< Van Idee tot Publicatie

Ideeën genoeg, maar hoe krijg ik ze op papier of hoe presenteer ik ze? Dat is al lastig genoeg, maar het wordt lastiger als je nog geen of weinig ideeën hebt. Dit boek wil een hulpmiddel zijn bij het oplossen van deze problemen. Wel gaat het daarbij uitdrukkelijk om wetenschappelijke publicaties. Voor journalistieke producten of romans gelden weer andere regels.

Veel mensen denken dat in tegenstelling tot dit soort producten een wetenschappelijke publicatie niet zo leesbaar behoeft te zijn. Dat is onzin. Ook bij dit soort publicaties gaat het er om de lezer in begrijpelijke taal uit te leggen wat je wilt zeggen. Maar aan wetenschappelijke teksten worden nog extra voorwaarden gesteld, die bij die andere publicaties in mindere mate of helemaal niet gelden.

Het schrijven van een werkstuk, een dissertatie, een artikel of een boek of het houden van een voordracht vergt voorbereiding. Een belangrijke punt bij de voorbereiding is het formuleren van een (voorlopige) probleemstelling. Het begrip is een vertaling van het Griekse woord thesis (θέσις) dat een intellectuele propositie betekent. Met de probleemstelling begint een vertoog of geschreven stuk. In de probleemstelling wordt het centrale argument van een vertoog of stuk aangegeven.

Het spreekt voor zich dat aan het begin van je werkzaamheden de probleemstelling alleen maar voorlopig zal zijn. In de loop van de voorbereidende werkzaamheden (literatuur verzameling, bestudering onderzoeksgegevens etc.) zal de probleemstelling aangepast moeten worden. Maar als het stuk eenmaal geschreven is, neemt de uiteindelijke probleemstelling een centrale plaats in.

Zie ook

Wikibook How to Write a Researchpaper (voor historici, maar ook nuttig voor anderen).

Oproep

Deze tekst vormt de weerslag van mijn ervaringen met studenten en promovendi. Lezers worden opgeroepen teksten aan te vullen of te verbeteren. INHOUDSOPGAVE

  1. Het literatuuronderzoek
    1. Soorten literatuur
      1. Primaire literatuur
      2. Secundaire literatuur
        1. Primaire literatuur versus primaire bronnen
      3. Digitale publicaties
        1. Portabiliteit
      4. Verschillende soorten digitale documenten
  2. Opslag van gegevens
    1. Endnote versus RefWorks
      1. Annotatie
        1. Noten
  3. De dataverzameling
    1. De opslag van de dataverzameling
      1. Free Text Database
  4. Het schrijven
    1. De probleemstelling
    2. De structuur van een tekst
      1. Waarom een structuur?
        1. Hoe ziet een structuur (outline) eruit?
          1. Voorbeeld van een structuur
    3. De opmaak
      1. Digitaal versus gedrukt
        1. Minimale eisen aan een digitale publicatie
        2. Voordelen van de digitale publicatie
    4. Plagiaat
      1. Praktijkvoorbeelden plagiaat
      2. Nogmaals annotatie
    5. De samenvatting of het abstract
  5. De publicatie
    1. Het document
      1. PDF
      2. XML
  6. Literatuur en bronnen
  7. Auteurs

HET LITERATUURONDERZOEK
Alvorens je kunt beginnen aan je eigen onderzoek om je stelling(en) te onderbouwen, moet je je op de hoogte stellen van publicaties die betrekking hebben op je onderzoeksterrein. Die publicaties vind je op diverse plaatsen. De meest gangbare daarvan zijn wetenschappelijke bibliotheken. Tegenwoordig is het niet meer nodig om voor een eerste oriëntatie fysiek naar deze bibliotheken toe te gaan, omdat ze vrijwel allemaal beschikken over digitale catalogi die in de meeste gevallen online raadpleegbaar zijn. Denk er wel aan dat je bij sommige bibliotheken over een toegangscode moet beschikken of dat je alleen maar in de catalogus in kunt loggen door gebruik te maken van het netwerk van de desbetreffende instelling. Naast de gewone catalogi bieden veel bibliotheken tegenwoordig ook toegang tot gespecialiseerde literatuuroverzichten in gedigitaliseerde vorm (zie bijv. de lijst van de bibliotheek van de Erasmus Universiteit).

Een nieuwe ontwikkeling is ook het project van Google, waarin gedrukte boeken (geheel of gedeeltelijk) in digitale vorm worden weergegeven. Aangezien het desbetreffende boek niet alleen wordt weergegeven, maar ook verwijzingen bevat naar bibliotheken en verkooppunten is dit een handig hulpmiddel bij het onderzoek. Dit geldt nog meer omdat er vaak ook besprekingen worden bijgevoegd (die bijv. in JStor zijn te lezen). Zie hiervoor: Google

Uiteraard kun je de titels die je vindt opschrijven op papier of kaartjes, maar het is raadzaam om al in deze fase deze gegevens direct op te slaan in een database. Voor dit doel zijn er tegenwoordig handige programma's op de markt. Bekende zijn de programma's Endnote of RefWorks.

