Fiets

Een fiets is een voertuig dat veelal met spierkracht wordt aangedreven. De snelheid kan variëren aangezien de gebruiker zelf kan bepalen hoeveel energie hij/zij in het aandrijven steekt. De hedendaagse fiets bestaat uit ten minste twee wielen, een frame, een zadel, een stuur en een trapas met pedalen. Sommige fietsen hebben een (hulp)motor. Fietsen met een elektrische motor als aandrijving worden ook wel "e-bikes" genoemd. Tot 1966 was de wettelijke term in Nederland rijwiel. In Vlaanderen wordt ook het Franse vélo gebruikt.

Fiets
Aandrijvingspierkracht
Periodevanaf 1816
Snelheid10-25 km/u (sportieve mensen meer (25-60 km/u)), naar beneden meer dan 60 km/u
Beschikbaarheidparticulier bezit
Infrastructuurweg
Doelgroepparticulier vervoer tot ca. 25 km
Portaal    Verkeer & Vervoer
Ontwikkeling van de fiets. 1: Karl von Drais (Duitsland), 2: Thomas McCall (Schotland), 3: Piere Llallement (Frankrijk), 4: James Starley (Frankrijk), 5: John Kemp Starley (Engeland), 6: Racefiets (USA), 7: Mountain Bike (USA)
Michaux "boneshaker" van ca. 1870
Fietsen, ca. 1887
Voormalige Zwitserse legerfiets
Fiets met zijspan, Denemarken 1940-1945
Mountainbike
Een Wonder (1936), gemaakt in Saint-Etienne - Landbouwmuseum De Nostalgie

Het grootste deel van de fietsen heeft een kettingaandrijving, hoewel een asaandrijving of riemaandrijving ook mogelijk is.

Van de fiets zijn andere vervoermiddelen afgeleid, zoals de vooral in Azië populaire riksja en becak, en enkele gemotoriseerde varianten die als uitvindingen een "eigen" leven zijn gaan leiden: de bromfiets, snorfiets, scooter en motorfiets.

Lexicografie

Etymologie

De etymologische herkomst van het Nederlandse woord "fiets" is onbeslist. In de loop van de tijd zijn er allerlei verklaringen gegeven, maar voor geen daarvan is doorslaggevend bewijs gevonden.[1] Taalkundige Ewoud Sanders schreef in 1997 het boekje Fiets! De geschiedenis van een vulgair jongenswoord (1997). Hij komt tot de conclusie dat de etymologie van het woord "onbekend" is.[2]

Het woord heeft zich sinds de jaren 1880 razendsnel in het Nederlands verspreid en is overgenomen in het Fries (fyts), Nedersaksisch (fietse), Afrikaans (fiets), Indonesisch (pit) alsmede in de dialecten van de Nederrijn (fitze, fitz, vits) en andere grensstreken als Bentheim en Oost-Friesland (fiets). Het werkwoord vietsen is voor het eerst gedocumenteerd in het wielersportblad De Kampioen in 1885.[3]

Het artikel in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) uit 1919 geeft twee alternatieve etymologieën. De eerste is dat het woord afgeleid zou zijn van de naam van de Wageningse wagenmaker Elie Cornelis Viets, die rond 1880 rijwielen maakte en repareerde. Deze voor de hand liggende verklaring werd in eerste instantie van de hand gewezen, omdat bleek dat het woord al eerder gebruikt zou zijn. Het Etymologisch woordenboek van Van Dale uit 1997 zegt hierover: "Het is in geen geval afgeleid van de Apeldoornse (sic) rijwielhandelaar E.C. Viets (1847-1921), zoals vaak is gesuggereerd: onder kostschooljongens in de buurt werd fiets al gebruikt voordat Viets zijn handel begon."[4] De voornoemde verklaring is echter niet volledig van de hand te wijzen. De naamkundige Leendert Brouwer toonde in 2012 aan dat de familie Viets in 1870 misschien nog geen rijwielen produceerde, maar deze wel leverde, onder meer naar Leeuwarden. Als bondsrijwielhersteller had Viets een goede naam bij de toenmalige wielersporters.[5]

