Dryas-stadiaal

Het Dryas-stadiaal is een naam voor drie tijdvakken aan het einde van het laatste glaciaal (een glaciaal wordt meestal ijstijd genoemd, hoewel de term 'ijstijd' ook naar een ijstijdvak kan verwijzen), waarin het klimaat nog kouder was dan gemiddeld tijdens een glaciaal het geval was. Zo'n koude periode binnen een glaciaal wordt een stadiaal genoemd.

Serie	Etage	Sub-etage	Chronozone	Tijd geleden (jaar BP)
Holoceen			Preboreaal	10.640 - 11.650
Pleistoceen	Weichselien
		Laatglaciaal	Jonge Dryas	11.650 - 12.850
			Allerød	12.850 - 13.900
			Oude Dryas	13.900 - 14.000
			Bølling	14.000 - 14.650
		Laat Pleniglaciaal	Oudste Dryas	14.650 - ~15.000
Blauw: Koud - Roze: Warm (kolom Chronozones)

De naam Dryas komt van de toendraplant zilverkruid (Dryas octopetala)[1][2], die tegenwoordig alleen in toendragebieden of hooggebergtes voorkomt.

De Dryas-stadialen zijn:

Bronnen en verwijzingen

Voetnoten

Nathorst, A.G., 1891. Ueber den gegenwärtigen Standpunkt unserer Kenntnis von dem Vorkommen fossiler Glacialpflanzen. Bih. t. Kongl. Svenska Vetensk. Akad. Handl., 17.
Nathorst, A.G., 1910. Spätglaciale Süsswasserablagerungen mit arktischen Pflanzenresten in Schonen. Geologiska Föreningens i Stockholm Förhandlingar, 32: 533-560.

Litt, T, Brauer, A., Goslar, T., Merkt, J., Balaga, K., Müller, H., Ralska-Jasiewiczowa, M., Stebich, M, & Jegendank, J.F.W., 2001: Correlation and synchronisation of Lateglacial continental sequences in northern central Europe based on annually laminated lacustrine sediments, in Quarternary Science Reviews, 20: 11, pp 1233-1249, Oxford, Elsevier

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.

[1] Nathorst, A.G., 1891. Ueber den gegenwärtigen Standpunkt unserer Kenntnis von dem Vorkommen fossiler Glacialpflanzen. Bih. t. Kongl. Svenska Vetensk. Akad. Handl., 17.

[2] Nathorst, A.G., 1910. Spätglaciale Süsswasserablagerungen mit arktischen Pflanzenresten in Schonen. Geologiska Föreningens i Stockholm Förhandlingar, 32: 533-560.