Het spreekt vanzelf dat je een belangrijk deel van die gevonden literatuur ook door moet nemen. SOORTEN LITERATUUR
De titels die zich het gemakkelijkst in een catalogus laten vinden zijn de zgn. boektitels. Dit zijn publicaties in boekvorm van een of meer schrijvers. Belangrijke informatie die je in ieder geval moet bewaren zijn de namen van de auteurs, de titel, het jaar en de plaats van uitgave. Veel catalogi bevatten ook andere informatie die nuttig kan zijn zoals bijv. ISBN nummers, de uitgevers, een korte samenvatting of abstract en trefwoorden.

Lastiger wordt het met het vinden van kortere publicaties zoals bijv. stukken uit een bundel (dat is een verzameling die door een zgn. editor) bijeen zijn gebracht of artikelen in een tijdschrift. Hiervoor moet je gebruik maken van gespecialiseerde catalogi (tijdschriften catalogi) of zgn. bibliografieën of repertoria. Vroeger bestonden deze laatste publicaties slechts in boekvorm, maar tegenwoordig zijn het vaak per vakgebied verschillende databases die soms op CD of iets dergelijks worden aangeboden. Bekende namen zijn bijv. Historical Abstracts, Silverplatter, PubMed etc. Veel bibliotheken bieden trouwens weer vaak een online verbinding naar deze bronnen aan. De titels die je hierin vindt zijn gedrukte publicaties. Maar denk er bijvoorbeeld ook aan dat niet overal buiten Nederland academische dissertaties in gedrukte vorm verschijnen. Daarvoor heb je dan weer overzichten van Academische dissertaties nodig (bijv. voor de Ver. Staten of Groot-Brittannië).

Uiteraard is het ook mogelijk dat er voor een bepaald vakgebied andere bronnen bestaan, maar ook hiervoor gelden regels van titelbeschrijving. Te denken valt aan geluid- of videobronnen, beleidsnotities, krantenartikelen, wetten en regelingen etc. PRIMAIRE LITERATUUR

Onder primaire literatuur verstaan we literatuur die het directe resultaat is van eigen onderzoek door anderen. Dus bijv. een monografie, een dissertatie, een artikel in een tijdschrift of een hoofdstuk in een verzamelbundel (edition). Dit kunnen uiteraard op papier gedrukte werken zijn, maar langzamerhand komen er steeds meer digitale publicaties.

Daarnaast verstaan we onder primaire literatuur zgn. grijze publicaties en bijv. stukken op Internet (websites). Grijze publicaties zijn bijv. beleidsnotities van ambtenaren. Een belangrijke bron voor het vinden van grijze publicaties in Nederland is de zoekmachine van surfnet. SECUNDAIRE LITERATUUR

Naast de primaire literatuur bestaat er ook secundaire literatuur. Dit is literatuur met een meer afgeleid karakter. Bijv. een literatuuroverzicht en een boekbespreking zijn allen secundair. We onderscheiden de volgende secundaire literatuur:

  • Attenderingstijdschrift
  • Bibliografie
  • Catalogus
  • Handboek (compendium)
  • Jaarboek
  • Literatuurgids
  • Naslagwerk
  • Overzichtsartikel(review)
  • Referaattijdschrift
  • Websites

PRIMAIRE LITERATUUR VERSUS PRIMAIRE BRONNEN

Het begrip primaire en secundaire literatuur moet niet verward worden met primaire en secundaire bronnen in de geschiedwetenschap. Primaire literatuur is, zoals we al eerder aangaven, het resultaat van eigen onderzoek, terwijl secundaire literatuur zich baseert op publicaties van anderen. Uiteraard is de grens tussen beide soorten vloeiend, omdat ook een onderzoeker gebruik zal maken van andere publicaties.

Bij historische bronnen is het verschil tussen primair en secundair veeleer gelegen in de afstand in tijd. Stukken die door tijdgenoten zijn gemaakt, zijn primaire bronnen. Een Middeleeuwse kroniek (die meestal begint in een ver verleden) heeft meestal een gedeelte dat duidelijk slaat op gebeurtenissen in de eigen tijd van de schrijver. Dat deel noemen we dan een primaire bron. Een secundaire bron is informatie die gebaseerd is op gegevens van een persoon die de gebeurtenis niet meer zelf heeft meegemaakt, maar die ontleent aan anderen. Een belangrijke doelstelling van het historisch onderzoek is dan ook het toetsen van de betrouwbaarheid van de gegevens. DIGITALE PUBLICATIES

Digitale publicaties zijn publicaties in de vorm van een digitaal document. Dat kunnen allereerst letterlijk kopieën van een reeds gedrukt document zijn. Er komen echter steeds meer documenten die niet primair in gedrukte vorm worden aangeboden. Daarbij kan men allereerst denken aan zgn. websites, maar ook aan elektronische boeken of artikelen. Sommige van deze documenten zijn opgemaakt voor specifieke leesapparaten (bijv. Mobipocket).