Een tweede verklaring van het WNT is dat het een verbastering is van het wat lange en lastig uit te spreken Franse vélocipède, wat in de 19e eeuw ook in het Nederlands als leenwoord een gebruikelijk synoniem was voor rijwiel. De eerste vermelding daarvan dateert uit 1824. Tussenvormen als vieloziepee en viezepee zijn in 1886 gedocumenteerd. De vorm fielsepee kwam bijvoorbeeld in Drenthe voor, fillesepaed in Maastricht; hij correspondeert ook met Duitse dialectvormen als flossipe (Westmünsterland), flitzepie (Solingen) en flitzepääd (Sauerland). Een redactielid van De Kampioen meende zich te herinneren dat hij het woord fiets als verkorting van vélocipède al in 1871 in Leeuwarden gehoord had. Andere fietspioniers wisten te vertellen dat het woord omstreeks 1870 op een deftig internaat in Apeldoorn (het Koloniaal Instituut van Kinsbergen) was ontstaan, vanwaar het zich naar Brummen en Wageningen had verbreid.[6] De historicus Jan Dirk Snel benadrukt dat de meeste tijdgenoten, met name jongeren die actief waren in de wielersport, deze woordverklaring onderstreepten. Hij veronderstelt daarom dat de kortere vorm viets inderdaad door kringen van Gelderse kostschooljongens is verbreid.[3]

Een derde verklaring stelt dat het woord viets is ontstaan uit een Limburgs en Oost-Brabants dialectwoord vietse of fiette: hard lopen, zich snel voortbewegen. Deze woorden gaan vermoedelijk terug op het Franse vitesse 'snelheid'. Ook Van Dale noemt als mogelijke herkomst "het oudere dialectwoord vietsen [zich snel verplaatsen]".[4] Deze etymologie is voor het eerst in 1914 naar voren gebracht door de Limburgse pastoor L. Linsen. Ewoud Sanders ziet dit als de waarschijnlijkste verklaring.

Een minder voor de hand liggende verklaring stelt dat het zou zijn afgeleid van het dialectwoord fietelen of fieteren (d.i. kermishouden), waarmee een bepaalde manier van lopen die typisch bij de loopfiets hoorde wordt bedoeld. Ook heeft men verondersteld dat het een onomatopee (een klanknabootsing) van een piepend geluid zou kunnen zijn.[7]

'Fiets' op een Duits bord

Volgens een alternatieve hypothese uit 2012 door Gunnar de Boel, hoogleraar vergelijkende taalkunde aan de universiteit van Gent, en zijn collega Luc de Grauwe, is het woord fiets mogelijk ontstaan uit het Duitse *Vize-Pferd. Dat zou de Duitse naam voor dit nieuwe tweewielige vervoermiddel zijn geweest; het betekent letterlijk vice-paard ofwel vervangpaard. Vize-Pferd werd volgens deze redenering tot *viez verkort, wat uitgesproken wordt als fiets.[8] Later werd dit woord in Duitsland door Fahrrad verdrongen. Critici benadrukken dat de feitelijke onderbouwing van deze stelling ontbreekt.[9]

Fiets in andere talen

Het Nederlandse woord fiets is overgenomen door het Afrikaans, Fries en Nedersaksisch.

In bijna alle andere talen gebruikt men afleidingen van het Franse vélocipède of het aan het Grieks ontleende bikykel. In het Frans is zowel vélocipède als bicyclette bekend. Afkortingen zijn gebruikelijk: Engels bike, Frans (en ook Vlaams) vélo, Spaans bici.

In het Pools wordt Rower gebruikt, naar de door John Kemp Stanley in 1885 gebouwde Rover met kettingaandrijving. In het Fins is het polkupyörä, wat wegwiel betekent. In Nederland was rijwiel tot 1966 de officiële term, waarschijnlijk een rechtstreekse vertaling van het Duitse Fahrrad. Het IJslands kent reiðhjól, wat ook letterlijk rijwiel betekent.

