Beleg en val van Constantinopel (1204)

Nadat ze tijdens de Vierde Kruistocht eerder al Zara ingenomen hadden, mengden de kruisvaarders zich in de Byzantijnse opvolgingskwestie. Met hulp van de kruisvaarders die al in 1203 een beleg sloegen om de stad werd Alexios III door zijn eigen onderdanen gedwongen om af te treden zodat Alexios IV keizer kon worden. Alexios IV kon echter zijn beloftes aan de kruisvaarders, die verantwoordelijk waren voor het uitbreken van een grote brand, niet waarmaken. In zijn pogingen om eraan te voldoen, joeg hij de bevolking tegen zich in het harnas en uiteindelijk vermoordde een hoveling Alexios IV en besteeg de troon als Alexios V. De kruisvaarders eisten dat Alexios V de beloftes van zijn voorganger inwilligde, maar deze weigerde. De kruisvaarders vielen hierop de stad aan. Er volgden enkele dagen van hevige gevechten, vooral met de Varjagen, Alexios V nam de vlucht en Constantijn XI Laskaris werd tot keizer uitgeroepen maar diezelfde nacht namen de kruisvaarders Constantinopel in.

Beleg en val van Constantinopel (1204)
Onderdeel van de Vierde Kruistocht
(Prise De Constantinople in 1204, door Palma Le Jeune)
Datum1204
LocatieConstantinopel, Byzantijnse Rijk
ResultaatBeslissende Kruisvaarder overwinning
oprichting van het Latijnse Keizerrijk
Strijdende partijen
Byzantijnse Rijk Kruisvaarders
Leiders en commandanten
Alexios V Boudewijn I,
Enrico Dandolo,
Bonifatius I van Monferrato

De inname

Op 12 april 1204 was het weer eindelijk gunstig voor de kruisvaarders. Een sterke noordenwind maakte het de Venetiaanse schepen mogelijk dicht bij de muren te komen. Na korte strijd slaagden ongeveer 70 man van de kruisvaarders in de stad door te dringen. Een aantal van hen slaagde erin gaten in de muur te slaan waardoor meer van hen de stad in konden kruipen en de Venetianen slaagden er ook ondanks verbitterde tegenstand van de Varjagen in over de muren te klimmen. De kruisvaarders namen daarna de Blachernae in in het noordwesten van de stad en van daaruit vielen zij de rest van stad aan. Zij trachtten daarbij zich opnieuw te verdedigen met een vuurwal maar daarbij legden ze een nog groter deel van de stad in de as. Deze tweede brand maakte 15.000 mensen dakloos.

Gedurende drie dagen onderwierpen zij de stad aan verschrikkelijke plunderingen. De totale buit wordt geschat op een waarde 900.000 zilvermarken. 150.000 daarvan werd gebruikt om de schulden aan de Venetianen af te betalen. De kruisvaarders kregen maar 50.000, hoewel nog 100.000 gelijkelijk tussen Venetianen en kruisvaarders verdeeld werd. Waar het overige geld bleef is niet helemaal duidelijk, waarschijnlijk werd het verdonkeremaand door individuele kruisvaarders.

Gevolgen van de plundering

De verliezen aan kunstschatten uit de Byzantijnse en Romeinse tijd, of nog ouder, zijn moeilijk te becijferen. De grote Keizerlijke Bibliotheek van Constantinopel raakte zwaar beschadigd. Ook de heiligdommen van de stad moesten het ontgelden ondanks alle gezworen eden en dreigende excommunicatie van de Paus die gepoogd had de inname te voorkomen. Zijn schrijven zou echter zijn onderschept door leden van de clerus die andere plannen hadden.

Onder de gestolen of onder dubieuze omstandigheden verworven kunstschatten bevinden zich de staurotheek van Limburg en het Byzantijns patriarchaalkruis. De twee gouden reliekhouders met relikwieën van het Heilig Kruis werden vermoedelijk in 1204 door kruisvaarders meegenomen naar West-Europa. Eerstgenoemde kunstschat kwam terecht in de kerkschat van het Klooster van Stuben aan de Moezel. Na opheffing van dit vrouwenstift verhuisde het kleinood naar het Bisschoppelijk Museum in Limburg an der Lahn. Het patriarchaalkruis werd zes eeuwen lang bewaard in de schatkamer van de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Maastricht. Sinds 1838 bevindt het zich in de schatkamer van de Sint-Pietersbasiliek in Rome.[1]

Na de inname

De kruisvaarders stichtten vervolgens het Latijnse Keizerrijk, maar kregen nooit het gehele Byzantijnse Rijk in hun macht. De gevluchte Byzantijnse adel stichtte een regering in ballingschap in Nicea, het keizerrijk Nicea, onder leiding van de broer van Constantijn XI. Er waren echter anderen die de Byzantijnse erfenis opeisten. Enige tijd voor de val van de stad had een telg uit het Komnenen-geslacht, dat eerder de keizerskroon gedragen had, met Georgische hulp Trebizonde ingenomen en ook in Epirus ontstond een opvolgerstaat.

Zie de categorie Fall of Constantinople (1204) van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.