Bank of England

De Bank of England is de centrale bank van het Verenigd Koninkrijk. De bank is gelegen aan Threadneedle Street bij het station Bank van de Londense metro. In de wandeling staat ze ook wel bekend als The old lady of Threadneedle Street. De Bank of England is lid van het Europees Stelsel van Centrale Banken.

Bank of England
Het bankgebouw van de Bank of England aan de Threadneedle Street in Londen
Oprichting1694
SleutelfigurenMark Carney (governor, tot 16 maart 2020)
Andrew Bailey (vanaf 16 maart 2020)
Land Verenigd Koninkrijk
HoofdkantoorLonden
SectorCentrale bank
Websitehttp://www.bankofengland.co.uk
Portaal    Economie
Bank of England, afbeelding uit het Nordisk familjebok
Bank of England, Leeds.

Geschiedenis

De Bank of England werd gesticht in 1694 als bankier van koning-stadhouder Willem III. Deze erfde van zijn voorgangers een vrijwel failliete staat; bij gebrek aan kredietwaardigheid hadden de Engelse koningen de gewoonte om in geval van geldnood extra belastingen te heffen of in bescherming gegeven rijkdommen te confisqueren. Toen Willem na diverse verloren zeeslagen 1,2 miljoen pond nodig had om oorlog tegen Frankrijk te kunnen voeren, besloot een groep vermogende kooplieden uit Londen en Edinburgh de koning ditmaal voor te zijn en hem het bedrag als lening aan te bieden.[1] Als tegenprestatie zou de koning een rente van jaarlijks 8% betalen. Ook verkreeg de voor dit doel opgerichte bank het recht om bankbiljetten uit te geven, gedekt door de staatsschuld. Dit laatste maakte de onderneming extra lucratief: de Bank of England kon een deel van de staatsschuld, vertegenwoordigd door een bankbiljet, uitlenen, en er voor een tweede maal rente over innen. De oorspronkelijke lening van Willem III is nooit terugbetaald en vormt nog altijd de basis van het Britse geldsysteem.[2]

De hoogste functionaris van de instelling is de Governor. De eerste governor was de uit een Waalse emigrantenfamilie afkomstige John Houblon.[3]

Bankbiljetten

Tot aan de 19e eeuw mochten private banken in Engeland hun eigen papiergeld drukken. Met de Bank Charter Act 1844 begon de ontwikkeling die de Bank of England uiteindelijk het monopolie op uitgifte van biljetten zouden geven. In 1921 verloor de laatste private bank Fox, Fowler and Company in Engeland dit recht; haar biljetten bleven tot in de jaren 90 geldig. Het monopolie geldt alleen in Engeland: de Bank of Scotland geeft nog steeds bankbiljetten uit

Toezicht

De Bank of England was tot 1997 verantwoordelijk voor het toezicht op de banken. In dat jaar ging deze taak over naar een nieuwe organisatie, de Financial Services Authority (FSA) op aandringen van New Labour politici.[4] De transitie was een gevolg van politieke ontevredenheid over het toezicht met de ondergang van Johnson Matthey in 1984, de Bank of Credit and Commerce International (BCCI) in 1991 en Barings Bank in 1995.[4]

In 2011 was er weer een omslag. De kredietcrisis had veel banken in grote financiële problemen gebracht, waaronder Northern Rock en Royal Bank of Scotland, en deze stonden onder toezicht van de FSA.[4] De regering, onder leiding van de Conservatieven, besloten het toezicht weer onder te brengen bij de Bank of England.[4]

Zie de categorie Bank of England van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.