Buurtbus

De buurtbus ook wel wijkbus genoemd is een in 1977 in Nederland ingevoerde vorm van openbaar vervoer, waarmee dunbevolkte gebieden of wijken volgens vaste route en dienstregeling verbonden worden meestal via een uurs- of twee-uursdienst. Om de exploitatiekosten laag te houden wordt de buurtbus gereden door vrijwilligers met een achtpersoons bus. Deze kleine bus mag met rijbewijs B (personenauto) gereden worden. Als alle zitplaatsen bezet zijn kan er niemand meer mee, want wettelijk is bepaald dat er geen staanplaatsen zijn; wie bij de halte staat te wachten moet dan één of twee uur op de volgende bus wachten. Wanneer de capaciteit niet toereikend blijkt, worden bepaalde ritten met een grote streekbus gereden. Soms wordt een extra achtpersoons bus ingezet. In de praktijk komt het voor dat reizigers alsnog worden meegenomen, waarbij deze op de grond dienen plaats te nemen.

Een buurtbus van Veolia Transport in Roermond.
Halte van Buurtbus 503 Zwolle-Zuid–Heino bij het station van Heino.
Wijkbus 3 in Breda, gereden met een 8-persoonsbusje

Geschiedenis

In 1977 zijn vijf projecten als experiment begonnen met als doel meer inzicht te verkrijgen in de mogelijkheid van deze vorm van openbaar vervoer. In een aantal van de gebieden waar met een buurtbus is gestart, was het openbaar vervoer in de loop van de jaren zestig verdwenen, in andere gebieden is er nooit openbaar vervoer geweest. De vervoersstromen in sommige gebieden zijn zo dun dat een normale streekvervoervoorziening geen verantwoorde oplossing is.

Eind jaren zeventig kostte een streekbuslijn al gauw tussen de €90.000,- en €135.000,- per jaar. Op routes waar de vervoervraag niet groter was dan 10 tot 50 reizigers per dag per richting, kon het gewone streekvervoer bovendien slechts een zeer gering voorzieningenniveau bieden. Aangezien de Rijksoverheid destijds belang hechtte aan het bieden van openbaar vervoer ook in de landelijke gebieden, werd door middel van experimenten de oplossing gezocht in alternatieve vormen van openbaar vervoer. Hierbij gaat het om vervoer dat beter aansluit bij de wensen van de reiziger en tegen aanvaardbare kosten.

Experiment

Minister Westerterp opent in Berkenwoude de eerste buurtbusverbinding van het land.

Op 27 augustus 1977 ging in Berkenwoude het eerste buurtbusproject van start, geëxploiteerd onder de vlag van Westnederland. Twee weken later volgde het project Ederveen bij Centraal Nederland en kort daarna in Horst bij de Zuidooster.

In samenspraak met de provincies kwam de Rijksoverheid met de volgende voorwaarden om een buurtbusproject op te zetten:

  • het gebied dient een landelijk karakter te hebben;
  • het gebied dient ten minste 1000 inwoners te hebben die minimaal 1500 meter van bestaand openbaar vervoer verwijderd wonen;
  • de buurtbus moet een aan- en afvoerfunctie kunnen vervullen voor het reeds bestaande openbaar vervoer;
  • de buurtbus mag aan het overige openbaar vervoer geen schade berokkenen;
  • de buurtbus mag niet leiden tot frequentieverlaging van het bestaande openbaar vervoer;
  • er moeten zich voldoende vrijwilligers beschikbaar willen stellen;
  • het gebied dient een grootte van circa 25 vierkante kilometer te hebben.

Na toetsing aan deze criteria is in 1979 en later voor 48 gebieden toestemming verleend voor de uitvoering van een buurtbusproject.

Evaluatie na de eerste jaren

In 1980 hield het Ministerie van Verkeer en Waterstaat de eerste evaluatie van het project buurtbus.[1] Bij de eerste prognose ten behoeve van de opbrengstenraming was uitgegaan van circa 1000 reizigers per maand per buurtbusproject, maar dit bleken er uiteindelijk 1060 te zijn. Het gemiddelde aantal reizigers per buurtbusproject varieerde sterk; van 281 in het project IJhorst tot 2030 bij het project Boukoul/Asenray.

De kosten van de buurtbusprojecten waren door Rijksoverheid werden in 1979 geschat op €12.478,- per jaar, de opbrengsten uit de kaartverkoop op €3403,- euro per jaar. Na het eerste jaar bleek dat de kosten van de buurtbusprojecten uiteenliepen van €11.344,- tot €20.420,- per jaar. Deze grote bandbreedte werd voornamelijk veroorzaakt door het verschil in afgelegde kilometers, een resultaat van de combinatie van lijnlengte en het aantal afgelegde ritten. Hierdoor waren onderhouds- en brandstofkosten ongelijk. Daarnaast was niet bij elk buurtbusproject een stallingsruimte bij een streekvervoerbedrijf beschikbaar, waardoor deze soms moesten worden gehuurd. De opbrengsten bedroegen overigens €3766,- per project.

Actueel

Anno 2013 kent Nederland circa 170 buurtbuslijnen. Op de buurtbus is de OV-chipkaart meestal wel geldig. Er zijn soms alleen speciale buurtbuskaarten (enkeltjes, vierrittenkaarten en tienrittenkaarten) geldig. BTM Vrij is geldig in de meeste buurtbussen.

Buurtbussen hebben gewone bushaltes, maar die liggen vaak verder verspreid dan gewone bushaltes op grotere knooppunten. Reizigers kunnen daarom langs de gehele route, voor zover de bus daar veilig kan stoppen, instappen door hun hand op te steken, of uitstappen door de chauffeur te waarschuwen.

Niet alle buurtbussen dienen tegenwoordig ter ontsluiting van dorpen. Zo is de Enschedese lijn 508 (Syntus) een buurtbus, die de zuidelijke woonwijken onderling met elkaar verbindt. In Breda is er lijn 3, ook wel 'Wijkbus' genoemd. Deze lijn wordt vooralsnog gereden door betaalde chauffeurs. Lijn 3 verbindt beide ziekenhuizen (Molengracht en Langendijk) met elkaar en rijdt door tot het centrum van Breda. Daarnaast heeft buslijn 3 vaste haltes en wordt er officieel niet gestopt buiten de haltes. Na twee jaar werd deze lijn vanwege te weinig animo opgeheven.

Materieel

Enkele veel voorkomende buurtbustypes zijn:

Dit soort voertuigen worden vaak aangepast ter behoeve van het gebruik in het openbaar vervoer.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.