Ten onrechte worden documenten die zijn vervaardigd met een specifiek tekstverwerkingsprogramma (bijv. Microsoft Word, of Wordperfect) ook wel als een digitaal document beschouwd. Letterlijk zijn ze dat natuurlijk wel, maar omdat ze slechts te raadplegen met de daarbij behorende software (en dus besturingsprogramma van de computer) zijn ze ongeschikt voor ruimere verspreiding en voor bewaring.

We zullen op dit probleem dieper ingaan in het stuk over portabiliteit PORTABILITEIT

Tegen de regel dat stukken min of meer onafhankelijk van een programma of een besturingssysteem te lezen moet zijn, wordt in de praktijk vaak gezondigd (zie vorige paragraaf). Daarom is het noodzakelijk dat een digitaal document op verschillende apparaten met verschillende besturingssystemen zichtbaar gemaakt kan worden.

Een document dat geschreven is met een gangbare tekstverwerker is dat niet. Dat programma is er allereerst op gericht om tekst en andere inhoud van het document zo goed mogelijk via een drukker zichtbaar te maken (let wel deze opmerking doet niets tekort aan de praktische waarde van een tekstverwerkingsprogramma). Maar zelfs binnen hetzelfde besturingssysteem is er al sprake van conversie problemen tussen elkaar opvolgende versies van een specifiek programma, laat staan tussen documenten die in één programma zijn gemaakt, maar die gelezen of bewerkt moeten worden in een ander programma.

Zoals bij andere fasen in de ontwikkeling van de computer en de digitalisering bestaat er ook bij documenten de noodzaak tot standaardisering. Een digitaal document behoudt slechts zijn waarde als het op verschillende apparaten en met verschillende systemen zichtbaar gemaakt kan worden.

Zie ook: Standaarden voor Digitale Documenten VERSCHILLENDE SOORTEN DIGITALE DOCUMENTEN

Zoals we al in het stuk over portabiliteit konden lezen, is het de bedoeling van een digitaal of elektronisch document dat het min of meer onafhankelijk van een besturingssysteem en een tekstverwerkingsprogramma zichtbaar valt te maken op het scherm (of een ander elektronisch medium). Een digitaal of elektronisch document biedt veel voordelen boven een traditionele publicatie op papier.

  • Het is gemakkelijker om in de tekst te zoeken. Voor het zoeken in een papieren document moet òf de gehele tekst worden gelezen, òf er moet gebruik worden gemaakt van hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een index.
  • De verspreiding van een digitaal document is aanzienlijk gemakkelijker en goedkoper dan bij een papieren document.

DE OPSLAG VAN DE ONDERZOEKSGEGEVENS

Uiteraard is het mogelijk om de titels die je vindt op systeemkaartjes vast te leggen, maar erg praktisch is dit niet. Allereerst moet je dan de gegevens nauwkeurig overnemen en moeten de kaartjes worden gesorteerd, maar ook later moet je die gegevens dan weer overnemen op het moment dat je gaat schrijven.

Veel gemakkelijker is het om gebruik te maken van databaseprogramma's die speciaal voor dit doel zijn ontworpen. Op Nederlandse universiteiten zijn dat een tweetal n.l.: Endnote en RefWorks. Beide programma's hebben een groot aantal voordelen zoals:

  1. de mogelijkheid om titels rechtstreeks uit catalogi van bibliotheken te downloaden. Het risico van verschrijving is dan afwezig.
  2. De mogelijkheid om tijdens het schrijven van je stuk regelmatig de database te raadplegen en de titels direct in de tekst op te slaan (dit gebeurt meestal in verkorte vorm, hetgeen de mogelijkheid biedt om, afhankelijk van de stijl van annotatie, de annotatie en de lijst van gebruikte literatuur in één keer te bewerken)
    1. Ordening van de gegevens wordt door het programma zelf gedaan. Je hoeft daaraan dan ook geen tijd te besteden.

Endnote en RefWorks verschillen overigens wel van elkaar (hoewel het niet moeilijk is gegevens uit het ene programma in het andere over te nemen). Het grootste verschil tussen beide programma's is dat Endnote een zelfstandig programma is dat op je eigen computer staat (en dat geldt ook voor de gegevens die er in zijn opgeslagen), terwijl RefWorks een programma is dat op een centrale server staat (waarop ook je gegevens worden opgeslagen). De voor- en nadelen van beide programma's spreken voor zich. In het eerste geval heb je je eigen computer nodig om je gegevens te kunnen benaderen, terwijl dat bij RefWorks vanaf elke computer die een browser programma bezit (en die via het universitaire netwerk op Internet kan; waarover zo direct meer) mogelijk is. Het risico van het verlies van je gegevens is dus in het laatste geval veel minder. ENDNOTE VERSUS REFWORKS

Endnote en RefWorks zijn niet de enige programma's die de mogelijkheid bieden om referenties van literatuur (maar ook ander soort bronnenmateriaal) op te slaan en later te gebruiken bij het samenstellen van de eigen publicatie. Ze zijn echter wel wijdverbreid en bezitten allebei een hoge mate van gebruikersgemak. Zo bieden ze beiden de mogelijkheid om direct toegang te krijgen tot zeer veel catalogi van bibliotheken en vervolgens de gegevens die men daar vindt snel over te nemen in de eigen database.

