de vrijstaat na de annexatie door het Groot-Duitse Rijk op 3 september 1939 nooit volkenrechtelijk was opgeheven. De volksrepubliek Polen mocht de stad annexeren, met de voormalige Poolse Corridor, dat wil zeggen geheel West-Pruisen en een groot deel van Oost-Pruisen.

In 1948 werden de laatste paar duizend Duitse overgeblevenen uitgewezen, terwijl ondertussen de stad vol stroomde met nieuwe Poolse immigranten, vooral uit de gebieden die Polen aan de Sovjet-Unie had moeten afstaan, nu gelegen in Litouwen, Wit-Rusland en Oekraïne. Voor hen werden in eerste instantie grootschalige flatcomplexen gebouwd omdat de oude stad onbewoonbaar was.

Ondanks de rampzalige toestand van Polen werd snel begonnen aan de herstel- en restauratiewerken van de historische stadskern, die veelal neerkwam op een totale reconstructie, waarbij de gevelrijen zelfs naar achter werden verschoven, om zo meer ruimte te verkrijgen voor de straatbreedte. Alleen de zware muren van de kerken stonden nog gedeeltelijk overeind; van de historische gevelrijen stond vaak weinig meer dan twee meter nog recht. Eén laatmiddeleeuws huis is bewaard gebleven, omdat het in 1824 als architectonische bijzonderheid werd overgebracht naar Potsdam. Het doel van de reconstructie was na 1945 niet om de stad er te doen uitzien zoals voor de oorlog, maar zoals in de tijd vóór 1793 het geval was, toen zij formeel nog onder Polen behoorde. Bij de wederopbouw, die overigens beperkt bleef tot de façades, zijn alle historische Duitstalige gevelopschriften niet opnieuw aangebracht, en werd ernaar gestreefd om alle elementen en verwijzingen weg te laten die een relatie konden aangeven met Duitsland en de Duitse taal en cultuur. Vlaams-Nederlandse kenmerken werden daarentegen ter compensatie extra onderstreept, want hun niet-Poolse karakter kon nu eenmaal niet ontkend worden.

Dankzij de grote inspanningen van Poolse restaurateurs wordt het Gdańsk van vandaag samen met Warschau en Krakau tot de mooiste steden van de Republiek Polen gerekend, een toeristische trekpleister, die anachronistisch als een voorbeeld van typisch 'Poolse architectuur' wordt voorgesteld. Pas na 1990 wordt enigszins erkend dat de stad bouwhistorisch een integraal onderdeel is van de Hanzearchitectuur, zoals deze zich ontwikkelde in de Noord-Duitse steden en zich verspreidde langs de kusten van het gehele Oostzeegebied. De grote invloed uit de Nederlanden is daarbij een voor Danzig specifiek element. De tand des tijds gaf intussen de nieuw-oude gevelwanden uiterlijk wat meer een historisch karakter. Men kan de stad wat dat betreft in tegenstelling zien tot Koningsbergen, honderd kilometer verderop, een stad die na verwoesting en annexatie door de Sovjet-Unie geheel werd afgebroken en als Kaliningrad met grootschalige flatcomplexen werd herbouwd. Het eveneens vrijwel geheel verwoeste centrum van het nabijgelegen Elblag (voor 1945 Elbing) bleef tot 1990 grotendeels onbebouwd maar werd daarna in historiserende vormen weer voor een deel met huizen ingevuld.

Het nieuwe Gdańsk zou opnieuw een belangrijke havenplaats worden. De scheepsbouw beleefde er onder het communistische regime grote bloei. In de jaren 80 verwierf de stad grote faam onder leiding van Lech Wałęsa, toen op de plaatselijke Leninwerf de vakbond Solidarność (Solidariteit) werd opgericht.

Strand ten westen van Gdańsk, met op de achtergrond de haven Nowy Port ('Neufuhr')

Onderwijs

Gdańsk is de zetel van meerdere instellingen hoger onderwijs en onderzoek, waaronder de Universiteit Gdańsk, de Technische Universiteit Gdańsk en de Stanisław Moniuszko Muziekacademie.

Toerisme

Vooral rondom Ulica Długa en Długi Targ (voor 1945: Langgasse en Langer Markt) bevinden zich veel gereconstrueerde gebouwen uit de Hanzetijd zoals het Artushof, de Gouden (Stockturm) en de Groene Poort (Grünes Tor). Tussen Sopot en Gdańsk Nowy Port (voor 1945: Zoppot en Fuhrwasser) is een zandstrand van ongeveer 6 kilometer lengte. Er zijn veel wandel- en fietspaden in dit gebied. Verder heeft Gdańsk, zoals veel Poolse steden, een uitgebreid uitgaansleven met veel disco's. Vanuit Gdańsk is de badplaats Sopot dag en nacht makkelijk per trein bereikbaar. Daar bevinden zich veel cafés, terrasjes en ander vermaak.

Verkeer en vervoer

Station Gdańsk Główny, 'Zentralbahnhof' uit 1900

De stad heeft meerdere spoorwegstations, waarvan Gdańsk Główny (rond 1900 als 'Zentralbahnhof' in neorenaissancestijl gebouwd) het belangrijkste is, en er rijden trams. De spoorwegen bieden onder andere rechtstreekse verbindingen met steden als Warschau, Berlijn en Poznań (Posen), maar ook met de Russische exclave Kaliningrad. De Europese weg E77 naar Warschau loopt door de stad. Vanuit de haven kan naar verschillende overzeese bestemmingen worden gevaren. Er is een vliegveld even ten westen van de stad: Luchthaven Gdańsk Lech Wałęsa.

Sport

In het voetbal is Lechia Gdańsk een subtopper. De club speelde al twintig seizoenen in de hoogste klasse en kon één keer de beker winnen. In de vooroorlogse tijd had de stad een eigen competitie, maar deze was niet zo sterk vergeleken met andere stadscompetities in Duitsland. Gdańsk was speelstad bij het EK voetbal van 2012. De wedstrijden werden gespeeld in de PGE Arena Gdańsk. Lechia Gdańsk speelt daar thans haar wedstrijden.

In 2016 was Gdańsk een van de vier Poolse speelsteden tijdens het EK handbal (mannen).

Stedenbanden

Bekende inwoners van Danzig/Gdańsk

Geboren

Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Gdańsk op Wikimedia Commons.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.