Bahá'í-vasten

De bahá'í-vasten is een negentiendaagse periode in het jaar, gedurende welke de leden van het bahá'í-geloof vasten van zonsopgang tot zonsondergang. De periode loopt van 2 tot 20 maart of van 1 tot 19 maart, afhankelijk van de datum van Bahá'í Naw-Rúz in dat jaar.[1]

Samen met het verplichte gebed is het een van de belangrijkste verplichtingen van een bahá'í. Het belangrijkste doel van de vasten is geestelijk, om de ziel doen groeien en de persoon dichter bij God te laten komen. De vasten is ingesteld door de Báb en door bevestigd door Bahá'u'lláh, de grondlegger van het bahá'í-geloof, die de regels van het vasten in 1873 beschreef in zijn boek van wetgevingen, de Kitáb-i-Aqdas. De wet geldt voor alle bahá’ís van 15 tot 70 jaar oud. Ontheffing geldt voor mensen die reizen, ziek zijn, zwanger, een kind zogen of tijdens de menstruatie, en mensen die zware arbeid verrichten.

Op 21 maart, het begin van de lente op het noordelijk halfrond, wordt het begin van het nieuwe jaar gevierd (Naw-Rúz).

Zie ook

Bronnen


  1. Bahá'í Dates 172 to 221 B.E. (2015 - 2065; prepared by the Baha'i World Centre)
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.