Het grote verschil tussen beiden is de plaats waar het programma en uw bestanden zich bevinden. Het Endnote programma moet op de eigen computer worden geïnstalleerd en de database bestanden worden dan in principe ook op de eigen computer geplaatst (dat kan uiteraard ook op een server zijn in het eigen netwerk). RefWorks daarentegen draait op een server elders en daar worden uw bestanden ook opgeslagen. Je kunt er dus met elke computer die beschikt over een webbrowser programma mee werken, dus ook een computer in een bibliotheek bijvoorbeeld. Wel moet je internetverbinding niet al te langzaam zijn (dus liefst geen telefonische modemverbinding).

Als je eigen instelling over een licentie beschikt die je kosteloos kunt gebruiken, moet je uiteraard wel een beveiligde verbinding (VPN) opzetten als je niet werkt op het intranet van de eigen instelling. Dit geldt uiteraard niet als je een jaar licentie aanschaft. ANNOTATIE

Ter vermijding van plagiaat is het gebruikelijk om de vindplaats van gegevens die aan anderen zijn ontleend nauwkeurig te vermelden in de eigen publicaties. Dit gebeurt allereerst door het opnemen van een lijst van de gebruikte literatuur of andere bronnen. Daarnaast moet een lezer echter door middel van aanduidingen in de tekst kunnen vinden waarop je je uitspraak of aanhaling baseert. We noemen dit de annotatie. Het annoteren is aan regels gebonden en dient in ieder geval consequent te worden toegepast. Veel tijdschriften of uitgevers hanteren eigen regels. Gelukkig hebben de zojuist genoemde programma's zoals Endnote en RefWorks de mogelijkheid om probleemloos de door jou gewenst annotatiestijl aan te passen.

Bij eigen publicaties zoals een boek, dissertatie of een paper mag je uiteraard zelf de annotatie stijl kiezen. Daarbij dien je je echter wel te realiseren dat de in sociaal-wetenschappelijke of bêta wetenschappen gebruikelijke stijl van zgn. in-text references (waarbij de noten als tekst tussen haakjes in de feitelijke tekst worden opgenomen) de leesbaarheid van de tekst vaak niet erg ten goede komt. Voor conferentiepapers kan het er mee door, maar bij een boek is het niet aan te raden. Trouwens bij een digitale publicatie (waarover direct meer) is het helemaal uit den boze, omdat de lezer zelf in staat is om door een druk op het toetsenbord bij de zgn. link naar je noot te komen. NOTEN

In grote lijnen maken we onderscheid tussen de annotatie in resp. voetnoten of eindnoten en de zgn. noten in de tekst. In de humaniora worden de eerste twee soorten meestal toegepast, hoewel ze ook in andere wetenschapsgebieden voorkomen. Omdat ze gemakkelijk te volgen zijn door de lezer, stoort het lezen van de tekst veel minder dan de tweede soort. De lezer wordt namelijk niet voortdurend lastig gevallen met gegevens tussen haakjes. Als hij/zij nieuwsgierig is naar de achterliggende noot, kijkt hij onder aan de bladzijde of aan het einde van het hoofdstuk.

De voet-, resp. eindnoot wordt aangegeven door een cijfer dat iets hoger dan de regel staat (subscript) en verwijst naar de noot aan het einde van de pagina, resp. van de gehele tekst. In een elektronische of digitale tekst is het zoeken nog eenvoudiger omdat het cijfer ook een directe link bevat naar die noot. Al lezende hoeft men maar met de muis op het cijfer te klikken en men komt waar men wil zijn.

Omdat ze vroeger lastig waren voor de schrijver (zeker toen manuscripten nog getypt werden) om te produceren, heeft men gezocht naar andere methoden. Die werden gevonden in de citaties binnen de tekst. Dit is een methode die gangbaar is in de bêta en gamma wetenschappen. Deze methode komt er in grote lijnen op neer dat de noot in verkorte vorm tussen haakjes in de tekst staat en dat die weer verwijst naar een literatuurlijst, waarin de volledige gegevens zijn opgenomen. Er bestaan daarvoor twee varianten: het MLA (Modern Language Association) en het APA (American Psychological Association) systeem. In het bijzonder dit laatste wordt in de sociale wetenschappen veelvuldig toegepast (voor een overzicht van de belangrijkste citeerstijlen. Echt goed leesbaar wordt de tekst door deze methode vaak niet, omdat zinnen voortdurend onderbroken worden door de annotatie.

Zie ook: Citeerstijlen DE DATAVERZAMELING

Hoewel het verzamelen en lezen van literatuur een belangrijk onderdeel uitmaakt van wetenschappelijk onderzoek, gaat het bij de voorbereiding van een publicatie ook om andere onderzoeksgegevens. Archiefonderzoek, veldonderzoek, enquêtes, interviews leveren uiteindelijk onderzoeksgegevens op die ooit moeten worden verwerkt in de publicatie. En zelfs als je gebruik maakt van onderzoeksgegevens die door anderen zijn verzameld, dan heeft het zin om die gegevens zodanig op te slaan dat ze gemakkelijk toegankelijk zijn bij het schrijfproces. DE OPSLAG VAN DE DATAVERZAMELING

Gegevens die tijdens het onderzoek worden verzameld, lenen zich uiteraard niet voor opslag in de hierboven genoemde databases. Programma's als Endnote of RefWorks zijn ontworpen voor de opslag van gegevens uit literatuur.