"Fiets" vs. "rijwiel"

In de 19e eeuw gold het woord 'fiets' als enigszins onfatsoenlijk, vergelijkbaar met hedendaagse woorden als 'maffen' en 'bikken'. In de wetgeving werd 'rijwiel' gebruikt, maar 'fiets' was in het begin van de 20e eeuw het normale woord in de volksmond. Niemand zal tegenwoordig nog het woord 'rijwiel' gebruiken, maar in combinaties als 'rijwielpad' en 'rijwielstalling' wordt het oude woord nog gehoord.

In 1966 werd in de Nederlandse wetgeving het woord 'rijwiel' vervangen door 'fiets'. Een rijwiel is echter niet precies hetzelfde als een fiets: de wetgeving kende tot 1966 rijwielen met en zonder hulpmotor, bromfietsen en fietsen dus, terwijl een fiets nooit een motor heeft, behalve dan de elektrische fiets.

In de Belgische wegcode (Algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg) is nog wel sprake van het woord 'rijwiel' en wordt het onderscheid gemaakt tussen een rijwiel en een fiets, waarbij de fiets een tweewielige vorm van het rijwiel betreft. Rijwiel wordt in deze wegcode omschreven als: "elk voertuig met twee of meer wielen, dat wordt voortbewogen door middel van pedalen of van handgrepen door één of meer van de gebruikers en niet met een motor is uitgerust, zoals een fiets, een driewieler of een vierwieler. De bevestiging van een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kW, waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en ten slotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km/u bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen, brengt geen wijziging in de classificatie als rijwiel."

Geschiedenis

De Franse graaf Mede de Sivrac experimenteerde al in 1790 met een soort loopfiets. De twee verbonden wielen waren gefixeerd waardoor men niet kon sturen.[10][11] Baron Karl von Drais verbeterde een loopfiets. Deze bestond uit een houten frame, houten wielen met een smeedijzeren velg, een zeer eenvoudig zadel, een nog niet goed ontwikkeld stuur en een soort rem op het achterwiel. De loopfiets had geen trappers; de berijder bewoog zich voort door zich af te zetten tegen de grond. Het eerste exemplaar ontstond in 1817. Von Drais noemde zijn toestel velocipede[12]. Later (ca 1830) ontwikkelde hij ook een handkar die op het spoor gebruikt kan worden. Men noemde zo'n wagentje een draisine naar Von Drais.[13][14]

Hoewel de berijder van de draisine de voeten op de grond hield, was toch heel wat balanceerkunst nodig. Dit werd vervelend gevonden, en decennialang werden daarom driewielers en vierwielers gebouwd. Ze werden aangedreven op de manier waarop een spinnewiel of scharensliep wordt aangedreven, met een trapplank en een stangenstelsel.

Pas in 1865 ontstond een toestel dat op onze fiets leek. Het was een tweewieler, gebouwd door de Fransman Pierre Michaux en zijn zoon Ernest. Hun vélocipède (snelle voet, van Latijn: velox, snel en pes, voet) had een ijzeren frame en ijzeren wielen. Aan de voorwielen waren trappers gemonteerd; deze voorloper van onze fiets kende nog geen kettingaandrijving.

Door het ontbreken van een kettingaandrijving was er ook geen overbrengingsverhouding. De snelheid van de fiets kon alleen maar worden opgevoerd door het wiel waarop de trappers waren gemonteerd steeds groter te maken. Zo ontstond rond 1870 de hoge bi (bi van bicyclette, tweewieler), een fiets met een zeer groot voorwiel en een klein achterwiel. Het balanceren op zo'n hoge fiets was niet gemakkelijk en bij obstakels op de weg schoot de berijder over zijn voorwiel. De Hoge Bi die gezien wordt als de start van het Hoge Bi tijdperk was de Ariel, gebouwd door James Starley in 1871. Het was een stalen fiets (geen houten wielen) met radiaal geplaatste spaken, die op spanning gebracht werden door een ingenieus mechanisme dat de spaken in een keer allemaal aanspande.

