Gameet
Een gameet (< Gr. gamos = huwelijk), geslachtscel of geslachtelijke voortplantingscel is een haploïde cel die dient voor de geslachtelijke voortplanting. De beweeglijke geslachtscellen van een mannelijk organisme is de zaadcel en de meestal niet-beweeglijke van vrouwelijke organismen is de eicel.
Bij de meeste organismen zijn de mannelijke en vrouwelijke gameten duidelijk te onderscheiden door hun grootte (anisogamie): de vrouwelijke gameet is groot en bezit vaak reservestoffen (macrogameet), terwijl de mannelijke gameet veel kleiner is (microgameet).
Samensmelting van gameten
Als een eicel en een zaadcel van hetzelfde organisme samensmelten (de plasmogamie) vormen ze een zygote. Bij versmelting van twee kernen (de karyogamie) - het criterium voor seksuele voortplanting - ontstaat een diploïde cel die tot een nieuw organisme kan uitgroeien, drager van DNA van beide ouders.
Vorming van gameten
Voor de vorming van de haploïde geslachtscellen uit de normale diploïde cellen waaruit een organisme is opgebouwd gebruikt het een versie van de celdeling genaamd meiose. Bij meiose ontstaan uit één diploïde cel vier haploïde cellen. Elk van de resulterende gameten heeft een van de twee aanwezige chromosomen van ieder paar.
Bij dieren en de mens worden zaadcellen gemaakt in de testes (teel- of zaadballen), terwijl de eicellen in de ovaria gemaakt worden.
Typen gameten
Afhankelijk van de beweeglijkheid en de zelfstandigheid worden verschillende typen gameten onderscheiden:
- zoögameten, planogameten: gameten met flagellen (onder andere bij veel algen)
- aplanogameten: amoeboide gameten zonder flagellen
- eicellen, oösferen: vrouwelijke, niet beweeglijke gameten (onder andere bij planten en dieren)
- spermatozoïden: mannelijke gameten met flagellen
- spermatiën: mannelijke, niet beweeglijke gameten (onder andere bij schimmels)
- spermakernen, generatieve kernen: mannelijk gameetkernen (onder andere bij bloemplanten)
Bijzondere plantkunde: | algologie · bryologie · dendrologie · fycologie · lichenologie · mycologie · pteridologie |
Paleobotanie: | archeobotanie · dendrochronologie · fossiele planten · gyttja · palynologie · pollenzone · varens · veen |
Plantenmorfologie & -anatomie: | beschrijvende plantkunde · adventief · apoplast · blad · bladgroenkorrel · bladstand · bloeiwijze · bloem · bloemkroon · boomkruin · celwand · chloroplast · collenchym · cortex · cuticula · eicel · epidermis · felleem · fellogeen · felloderm · fenologie · floëem · fytografie · gameet · gametofyt · groeivorm · haar · houtvat · huidmondje · hypodermis · intercellulair · intercellulaire ruimte · kelk · kroonblad · kurk · kurkcambium · kurkschors · levensduur · levensvorm · merg · meristeem · middenlamel · palissadeparenchym · parenchym · periderm · plantaardige cel · plastide · schors · sclereïde · sclerenchym · spermatozoïde · sponsparenchym · sporofyt · stam · steencel · stengel · stippel · symplast · tak · thallus · topmeristeem · trachee · tracheïde · tylose · vaatbundel · vacuole · vrucht · wortel · xyleem · zaad · zaadcel · zeefvat · zygote |
Plantenfysiologie: | ademhaling · bladzuigkracht · evapotranspiratie · fotoperiodiciteit · fotosynthese · fototropie · fytochemie · gaswisseling · geotropie · heliotropisme · nastie · plantenfysiologie · plantenhormoon · rubisco · stikstoffixatie · stratificatie · transpiratie · turgordruk · vernalisatie · winterhard · worteldruk |
Plantengeografie: | adventief · areaal · beschermingsstatus · bioom · endemisme · exoot · flora · floradistrict · floristiek · hoogtezonering · invasieve soort · Plantengeografie · status · stinsenplant · uitsterven · verspreidingsgebied |
Plantensystematiek: | taxonomie · botanische nomenclatuur · APG I-systeem · APG II-systeem · APG III-systeem · APG IV-systeem · algen · botanische naam · cladistiek · Cormophyta · cryptogamen · classificatie · embryophyta · endosymbiontentheorie · endosymbiose · evolutie · fanerogamen · fylogenie · generatiewisseling · groenwieren · hauwmossen · kernfasewisseling · korstmossen · kranswieren · landplanten · levenscyclus · levermossen · mossen · roodalgen · varens · zaadplanten · zeewier |
Vegetatiekunde & plantenoecologie: | abundantie · associatie · bedekking · biodiversiteit · biotoop · boomlaag · bos · Braun-Blanquet (methode) · broekbos · climaxvegetatie · clusteranalyse · concurrentie · constante soort · differentiërende soort · ecologische gradiënt · ecologische groep · Ellenberggetal · gemeenschapsgradiënt · grasland · heide · kensoort · kruidlaag · kwelder · minimumareaal · moeras · moslaag · ordinatie · pioniersoort · plantengemeenschap · potentieel natuurlijke vegetatie · presentie · regenwoud · relevé · ruigte · savanne · schor · steppe · struiklaag · struweel · successie · syntaxon · syntaxonomie · Tansley (methode) · toendra · tropisch regenwoud · trouw · veen · vegetatie · vegetatielaag · vegetatieopname · vegetatiestructuur · vegetatietype · vergrassing · verlanding |