Diotima van Mantinea

Diotima van Mantinea (Oudgrieks: Διοτίμα / Diotíma) is een filosofe en priesteres die een belangrijke rol speelt in Plato’s Symposium (Feestmaal). Zij zou een leermeester zijn geweest van de filosoof Socrates en afkomstig zijn uit de Peloponnesische stad Mantinea. De filosofie van Diotima vormt de oorsprong van het concept van de platonische liefde. De naam 'Diotima' betekent: zij die Zeus eert of zij die door Zeus geëerd wordt.[1]

Jadwiga Łuszczewska als Diotima op een schilderij van de Poolse schilder Józef Simmler uit 1855.

Diotima in Plato's Symposium

Tijdens het symposium wordt gesproken over de liefde (eros). Socrates is de belangrijkste aanwezige. Diotima zelf is niet aanwezig bij het symposium. Socrates vertelt dat hij tijdens zijn adolescentie ingevoerd is in de filosofie van de liefde door de priesteres Diotima. Diotima leerde hem de methode en de betekenis van het liefhebben (eros) en het filosoferen. Alhoewel vrouwen in de Klassieke Oudheid geen belangrijke rol kenden, speelt Diotima wel een belangrijke rol in het Symposium. Socrates' rede over de eros vormt namelijk het slot van het drinkgelag. Plato verwijst in zijn Symposium herhaaldelijk naar de afkomst van Diotima. Zo noemt Socrates haar een ξένη, wat 'gast' of 'vriend' betekent. Hiermee wil Socrates benadrukken dat ze niet afkomstig is uit Athene en dus een vreemdeling is die komt van Mantinea.

Het uitgangspunt van liefde is volgens Diotima dat liefde een streven is om iets voort te brengen met een ander. Het is het scheppen van de cyclus van het leven: zwangerschap en geboorte. Ze legt Socrates met een beeldspraak uit dat iemand liefde kan hebben voor kennis of wijsheid doordat die zoekt naar waarheid. Diotima's beschrijving van de liefde heeft enkele verschillen met wat Socrates vertelt in de Allegorie van de grot. Diotima zegt namelijk dat niet het Goede maar Schoonheid het hoogste is. Daarnaast vertelt ze aan Socrates dat de ziel even vergankelijk is als het lichaam.

Persoon of personage

Er bestaat veel speculatie over de echtheid van Diotima. Plato is de enige bron die over Diotima spreekt. Daarom is het moeilijk vast te stellen of zij enkel een personage is of werkelijk geleefd heeft. Het is wel zo dat vrijwel alle personages in de platonische dialogen betrekking hebben op personen die daadwerkelijk in het antieke Athene leefden. Als de etymologie van 'Mantinea' wordt onderzocht, kan er een Grieks woord in herkend worden: μάντιζ. Dit betekent 'ziener'. Het zou toeval zijn als juist een vrouw die uit Mantinea komt een wijze priesteres is en dus filosofe. Plato zou hiermee wellicht de fictie van het personage hebben willen benadrukken.[2]

Naast Diotima is er ook Aspasia die gekarakteriseerd wordt als filosofe in de Socratische dialogen van Plato.[3] Toch staat zij niet zo centraal in een dialoog van Plato als Diotima. Zij komt in de Menexenus slechts eenmalig voor en zij zou Socrates een redevoering hebben aangeleerd die hij opzegt tegen Menexenus.

Vernoemingen

Antieke bron

  • Plato, Symposium 201d–212c.

Noten

  1. Catherine H. Zuckert, Plato's Philosophers: The Coherence of the Dialogues, University of Chicago Press, Chicago - London (2009), p. 190.
  2. Greta Castrucci, The cither of Mantinea and the Mysteries of the wise woman (Platonic suggestions). Athenaeum (2018), pp. 454-473.
  3. Mary Ellen Waithe, A History of Women Philosophers. Springer Netherlands, Dordrecht (1987), 83–116. ISBN 978-90-247-3368-2.
  4. L.D. Schmadel, Dictionary of Minor Planet Names, Berlijn - Heidelberg - New York, 20035, p. 49.
  5. Het leven van Frans Hemsterhuis vanaf 1775, KB Nationale Bibliotheek
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.