In 1868 werd de eerste fiets met een kettingaandrijving gebouwd. De trappers zaten nu niet meer aan het wiel, maar aan het frame. Aanvankelijk werd deze aandrijving op driewielers toegepast. In 1885 bouwde John Kemp Starley de Rover, een fiets met een kettingaandrijving, en een frame uit stalen buizen. De beide wielen waren vrijwel even groot. Dit type fiets werd safety genoemd, omdat het fietsen erop veel veiliger was dan op de hoge bi.

In 1888 vroeg John Dunlop patent aan op luchtgevulde fietsbanden, die de banden van massief rubber vervingen. Daarmee was de ontwikkeling van de fiets vrijwel voltooid. Het patent moest hij later weer intrekken, omdat Thomson hem in 1845 al voor was geweest. Hij behield het patent op het ventiel.

Sindsdien is er aan het ontwerp van de meeste fiets niet zoveel meer veranderd. Wel worden tegenwoordig andere materialen toegepast. De frames worden thans vooral gemaakt van aluminium of staal, maar voor duurdere sportfietsen wordt meestal carbon of soms ook wel (lichtgewicht) metalen als magnesium en titanium gebruikt. De krachtoverdracht van de trapas naar het achterwiel gebeurt ook niet altijd meer met een klassieke ketting. Steeds vaker wordt er een riem gebruikt in plaats van een ketting, omdat deze slijtvaster is. Ook bestaan er fietsen met asaandrijving in plaats van kettingaandrijving. Maar de meeste fietsen lijken nog sterk op de Rover uit 1885. Grote uitzondering daarop zijn de ligfietsen.

Records

Werelduurrecord

Het werelduurrecord fietsen (de afgelegde afstand na 1 uur fietsen) op een UCI-goedgekeurde fiets is sinds 16 april 2019 55,089 km en staat op naam van Victor Campenaerts uit België. Op een gestroomlijnde ligfiets kan het nog harder: op 2 augustus 2011 bereikte de Zwitser Francesco Russo een afstand van 91,556 km.[15] Het uurrecord op een ligfiets zonder stroomlijn is in mei 2012 door Aurelien Bonneteau op een M5 carbon high racer gesteld op 56,597 km.[16]

Snelheidsrecord

De Amerikaanse Denise Mueller-Korenek is officieel de snelste mens ter wereld op een fiets. Ze reed in september 2018 op een zoutvlakte in Utah, 296 km/h. Ze verbeterde daarmee het oude record van Fred Rompelberg, die op 3 oktober 1995 op de zoutvlaktes van Bonneville 268,8 km/h reed. [17] Rompelberg is nog wel Nederlands recorhouder en wereldrecordhouder bij de mannen. Mueller-Korenek en Rompelberg wisten hun record te behalen door achter een auto te stayeren. Het wereldrecord zonder hulp van de slipstream staat op naam van een Nederlander. Op 14 september 2013 bereikte Sebastiaan Bowier over tweehonderd meter, met vliegende start, een snelheid van 133,78 kilometer per uur. Dit deed hij op de VeloX 3, een aerodynamische ligfiets ontwikkeld door het Human Power Team Delft & Amsterdam.[18]

Wetgeving

Wetgeving in Nederland

Fiets in Amsterdam

Alle eisen waaraan een fiets in Nederland moet voldoen staan in de Regeling voertuigen, artikel 5.9.3 tot en met 5.9.71.[19][20]

