Autobus

Een autobus is een motorvoertuig dat geschikt is voor het vervoer van meer dan acht personen.

Autobus
Bus in Luxemburg
Periodevanaf 20e eeuw
Snelheid60 tot 100 km/u (afhankelijk van type)
Beschikbaarheidcollectief openbaar vervoer
Infrastructuurweg
Doelgroepafhankelijk van type
Portaal    Verkeer & Vervoer

Geschiedenis

Benz-Omnibus, 1896
Parijse omnibus, 1910
Volvo LV45-autobus, 1928

Voor de komst van de autobus geschiedde openbaar vervoer met een omnibus, die door paarden getrokken werd. Het Latijnse woord "omnibus" betekent "voor iedereen". Toen de paarden door een motor vervangen werden, ontstond de automobielomnibus, samengetrokken tot autobus, of kortweg bus.

Voor het besturen van een bus is een speciaal rijbewijs nodig: D of DE, afhankelijk of er met een aanhanger wordt gereden. Bussen worden vaak gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer en verder als touringcar voor vervoer over grote afstanden.

Types

Lijnbus

Een lijnbus is een bus die wordt ingezet voor openbaar vervoer. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen stads-, streek- en langeafstandsbussen. Lijnbussen zijn vaak voorzien van apparatuur voor verkeerslichtbeïnvloeding, zoals VETAG.

Stadsbus

Een stadsbus is een bus geschikt voor personenvervoer binnen een stad of binnen een stedelijke agglomeratie. Een stadsbus heeft tegenwoordig altijd een automatische transmissie, brede in- en uitstapdeuren en veel staanplaatsen. De nieuwste generatie bussen zijn lagevloerbussen zonder verhoogde instap. De in- en uitstap is dan circa 34 cm vanaf het wegdek. Dit wordt minder bij haltes met verhoogde trottoirs. Sommige bussen beschikken over een knielfunctie.

Stadsbussen komen voor in verschillende lengtes: de midibus (9-12 meter), standaard (12 meter), stretched (15 meter, 3 assen waarvan 1 sleepas), de gelede bussen (18 meter, 3 assen) en de dubbelgelede (25,25 meter 4 assen). In sommige steden rijden elektrische stadsbussen zoals trolleybussen.

Streekbus

Een streekbus is een bus geschikt voor vervoer tussen steden en dorpen met meer zitplaatsen dan een stadsbus. De meeste streekbussen zijn 12 meter lang, hoewel ook gelede bussen en bussen met sleepassen worden ingezet.

Langeafstandsbussen

De ingezette bussen zijn meestal touringcars, semi-toerbussen of andere comfortabele bussen. In sommige landen, waaronder Groot-Brittannië, bestaan er meerdere particuliere bedrijven die voor eigen risico langeafstandsbussen (National Express) exploiteren. Deze bussen concurreren veelal met de spoorwegen, in plaats van het spoorwegnet aan te vullen, zoals bij de Nederlandse Interliner het geval was.

Langeafstandsbussen zijn soms 15 meter lang (in plaats van de voor andere bussen gebruikelijke 12 meter), en voorzien van 44 zitplaatsen. Bij de achteras is dan een extra as bijgeplaatst (sleepas) om het draagvermogen per wiel binnen de wettelijke grenzen te houden. Deze zogenaamde derde as welke bij bochten meesturend is, wordt bij een snelheid van 20 km/u of meer weer geblokkeerd om de stabiliteit van de bus bij hogere snelheden te waarborgen.

In sommige landen rijden er postbussen, vaak gecombineerd met reizigersvervoer.

(Inter)nationale langeafstandsbusdiensten

In Europa coachservices zoals OUIBUS, Flixbus (eurolines valt nu ook onder Flixbus) en regiojet, in Amerika Greyhound.

Vliegveldbus

Bussen worden ook gebruikt om passagiers te vervoeren tussen een vliegtuig en het terminalgebouw. Dit is nodig omdat de afstand soms net iets te ver is om te lopen, en bovendien omdat men wil vermijden dat passagiers over het platform gaan zwerven. Op de grootste luchthavens lopen de passagiers tegenwoordig meestal door een vliegtuigslurf, maar ook daar wordt nog vaak een bus gebruikt, soms alleen in noodgevallen.

