Betogende tekst

In een betogende tekst wordt een stellingname ondersteund met argumenten en wordt de lezer overtuigd het standpunt over te nemen.

Structuur

De klassieke structuur van een betogende tekst bestaat uit vijf punten:

  1. Exordium (opening): de spreker moet de aandacht en sympathie van de toehoorder winnen
  2. Narratio (inleiding): het onderwerp wordt omschreven
  3. Propositio (stellingname): de spreker maakt duidelijk wat hij denkt over het onderwerp
  4. Argumentatio (argumentatie): de spreker somt de argumenten op die zijn standpunt ondersteunen
  5. Peroratio (afsluiting): de spreker doet een oproep zijn zienswijze over te nemen

Soorten Argumenten

Logische argumenten

Logische argumenten zijn gebaseerd op rationele bewijzen en feiten en doen een beroep op de 'hoofden' van de luisteraars. Bijvoorbeeld: een veiliger kruispunt in de buurt is gewenst en er wordt een rotonde voorgesteld omdat...

  1. er al veel ongelukken gebeurd zijn in het laatste jaar.
  2. een rotonde vlotter verkeer doorlaat dan lichten.

Emotionele argumenten

Emotionele argumenten zijn gebaseerd op gevoelens en passie en doen een beroep op het 'hart' van het publiek: men wenst een rotonde omdat het onveilige kruispunt al veel leed heeft veroorzaakt bij slachtoffers en omdat een vader van drie kinderen er is omgekomen.

Drogredenen

Een drogreden is een ongeldige redenering, er wordt bewust van gebruik gemaakt in de hoop dat de tegenpartij het niet doorheeft, maar vaker wijzen debaters op dit soort fouten als ze onbewust door hun tegenstander werden gebruikt:

  • Anonieme autoriteit: de identiteit van de persoon of instantie die het argument ondersteunt, wordt niet bekendgemaakt
  • Argumentum ad verecundiam: de 'autoriteit' die wordt aangehaald is geen echte autoriteit.
  • Argumentum ad baculum: dreigen met geweld of dwang
  • Argumentum ad hominem: de persoon aanvallen in plaats van het argument
  • Cirkelredenering: de conclusie van het argument werd eerder gebruikt als een van de uitgangspunten van het argument
  • Inconsistentie: iemand verdedigt twee stellingen die met elkaar in tegenspraak zijn
  • Niet-representatieve steekproef: de steekproef is geen adequate weerspiegeling van de populatie waaruit hij genomen is
  • Populariteit: omdat iedereen het gelooft, moet het wel waar zijn (Eat shit, 100 million flies can't be wrong!)
  • Post hoc ergo propter hoc: aangezien gebeurtenis A voor gebeurtenis B plaatsvindt, moet A wel B veroorzaakt hebben.
  • Rookgordijn of red herring: een niet ter zake doende kwestie wordt opgeworpen om de tegenstanders op een dwaalspoor te brengen
  • Stropopredenering: het standpunt van de tegenstander wordt verkeerd en verzwakt weergegeven en vervolgens wordt dat vertekende standpunt aangevallen
  • Valse analogie: twee objecten die worden vergeleken, kennen meer verschillen dan overeenkomsten
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.