  • pedalen voorzien van stroef oppervlak
  • goed werkende rem
  • bel hoorbaar op 25 meter
  • stuur dient goed vast te zitten
  • handvatten moeten goed vastzitten
  • een tweewielige fiets mag niet breder zijn dan 75 centimeter (voor een driewieler of aanhangwagen is het maximum 150 cm)
  • verlichting (bij dag, als er goed zicht is, niet verplicht - meer verlichting is niet toegestaan; zie ook de pagina Fietsverlichting)
    • koplamp straalt wit of geel licht uit
    • achterlicht straalt rood licht uit
    • sinds 1 november 2008 mag de fietsverlichting ook op de borst of de rug van de bestuurder worden bevestigd
  • reflectie (ook overdag - meer reflectie is toegestaan)
    • zijreflectie (geel of wit) op beide wielen. Wordt meestal met een reflectiestrook op de banden toegepast.
    • gele reflectoren op voor- en achterkanten van de pedalen
    • rode achterreflector

(Vanaf 1 januari 1987 werd de wielreflectie verplicht. De Fietsersbond protesteerde tegen de onmiddellijke invoer van deze maatregel; het betekende dat alle fietsen per direct van cirkelvormige zijreflectoren tussen de spaken moesten worden voorzien. De bond vond de reflectoren te duur en had liever gezien dat het gebleven was bij reflecterende fietsbanden, die toch op den duur zouden worden vervangen.)

Enkele eisen zijn voor fietsen soepeler dan voor motorvoertuigen:

  • Overdag: Een motorvoertuig moet altijd met intacte verlichting uitgerust zijn, hoewel de verlichting niet hoeft te branden. Met een fiets mag overdag gereden worden met defecte of afwezige verlichting.
  • 's Nachts: Het achterlicht van een fiets hoeft niet te branden als er een aanhangwagen wordt getrokken. De aanhangwagen moet natuurlijk wel verlichting hebben. Bij een motorvoertuig moeten zowel het trekkende voertuig als de aanhangwagen achterlichten hebben.
  • Een fiets mag niet meer verlichting maar wel meer reflectoren hebben dan zijn voorgeschreven. Bij een motorvoertuig zijn meer verlichting en meer reflectie niet toegestaan.

Afgeschafte eisen

Voorheen moest een fiets een achterspatbord hebben dat over een lengte van minimaal 30 cm witgeschilderd was. Een racefiets zonder spatbord werd oogluikend toegelaten, al was het nog steeds formeel verboden je zo op de openbare weg te begeven. Bovendien moest het achterlicht zich op het witte deel van het spatbord bevinden. Thans bevindt het achterlicht zich vaak in de holte tussen bagagedrager en spatbord.

Verkeerswetgeving

In 1905 kreeg Nederland voor het eerst een Motor- en Rijwielwet. Daarbij werd onder andere het houden van wegwedstrijden voor fietsen verboden. De Motor- en Rijwielwet is inmiddels vervangen door de Wegenverkeerswet, welke onder andere de wettelijke basis vormt voor de verkeersregels waaraan fietsers, maar ook het overige wegverkeer, zich moeten houden.

Sinds 1 mei 2001 hebben fietsers in Nederland van rechts ook voorrang. Vergeleken met andere landen wordt er in Nederland veel gefietst. In de infrastructuur wordt hier op allerlei manieren rekening mee gehouden; alleen de voorrangsregeling week af tot 2001. Anders dan in omringende landen was in Nederland de fietser in de wetgeving niet gelijkwaardig aan andere bestuurders. Het harmoniseren van de Europese regelgeving was dan ook een belangrijke reden om de maatregel 'voorrang fietsers van rechts' in te voeren. Daarnaast beoogt de maatregel de gelijkberechtiging van fietsers te bevorderen om zo indirect het fietsgebruik te stimuleren. "Voorrang fietsers van rechts" (VFVR) is een van de maatregelen die in het convenant Duurzaam Veilig worden genoemd, en waarvan wordt verondersteld dat zij een gunstige bijdrage leveren aan de verkeersveiligheid.