Het gaat hier om vervoer van een groot aantal personen over een vrij korte afstand (ongeveer een kilometer). Vanwege de afstand zijn zitplaatsen nauwelijks nodig. Deze bussen hebben dan ook maar weinig zitplaatsen, waardoor de capaciteit hoger is en het in- en uitstappen sneller gaat. Opmerkelijk is dat de bussen vaak veel breder zijn dan gewone bussen. Dat kan omdat de bussen niet op de openbare weg komen.

Er bestaan vliegtuigbussen waarvan het passagierscompartiment omhoog kan worden gevijzeld zodat het direct tegen het vliegtuig kan worden gezet. Er is dan geen vliegtuigtrap meer nodig om de passagiers te laten instappen.

Dubbeldekker

Routemaster-dubbeldekker van fabrikant Associated Equipment Company Ltd. en de carrosseriefabriek Park Royal Vehicles

In Engeland komen veel dubbeldeksbussen voor als stadsbus. Het beroemde type Routemaster met open achterbalkon en conducteur is eind 2005 buiten dienst gesteld.

De oudste dubbeldekkers waren gewone bussen, waarbij ook op het dak kon worden meegereden. Later werd het dak overdekt en ontstond de dubbeldekker zoals we die nu kennen. De twee verdiepingen worden nog steeds aangeduid met 'inside' en 'on top'. Dubbeldeksbussen met een open bovenverdieping bestaan nog steeds: ze worden in veel steden gebruikt voor toeristische rondritten.

Ook in andere grote wereldsteden, zoals Berlijn, Dublin en Hongkong zijn dubbeldekkers aan te treffen.

In het besloten vervoer worden ook wel dubbeldeks touringcars ingezet; deze bussen zijn echter op de benedenverdieping maar voor de helft geschikt voor reizigers, de rest is bagageruimte.

Een variant is de anderhalfdeksbus.

Touringcar

Particuliere bedrijven gebruiken touringcars voor het vervoer op lange afstanden. Deze bussen zijn voorzien van alle luxe. Touringcars zijn vaak hoger gebouwd, onder de zitplaatsen is dan de bagageruimte, en zijn veelal tussen de 9 en 15 meter lang (resp. twee- of drieassig). De meest voorkomende lengte is echter 12 meter. Er bestaan ook enkele touringcars van 18 meter lang.

Deze bussen worden soms ook voor regionale lijndiensten gebruikt, zoals Bus Éireann.

Andere busvarianten

Busvarianten die zich onderscheiden van een traditioneel type bus, deze kunnen op alle types bussen worden toegepast:

Aandrijving

De meeste bussen worden aangedreven met een dieselmotor. Met een mechanische overbrenging wordt de kracht op de wielen overgebracht. Sommige bussen rijden op biodiesel, lpg of aardgas. Weer andere gebruiken elektriciteit: dit kan komen via een accu, soms aangevuld met een brandstofcel of van een bovenleiding (trolleybus, soms aangevuld met accu). Maar net zoals in de autobranche staat de ontwikkeling hier ook niet stil en rijden er reeds hybride bussen (diesel-elektrisch of elektrisch-waterstof) op de weg. Remenergie kan heel goed worden teruggewonnen door middel van een vliegwiel of accu's.

Door toevoeging van AdBlue wordt het mogelijk dat dieselmotoren voldoen aan de in 2005 ingevoerde Euro IV-norm en later de Euro V-norm en Euro VI-norm.

Maximumsnelheid

In Nederland is de maximumsnelheid van autobussen buiten de bebouwde kom in principe 80 km/h. Met ingang van 1 mei 2005 is een nieuwe categorie bussen gedefinieerd, de T100-bus, met een maximumsnelheid van 100 km/h. Hiervoor is een aantekening op het kentekenbewijs nodig. Dit is alleen mogelijk bij bussen zonder staanplaatsen, met tussenschotten en met veiligheidsgordels voor bepaalde (niet noodzakelijk alle) passagiers.

In België is de maximumsnelheid van autobussen buiten de bebouwde kom in principe 75 km/h en op autowegen/autosnelwegen in principe 90 km/h.

Busfabrikanten

In het begin van de twintigste eeuw was de busbouw een wereld van ambachtelijkheid. Kleine busfabrikanten hadden hun vaste klanten en ze wisten aan het begin van een jaar vaak al wat ze aan het einde zouden hebben geproduceerd en waar ze zouden worden afgeleverd. Tegenwoordig is de touringcarproductie geconcentreerd bij enkele grote ondernemingen. Alleen bij de mini- en midibussen is er nog sprake van enige kleinschaligheid.