Ook voor onderzoeksgegevens geldt dat men ze op kaartjes, papieren vellen en zelfs in een bestand van een tekstverwerking programma kan opslaan, maar dat tot veel problemen leidt tijdens het proces van analyse, resp. schrijven van de uiteindelijke tekst. Ook voor dit soort gegevens biedt de digitale opslag duidelijk voordelen.

Als het om bewerken en verkrijgen van numerieke gegevens gaat, is het programma SPSS een belangrijk hulpmiddel. Wel dient men te beseffen dat dit vooral geldt voor de analytische fase van het onderzoek. De resultaten moeten toch afzonderlijk bewaard. Dat geldt ook voor eenvoudiger bewerkingen met behulp van een spreadsheet programma.

De uitkomsten van de bewerkingen (bijv. tabellen en grafieken met hun beschrijvingen) kunnen daarom het beste ook een plaats krijgen in een database. Die database biedt straks bij het schrijven het voordeel dat het op- en terugzoeken van de resultaten sneller en gemakkelijker gaat.

Eenzelfde soort opmerking geldt voor allerlei soort tekstuele gegevens of afbeeldingen. Ook die moeten opgeborgen worden in een database om straks bij het schrijven snel weer te voorschijn te halen.

De traditionele databases met velden die een verschillende maar van te voren vastgestelde veldlengte en kenmerken (numeriek, datum etc.) lenen zich voor dit doel niet erg. Het beste gebruikt je een zgn. free text database programma. Dat is een programma dat weliswaar ook zgn. records bevat, maar die echter veel minder gestructureerd zijn. FREE TEXT DATABASE

Er bestaan verschillende soorten van dit soort programma's zoals Asksam, Personal Knowbase of Treepad Safe. Ze hebben gemeen dat ze een min of meer eenvoudige tekstverwerkingsprogramma bezitten en dat ze in meerdere of mindere mate ook andere informatie (afbeeldingen, of grafieken bijvoorbeeld) op kunnen slaan. Asksam heeft zelfs de mogelijkheid om tekstbestanden uit een groot aantal andere programma's te kunnen importeren.

Evenals hun 'grote broers', de encyclopedie achtige programma's die op servers draaien (denk bijv. aan Wikipedia teksten), bezitten ze ook de mogelijkheid om met behulp van links en andere markeringen andere informatie snel zichtbaar te kunnen maken.

Zoeken in dit soort database bestanden met informatie is meestal tamelijk eenvoudig. Met behulp van booleaanse zoektermen kunnen afzonderlijke stukken of stukken in combinatie snel zichtbaar worden gemaakt. Je hoeft al je aantekeningen dus niet te ordenen of van een index te voorzien. HET SCHRIJVEN

Over het schrijfproces bestaat een grote hoeveelheid informatie. Er zijn niet alleen veel boeken en artikelen, maar er bestaan ook talloze websites die ingaan op de problemen bij het schrijven van een tekst.

Gemakshalve wordt hier verwezen naar de website van de Universiteit Groningen, die zeer veel informatie biedt. Op deze website worden niet slechts vele tips aangereikt, maar wordt ook verwezen naar literatuur en naar relevante websites elders.

Ook voor het Angelsaksische taalgebied bestaan er dergelijke websites, die zeker als men een Engelstalige publicatie voorbereidt de moeite waard zijn om eens te bezoeken. Een goed voorbeeld is het Wikibook Rethoric and Composition.

Zie ook:

  • Problemen bij het schrijven van een scriptie
  • Hulp bij het schrijven
  • Online forum communicatieve vaardigheden
  • Advice on Academic Writing

DE PROBLEEMSTELLING

De probleemstelling vormt een centraal onderdeel van het werkstuk. Deze centrale vraag moet vervolgens in de loop van het stuk beantwoord worden. Een goede probleemstelling bevat meestal een vraagstelling en een doelstelling. In de vraagstelling komen de vragen die je wilt beantwoorden aan de orde en in de doelstelling wordt aangegeven met welk doel deze vragen worden opgeworpen en vervolgens beantwoord.

Voor de valkuilen bij het formuleren en de plaatsing van de probleemstelling wordt verwezen naar: het formuleren van een probleemstelling DE STRUCTUUR VAN EEN TEKST

Hoewel een wetenschappelijke verhandeling iets anders is dan een journalistiek werkstuk, verdient het toch aanbeveling om de lezer het lezen van het betoog niet al te lastig te maken. Het is immers absoluut eigenbelang dat lezers jouw betoog gemakkelijk kunnen volgen.