Wetgeving in België

Wettelijke eisen voor een fiets met een kleine wieldiameter

Fietsen waarvan de wieldiameter (banden niet inbegrepen) maximaal 50 cm bedraagt, moeten minstens uitgerust zijn met:

  • een bel hoorbaar op 20 meter
  • twee goed functionerende remmen (één op het voorwiel en één op het achterwiel)
  • vooraan een witte en achteraan een rode reflector, indien er minstens één spatbord is.

Enkel als het donker is en als de zichtbaarheid minder dan 200 meter bedraagt, zijn lichten en andere reflectoren verplicht. Deze lichten hoeven zich niet op de fiets zelf te bevinden.

Wettelijke eisen voor de racefiets en de terreinfiets

Zowel fietsen met een racestuur en zonder bagagedrager achteraan waarvan de banddikte maximaal 2,5 cm bedraagt (racefietsen) als fietsen met minstens twee versnellingen die vanaf het stuur worden bediend en zonder bagagedrager achteraan waarvan de banden een minimumdoorsnede van 38 mm (bij een wieldiameter van 65 cm) of 32 mm (bij een wieldiameter van 70 cm) hebben (terreinfietsen), moeten minstens uitgerust zijn met:

  • een bel hoorbaar op 20 meter
  • twee goed functionerende remmen (één op het voorwiel en één op het achterwiel)
  • vooraan een witte en achteraan een rode reflector, indien er minstens één spatbord is.

Lichten en andere reflectoren zijn enkel verplicht als het donker is en als de zichtbaarheid minder dan 200 meter bedraagt. Deze lichten hoeven zich niet op de fiets zelf te bevinden. Als er ten minste één spatbord op de fiets wordt gemonteerd wordt een rode reflector achteraan en een witte reflector vooraan verplicht.

Wettelijke eisen voor de gewone fiets

Een fiets die niet behoort tot een van de bovengenoemde categorieën, moet minstens uitgerust zijn met:

  • een bel hoorbaar op 20 meter
  • twee goed functionerende remmen (één op het voorwiel en één op het achterwiel)
  • twee goed functionerende lichten
    • tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag en indien de zichtbaarheid minder dan 200 meter bedraagt.[21]
    • vooraan wit of geel, continu oplichten of knipperen.
    • achteraan rood ('s nachts bij helder weer vanaf minstens 100 m zichtbaar) continu oplichten of knipperen.
    • De verlichting mag op de fiets of op het lichaam gedragen worden.
  • reflectoren
    • aan weerszijden van de pedalen wit of geel
    • op de spaken en/of de banden minstens 2 gele of oranje dubbelzijdige reflectoren per wiel; vast bevestigd aan de spaken en symmetrisch aangebracht en/of een witte reflecterende strook aan weerszijden van elke band.
    • vooraan een witte en achteraan een rode reflector

Onderdelen van een fiets

Soorten

Fietstypen

Heren en dames

Gewone fietsen worden vaak onderscheiden in een "heren-" en "damesmodel".

De eerste "moderne" fietsen werden in de 19e eeuw gebouwd met een min of meer horizontale bovenbuis. Doordat deze door rokdragende dames moeilijk berijdbaar waren lieten constructeurs de bovenbuis zakken, tot bijna parallel aan de onderbuis. Zo ontstond het damesmodel.

Het traditionele model (feitelijk dus onterecht als herenfiets omschreven) is door de driehoeksconstructie van de buizen steviger dan het damesmodel. Wil men het damesmodel even stevig maken, dan wordt de constructie zwaarder. Zou men de bovenbuis uit een herenfiets wegzagen, dan breekt de resterende fiets gauw doormidden.

Inmiddels door traditie blijven zowel mannen als vrouwen de voorkeur geven aan heren-, dan wel damesfietsen, hoewel daar vaak geen reden meer voor is. Veel vrouwen dragen nooit een rok en veel mannen realiseren zich niet dat een herenfiets steviger is.

Tegenwoordig zijn er zelfs fabrikanten die 'damesfietsen met bovenbuis' maken. Ze doen dit om zo min mogelijk verschillen te hebben tussen de verschillende typen die in productie zijn. Het betreft hier een fiets met een extra dikke onderbuis die zonder bovenbuis al berijdbaar is. Er wordt een bovenbuis aan toegevoegd omdat de mannelijke kopers dat willen.