Benelux

Op de Nederlandse markt was zo'n vijftig jaar geleden nog meer dan een dozijn bussenbouwers actief. Van Rooijen, Roset, Medema, Smit Appingedam, Smit Joure, Groenewold, Hoogeveen, Domburg, Werkspoor, Verheul, König, Den Oudsten en ZABO waren allemaal actief naast de nu nog bestaande Hainje (nu VDL Bus Heerenveen), Bova en Kusters, die inmiddels onderdeel zijn van de VDL Groep. Naast DAF bouwde ook Kromhout toen nog chassis' en motoren voor autobussen. Een busbedrijf als ESA in Marum bouwde zelfs enkele eigen carrosserieën. Overigens kwam er in 1970, toen een groot aantal van deze fabrieken al verdwenen was, toch nog een nieuwe busbouwer, Berkhof (het huidige VDL Bus Modules). De standaard stadsbus in Nederland werd sinds de jaren zestig (donker)rood geschilderd.

Voorbeelden van Belgische merken zijn de inmiddels verdwenen Stoelen, Desot, Eagle, Brossel, Auto-Miesse en LAG. Tegenwoordig bestaan er nog twee grote concerns: Het Belgische Van Hool, en het Belgisch-Nederlandse VDL Bus & Coach.

Europa

In wezen wordt de Europese busmarkt beheerst door zes grote groepen, namelijk EvoBus (dochter van Daimler AG), NeoMAN (dochter van MAN), Iveco Bus (eigendom van Iveco en Renault), Volvo bus, VDL Bus & Coach (dochter van VDL Groep) en Scania Bus (dochter van MAN). Samen hebben ze zo'n negentig procent van de Europese busmarkt in handen, de rest is voor wat kleinere merken als het Poolse Solaris, het Britse Dennis, het Italiaanse BredaMenarini en wat import uit andere Oost-Europese landen en Turkije. EvoBus is verreweg de grootste. Het heeft zo'n 26% van de Europese busmarkt onder controle met merken als Mercedes-Benz en Setra, en met belangen in Contrac Cobus (bouwer van vliegveldbussen) en belangen in carrosseriebedrijven als het Italiaanse Tomassini (midibussen) en het Portugese Caetano (vliegveldbussen). EvoBus produceert ook haar eigen mini- en midibussen. Voor dat doel werd Minibus GmbH in Dortmund opgericht, waarin onder andere de activiteiten van de overgenomen minibusbouwer Koch zijn opgenomen.

Irisbus ontstond in 1997 uit een samenvoeging van de busdivisies van Renault en Iveco, die op hun beurt al een samenvoeging van vele merken waren. Binnen de Renault busdivisie vonden merken als Saviem, Chausson, het Spaanse Barreiros en het Franse Berliet een thuis, later werden het Franse Heuliez, het Tsjechische Karosa en het Hongaarse Ikarus overgenomen. De busdivisie van Iveco bestond uit de busafdelingen van Fiat, OM, Magirus-Deutz en Pegaso. Dit werd later gecomplementeerd met het Italiaanse Renzo Orlandi.

Scania Bus heeft met een jaarproductie van zo'n 2200 voertuigen een aardig aandeel in de Europese markt. Van Hool is met een bescheidenere jaarproductie van 750 bussen een kleinere speler.

In Rusland, waarvan ruim 70% van de bevolking in Europa woont, is de busmarkt verdeeld over vele producenten, waarvan GAZ uit Nizjni Novgorod de grootste is. Andere grote producenten zijn de motorfabriek van Oeljanovsk UAZ en de busfabriek van Pavlovo (PAZ). Naast de binnenlandse markt is er ook een kleine importmarkt voor vooral tweedehands bussen. Jaarlijks komen tussen de 50.000 en 60.000 nieuwe en gebruikte bussen op de Russische markt.

Groot-Brittannië was ooit hofleverancier van de dochterondernemingen van de Nederlandse Spoorwegen, met merken als Leyland, AEC, Crossley en Guy Motors, heeft nog maar één chassisfabriek over: Dennis. Daar worden een paar honderd chassis per jaar geassembleerd. Verder zijn er slechts nog een half dozijn carrosseriefabrieken, als overblijfsel van een rijke industriële traditie.

Azië

In Azië rijden veel bussen: zowel touringcars voor lange afstanden als zogenaamde minibussen voor kortere verbindingen. Vaak zijn er voor de minibussen geen echte haltes maar stopt de bus als men eruit wil. Een stad heeft één of meerdere busstations.

Zie ook

Portaal Openbaar vervoer
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.