De leesbaarheid van een stuk wordt allereerst verhoogd met behulp van stijl en woordgebruik. Over deze zaken zal ik hier niet uitweiden. Er bestaan handleidingen en cursussen voor (zie hiervoor ook onder Van Idee tot Publicatie/Literatuur en bronnen)

Daarnaast dien je te beseffen dat ook de structuur van het betoog en niet te vergeten de opmaak bijdraagt aan de leesbaarheid van het stuk.

Belangrijke onderdelen van de structuur zijn de probleemstelling die zich aan het begin van het stuk (de inleiding) moet bevinden en de samenvatting en conclusies waarmee het gehele stuk eindigt. Denk er aan dat publicaties in de bèta wetenschappen meestal juist beginnen met de samenvatting, nog vóór de probleemstelling. WAAROM EEN STRUCTUUR

  • Een structuur (of outline zoals hij in tekstverwerkingsprogramma's ook wel wordt genoemd) helpt in de eerste plaats bij het schrijfproces;
  • zorgt ervoor dat je gedachten behoorlijk kunt ordenen;
  • verschaft tegelijkertijd een logische en ordelijke indeling aan de lezer;
  • geeft ook de relatie tussen de verschillende gedachten duidelijk aan.

HOE ZIET EEN STRUCTUUR ERUIT?

De gebruikelijke methode om structuur in een manuscript aan te brengen is met behulp van kopjes. Kopjes vormen als het ware, de visueel ook onderscheiden, onderdelen van een tekst (het geraamte). Hoewel het theoretisch mogelijk is om kopjes op een groot aantal niveaus toe te passen, is dit niet erg aanbevelenswaardig. De kopjes vind je bij een wat langer manuscript ook weer terug in de inhoudsopgave (waar er dan een paginanummer aan toe is gevoegd).

Visualisering gebeurt meestal op twee manieren: met behulp van een verschillende opmaak en/of met cijfers.

Het verdient aanbeveling om het niveau van de kopjes te beperken tot drie. Dit komt de leesbaarheid ten goede, maar is ook voor de auteur gemakkelijker te hanteren. Alleen in de bèta wetenschappen wordt soms met meer niveaus gewerkt, maar dan gebruikt men wel cijfers (dus 1, 1.1, 1.1.1 etc.). Denk er wel aan dat als men cijfers gebruikt het laatste cijfer nooit een punt krijgt.

In het algemeen is het echter beter om het gebruik van cijfers te beperken tot de hoofdstukken en de andere kopjes in de tekst niet van een cijfer te voorzien. EEN VOORBEELD VAN EEN STRUCTUUR

Zie bijvoorbeeld de inhoudsopgave van dit wiki book. DE OPMAAK

Veel mensen hebben bij het schrijven van een tekst nog in hun hoofd dat die tekst eens gedrukt zal worden en vervolgens vermenigvuldigd en verspreid. Omdat drukken en verspreiden tot voor kort zeer gespecialiseerd werk was, bekommerden de meeste schrijvers zich nauwelijks om de opmaak van hun tekst (hoewel een slordig getypt manuscript tot grote irritaties bij de bewerkers konden leiden). Zolang de tekst zelf maar goed was, was het verder aan de drukker en de vormgever om er een behoorlijke uitgave van te maken. Wel werd de schrijver dan achteraf nog vaak met zijn verzuim geconfronteerd bij het corrigeren van de drukproeven. Het corrigeren van drukproeven was daarom vaak niet eenvoudig.

De opmaak van een tekst bleef echter een zaak van de drukker en de uitgever, zolang er met de hand werd geschreven of op een typemachine. Door de ontwikkeling van de pc is aan die situatie inmiddels een einde gekomen. Inmiddels is de grens tussen een formeel gedrukt document en een document dat met een drukker (printer) die verbonden is met een computer is vervaardigd, veel vloeiender geworden. Steeds meer worden schrijvers ook zelf vormgevers en drukkers.

Deze ontwikkeling stelt reeds minimale eisen aan de schrijver met betrekking tot de kennis van de opmaak en de vormgeving. Die eis is echter nog dwingender als het manuscript direct in digitale vorm wordt geplaatst op een website of wordt gearchiveerd in een zgn. Repository. DIGITAAL VERSUS GEDRUKT

Omdat een digitaal document nu eenmaal op een ander medium zichtbaar wordt gemaakt als een gedrukt document, is het zaak om een paar belangrijke verschillen in het oog te houden. Vaak zie je dat auteurs gewoon een kopie van een gedrukte uitgave archiveren op Internet. Dat is misschien nog begrijpelijk als dat document eerst weer wordt afgedrukt op papier en eerst dan gelezen. Maar voor een eerste of snelle raadpleging is dat weinig doelmatig. Bovendien gaan steeds meer mensen er toe over om de omslachtige weg van het afdrukken achterwege te laten en een document direct op het scherm zichtbaar te maken.