Een tussenvorm waren de "mixte-frames" waarbij men de bovenbuis liet zakken tot halverwege de zitbuis. Soms loopt de bovenbuis dan nog door naar de achteras. Deze constructie is sterker dan een "echt" damesframe en werd vooral gebruikt in de jaren zeventig en tachtig voor sportieve damesfietsen. Door het thans gangbare sloping frame voor race- en sportfietsen is het mixte-frame in onbruik geraakt.

Damesfietsen zijn wel populair, soms in aangepaste vorm of benaming als seniorenfiets, onder ouderen door de gemakkelijkere instap.

Kinderfiets

Om te leren fietsen kunnen zijsteuntjes met wieltjes gemonteerd worden of kan aan de fiets een stok worden bevestigd die wordt vastgehouden door een meelopende volwassene. De beste manier om te leren fietsen is echter het gebruik van een loopfiets of een gewone fiets waar de trappers van zijn verwijderd. Zo krijgen kinderen eerst de kans om te leren het evenwicht te houden op de fiets en te sturen voor ze dit moeten combineren met de trapbeweging. De banden van een kinderfiets zijn gemiddeld breder om de stabiliteit te verhogen. Veel kinderfietsen hebben een achteruittraprem zodat kinderen zich kunnen concentreren op het sturen in plaats van op het remmen. Sommige kinderfietsen hebben echter tevens een handrem die het voorste wiel kan vertragen zodat bij gelijktijdige activering de totale remkracht wordt vergroot.

Tandem

Een sport- of racetandem is meestal met een bovenbuis voor en achter. Een eenvoudige toertandem, waarvan de fabrikant zelden meer dan een model aanbiedt, is meestal zonder bovenbuizen, zodat iedereen tevreden is.

Ook een ladyback komt voor. Dit is een tandem met een kruisframe, dus een buis van balhoofd naar achteras. Deze buis biedt voor de 'stoker' (achter) een lage instap.

Fietsinfrastructuur

Bewegwijzering fietsroutenetwerk in de Antwerpse Kempen (België)

Nederland, Vlaanderen, Denemarken en Noord-Duitsland, zijn door hun (relatief) vlakke landschap erg geschikt om te fietsen. De genoemde gebieden kennen veel verkeersvoorzieningen voor fietsers, oftewel er is een goede fietsinfrastructuur aanwezig. De Copenhagenize Index beoordeeld steden in de wereld op fietsvriendelijkheid.

Fietspad

Ook worden er veel fietspaden aangelegd. Deze begeleiden soms wegen. Andere zijn vrijliggend en zijn vaak bedoeld voor het recreatieve fietsverkeer. Wanneer de fietspaden op een kruispunt uitkomen met verkeerslichten, hebben deze vaak hun eigen verkeerslicht, herkenbaar door een venster in de vorm van een fiets. Waar fietspaden ontbreken, ligt vaak nog wel een fietsstrook: een voor fietsers gereserveerde strook van de rijweg. Nadat Zwolle, als stad met het hoogste fietsgebruik van Nederland, als eerste kwam met een fietsstratenplan, worden in Nederland steeds vaker fietsstraten aangelegd. Deze fietsstraten hebben brede rode geasfalteerde banen, waar fietsers midden op de weg kunnen fietsen. Auto’s zijn "te gast" en rijden hiererachter. Deze fietsstraten zijn voor de fietser extra veilig en comfortabel.

Fietsbewegwijzering

Diverse type fietswegwijzers geven fietsroutes aan. Het kan daarbij zowel gaan om woon-werkverbindingen, als om routes voor recreatieve fietstochten (zoals de ANWB-rondjes en het LF-routenetwerk).

