Deuterocanonieke boeken

Er zijn tien (of volgens sommigen elf) boeken die, hoewel ze niet tot de Hebreeuwse canon behoren, door de katholieke kerk en de oosters-orthodoxe kerken gezaghebbend worden geacht. Deze boeken worden deuterocanonieke boeken genoemd.

Het Concilie van Trente in 1563.

Ze zijn ontstaan in de periode tussen de Hebreeuwse Bijbel en het Nieuwe Testament in. Het zijn boeken uit de Septuagint (de tussen ca. 225 en 100 v.Chr. gemaakte Griekse vertaling van het Oude Testament) die Hiëronymus pas na aandringen van Augustinus van Hippo en Paus Damasus I in de Vulgaat heeft opgenomen.[1] Hiëronymus noemde deze boeken "apocrief", maar had daarmee geen negatieve bijbedoeling.[2]

Het Concilie van Ferrara-Florence (1441) en het Concilie van Trente (1546) stelden nog eens dat de Vulgaat de norm was en bevestigden daarmee het gezag van deze boeken. De verklaring te Trente kan gezien worden als een reactie op de protestantse Bijbelvertalingen die in de decennia ervoor waren vervaardigd, waaronder de Lutherbijbel (1534). Maarten Luther en andere hervormers erkenden de tien boeken niet als gezaghebbend en sindsdien worden ze door protestanten "apocrief" genoemd, waardoor het woord "apocrief" een negatieve bijklank kreeg. De van jood tot katholiek bekeerde theoloog Sixtus van Siena vond de term deuterocanoniek uit in 1566, waarmee hij ze in tweede instantie tot de canon wilde rekenen (Gr. deuteros = tweede); bovendien gaf Sixtus een engere, rooms-katholieke betekenis aan het woord "apocrief", namelijk enkele oudtestamentische boeken die ook volgens de Rooms-Katholieke Kerk niet gezaghebbend waren.[3]

Het gaat om de volgende geschriften:

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.