Daarom zal in het volgende stuk de belangrijkste punten die het verschil tussen prettig lezen op het scherm versus lezen op papier aan de orde komen. MINIMALE EISEN AAN EEN DIGITALE PUBLICATIE

Terwijl bij het vervaardigen van een op papier afgedrukte publicatie veelal wordt uitgegaan van het A4 formaat, is dat voor een digitale publicatie niet verstandig. De meeste computer schermen kunnen het A4 formaat niet volledig tonen, zodat een lezer voortdurend moet scrollen om de volledige bladzijde te kunnen lezen. Het is daarom verstandig om voor een digitale publicatie een ander formaat aan te houden, bijv. 12,2 x 14,9 en de kantlijnen (zowel links en rechts als boven en beneden) aanzienlijk kleiner te maken.

Helaas is veelal het standaard lettertype dat op tekstverwerkingsprogramma's wordt gebruikt de Times Roman. Dit is een lettertype dat als gevolg van zijn vele uitsteeksel (in drukkers termen schreef of serif) een rommelig beeld geeft. Dat is al het geval op papier, maar zeker op het scherm. Kies daarom een letter met weinig of schreef, bijv. Gill of Verdana. Er bestaan hele discussie op Internet over het al of niet gebruiken van schreefloze of schreefletters (serif versus sans-serif). Opvallend is dat Amerikaanse publicisten vaker serif prefereren, terwijl in Europa sans-serif gebruikelijker is.

En, kies tenslotte een lettertype dat niet al te klein is. Elf punt is goed en oudere lezers zullen het op prijs stellen als je de 12 punt letter gebruikt. Dat daardoor de tekst wat langer wordt, is niet erg want als je hem af wilt drukken kies je gewoon even een kleinere letter. VOORDELEN VAN EEN DIGITALE PUBLICATIE

Hoewel het op het eerste gezicht lastiger lijkt om een digitaal document te lezen (sinds de komst van betere leesapparaten zoals de Illiad en de Sony Reader wordt dat overigens ook beter), biedt een digitaal document veel voordelen, niet in het minst omdat de zgn. links de mogelijkheid bieden om de lezer direct naar allerlei aanvullende informatie (bijv. noten, maar ook tekst-, video-, audiofragmenten of afbeeldingen) te voeren. Theoretisch is het zelfs mogelijk om de lezer toegang te geven tot het materiaal dat jij hebt gebruikt bij je onderzoek. Zelfs filmfragmenten, muziek en gesproken tekst behoren tot de mogelijkheden.

Digitale documenten zijn ook veel gemakkelijker te archiveren en aangezien in de academische wereld veel tijd en aandacht wordt besteed aan het archiveringsproces, zal het op termijn steeds gemakkelijker worden om documenten snel te raadplegen en te vinden (zie hiervoor de informatie in bijv. Darenet, het door de Nederlandse universiteiten en de Koninklijke Bibliotheek in stand gehouden archief). PLAGIAAT

'Plagiaat is het gebruiken van een werk zonder toestemming en zonder vermelding van de oorspronkelijke auteur, waarbij de pleger van het plagiaat het doet voorkomen alsof dit zijn eigen oorspronkelijke werk is.'

Met dit citaat begint het artikel over plagiaat in de Internet encyclopedie Wikipedia. En, voegt het artikel toe: 'In met name academische kringen wordt plagiaat als een doodzonde beschouwd. Het is een geldige reden voor het afkeuren van onder andere scripties en proefschriften.'

Het gaat daarbij echter niet slechts om iets dat strafbaar is, als men er op wordt betrapt, maar dat duidelijk niet tot de goede gewoonten in de wetenschappelijke wereld behoort. It is not done, zoals de Engelsen zeggen.

Toch is het niet altijd even gemakkelijk de grens te bepalen van wat plagiaat is en zeker is het weer moeilijk als we ook rekening houden met een ander verschijnsel: het auteursrecht. Gemakshalve verwijs ik daarom naar dit artikel in Wikipedia. In het volgende stuk zal ik proberen een aantal praktijkvoorbeelden te geven. PRAKTIJKVOORBEELDEN PLAGIAAT

Ben ik van het probleem af, als ik alle bronnen die ik heb gebruikt, maar in mijn literatuurlijst vermeld?

Nee, je behoort de gedachte of het citaat dat je ontleent aan dat boek of artikel direct vergezeld te laten gaan van een noot, met een verwijzing naar het werk en de plaats in dit werk (bijv. pagina).

Als ik de gedachten die ik ontleend heb aan de gelezen literatuur maar in mijn eigen woorden weergeef, moet ik dan toch al die noten maken?

Niet alleen een letterlijk citaat moet een noot krijgen, maar ook een gedachte die je aan een schrijver ontleend. Houd daarom bij het lezen van je literatuur bij wat je vindt en bewaar deze gegevens.

Toen ik aan mijn onderzoek begon, wist ik nog niets van het onderwerp en dat zou betekenen dat ik vrijwel elke gedachte van een noot zou moeten voorzien?

Nee, dat is niet nodig en zeker waar het om algemeen bekende kennis gaat is dat allemaal niet nodig, maar de regel is beter teveel noten dan te weinig.