Een nieuwe ontwikkeling zijn fietsroutenetwerken. Dit zijn netwerken van aangename fietswegen, voornamelijk langs rustige en autoluwe wegen of jaagpaden. Waar deze wegen kruisen zijn fietsknooppunten die worden aangeduid met nummers op bordjes. Met een begeleidende kaart hoeft men dan enkel nog maar de knooppuntnummers te volgen.

Algemene Fiets Afhandel Centrale

In sommige Nederlandse gemeenten bestaan Algemene Fiets Afhandel Centrales, vooral bedoeld om de overlast van geparkeerde fietsen te verminderen. Deze diensten verwijderen onjuist geparkeerde fietsen of kennelijk verlaten fietswrakken.

Lokfiets

Om diefstal van fietsen te ontmoedigen maakt de Nederlandse politie gebruik van zogeheten lokfietsten met ingebouwde gps- en simmodule om alarm te slaan zodra de fiets beweegt. Hiermee worden heel effectief dieven quasi op heterdaad betrapt.

Voor- en nadelen van de fiets

De fiets is op korte afstanden sneller dan de auto, binnensteden zijn voor een fiets beter toegankelijk. Fietsen is goed voor de gezondheid en een vorm van recreatie. Het speelt een rol bij de vermindering van de CO2-uitstoot.

Maar er zijn ook nadelen, zoals de kwetsbaarheid van de berijder, bij verkeersongevallen heeft deze geen bescherming. Op langere afstanden is de auto sneller. Verder heeft de auto meer bagagecapaciteit. Vooral bij slecht weer geven velen de voorkeur aan de auto.

Organisaties

Er zijn verschillende organisaties die zich richten op het bevorderen van het fietsgebruik en om het verkeer en landschap voor fietsers aangenamer te maken. Voorbeelden hiervan zijn:

In Nederland

In België

Trivia

  • De fiets is ook als militair vervoermiddel gebruikt: de Nederlandse krijgsmacht had enige tijd een Regiment Wielrijders en in de Vietnamoorlog maakte de Vietcong bij de bevoorrading gebruik van vaak zeer zwaar beladen fietsen op het Ho Chi Minh-pad.
  • De Nederlandse politie maakte een belangrijk deel van de twintigste eeuw op grote schaal gebruik van extra degelijke dienstfietsen voor de surveillance.
  • In het Pools is het woord voor fiets direct ontleend aan de uitvinder van het meest gangbare model, Rover (zie hierboven), die daarmee geëerd wordt: rower (het Pools kent de letter v niet).
  • In het Nederlands zijn in de loop der jaren al vele uitdrukkingen en zegswijzen ontstaan met betrekking tot de fiets en het fietsen, terwijl er nog steeds geregeld nieuwe woorden worden bedacht, zoals in 2008 het woord weesfietsen voor de vele met name door onbekende eigenaars voor langere tijd bij stations achtergelaten rijwielen die nog niet als te verwijderen wrak (verlaten fiets) zijn aangemerkt.
  • In sommige talen is gewoonweg met een andere schrijfwijze het Engelse woord bicycle overgenomen, dat wil zeggen fonetisch als bajskl, zoals in het Pashtu en Dari in Afghanistan, terwijl in het Farsi in Iran (waarvan het Dari in Afghanistan een variant is) de benaming officieel doetsjarcha luidt (= bicycle = tweewieler).
  • Diverse filosofen hebben ook over de fiets en het fietsen geschreven, onder meer José Ortega y Gasset (in een essay over de Nederlanders en hun fietsen[22]) en Ivan Illich (over energieverbruik en maatschappelijke ongelijkheid, in zijn boek Energy and Equity[23]).
  • De Marching and Cycling Band HHK was een van de weinige muziekverenigingen in Europa die optredens verzorgen op de fiets.
  • In de jaren 00 van de 21ste eeuw is de elektrische fiets, waarbij een elektromotor het trappen ondersteunt, populair geworden.

Zie ook

Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Bicycle op Wikimedia Commons.
Zoek fiets op in het WikiWoordenboek.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.