Basiswet van Israël

Een basiswet van Israël is een basiswet met een speciale status die in de toekomst een gedeelte van de Israëlische grondwet uit zou maken.

Tot het hoofdstukgewijs aannemen van de grondwet is in de provisionele raad van 1949 (later de Eerste Knesset) besloten. Alhoewel de meeste geplande basiswetten af zijn, heeft Israël echter nog steeds geen grondwet. Sinds 19 juli 2018 heeft Israël 14 basiswetten.[1]

De laatst aangenomen basiswet was de zogenaamde natiestaatwet, die de staat Israël als joodse staat omschrijft, waarin alleen het joodse volk recht op nationale zelfbeschikking heeft, die open staat voor "joodse vestiging" en waarin het Arabisch niet langer een officiële taal is. Geen woord over het Palestijns-arabische deel van de bevolking. Een en ander lokte veel protest uit bij de Palestijnse bevolking (moslims, Druzen en christenen[2]). Als niet-joden zien zij deze wet als het eindelijk bij wet vastleggen van wat zij sinds de stichting van de staat Israël (1948) ervaren: tweederangs burgers te zijn.[3]

Een opsomming van deze basiswetten (BW):

Aangenomen op Knesset Onderwerp
BW van 12-02-19583ede Knesset
BW van 25-07-19604eGrondeigendom
BW van 16-06-19645eStaatshoofd
BW van 1968, resp.1992,resp20016e, 12e 15eRegering
BW van 21-07-19758eStaatsfinanciën
BW van 31-03-19768eLeger
BW van 13-12-19809Hoofdstad Jeruzalem
BW van 28-02-198410eRechtsspraak
BW van 15-02-198812eControle op de staatskas
BW van 1992 resp. 199413eVrijheid van beroepsuitoefening
BW van 17-03-199212eMenselijke waardigheid en vrijheid
BW van 12-03-201419eReferendum
BW van ??Staatsbudgetten 2017 en 2018
BW van 19-07-201820eIsraël als de Natiestaat van het Joodse volk

Referenties

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.