NOGMAALS ANNOTATIE

De eerste doelstelling van noten in een tekst is het bieden van gelegenheid tot controle door de lezer. Noten moeten daarom niet alleen gemakkelijk zijn te vinden, maar ze moeten ook functioneel zijn. Een noot verwijst naar een bron waarin datgene dat je hebt geschreven, maar niet echt zelf hebt bedacht, te vinden is. Noten zijn er niet om blijk te geven van een grote geleerdheid. Soms is het wel mogelijk om er een korte uitweiding aan toe te voegen, maar beperk jezelf. Vooral in sommige landen was het vroeger gebruikelijk dat het notenapparaat soms groter was dan de feitelijke tekst, maar ook daar verandert dit.

Beter is het daarom om discussies of uitweidingen over sommige bronnen niet echt in de noten te plaatsen, maar eventueel op te nemen in de bijlagen. Datzelfde geldt ook voor een eventuele toelichting op je (statistische) methoden of je andere onderzoeksresultaten. Heb je bijvoorbeeld veel numeriek materiaal, dan plaats je de grafieken in de tekst en de tabellen (waarop de grafieken) berusten in de bijlagen.

We onderscheiden meer typen noten: voetnoten, eindnoten of intext citations. De opkomst van de digitale publicatie heeft het de lezer, maar ook de auteur gemakkelijker gemaakt de noot te vinden (en te plaatsen). DE SAMENVATTING OF HET ABSTRACT

Het is goed gebruik om een publicatie te voorzien van een samenvatting of abstract. Publicaties in de bèta wetenschappen beginnen meestal met het abstract vóór de eigenlijke tekst. Ook bij gedrukte wetenschappelijke boeken is het meer en meer gebruikelijk om op het colofon naast de naam van de uitgever, het ISBN nummer ook het abstract weer te geven.

Een samenvatting moet niet te lang zijn, maar dient wel de essentiële bestanddelen van de publicatie te bevatten. Omdat veel 'gewone' zoekmachines juist hierin zoeken is het belangrijk dat, wil je publicatie, worden gevonden en gelezen, de juiste informatie juist hier aangegeven staat. DE PUBLICATIE

Als het schrijfproces is voltooid, is de publicatie nog niet klaar. We spreken, feitelijk onterecht, van een manuscript (letterlijk met hand geschreven document). In werkelijkheid is het een al op papier afgedrukt stuk of een bestand dat vervaardigd is met een tekstverwerkingsprogramma.

Als het stuk opgenomen moet worden in een tijdschrift of een bundel moet er een drukker en een uitgever aan te pas komen. En dat geldt ook voor een gedrukt boek. Trouwens in heel veel gevallen moet een manuscript nog beoordeeld worden, alvorens het echt in druk kan verschijnen of elektronisch opgeslagen en zichtbaar gemaakt kan worden. We noemen dat proces peer review. Bij een dissertatie ligt dit voor de hand, maar ook tijdschrift redacties leggen manuscripten die ze willen opnemen eerst voor aan deskundigen. HET DOCUMENT

Het eindresultaat, de publicatie, is een document, maar publicaties zijn niet de enige documenten.

Bij een document gaat het om een verzameling gegevens in geschreven of gedrukte vorm. Tot voor kort was dat meestal op papier, maar de laatste jaren is het virtuele document in digitale vorm aan een opmars bezig.

Een document kan bedoeld zijn voor (semi-)privé gebruik. De gegevens die er in worden vastgelegd zijn vooral bedoeld als hulpmiddel voor het memoriseren of om met anderen te communiceren (brief, e-mailbericht). Daarnaast bestaan er ook documenten voor publiek gebruik.

Voorbeelden van documenten zijn: geboorteaktes, verklaringen, nota's, ziekenhuis dossiers, bezwaarschriften, politieke programma's, en zelfs logboeken, dagboeken, reisverslagen.

Het nadeel van geschreven of gedrukte documenten is dat ze hulpmiddelen behoeven om ze zelf of hun inhoud goed terug te kunnen vinden. De hulpmiddelen die daarvoor worden gebruikt zijn onderdeel van de archief- en bibliotheek wetenschappen. Te denken valt aan inhoudsopgaven, samenvattingen, trefwoorden, catalogi etc.

Het digitale document heeft die nadelen in veel mindere mate. PDF

De oorsprong van het P(ortable) D(ocument) F(ormat) is gelegen in de grafische industrie. Zetmachines moesten worden aangestuurd en daarvoor werd een programma taal ontworpen die in staat was een pagina als een afbeelding te genereren (tekst, opmaak en afbeeldingen) en dat vervolgens af te drukken op verschillende typen machines. Deze taal werd Postscript genoemd.

Een belangrijke stap voorwaarts bij het vervaardigen van zo'n afbeelding was de ontwikkeling van de zgn. grafische interface op computers. Als eerste Apple machines en vervolgens ook machines die Microsoft Windows als besturingssysteem hadden, maakten het gemakkelijker om die opmaak op het scherm al zichtbaar te hebben.

De tekstverwerking- en opmaak programma's die hierbij werden en worden gebruikt hadden en hebben echter wel een belangrijk nadeel. Allereerst zijn deze programma's gebonden aan het het specifieke besturingssysteem waarvoor ze zijn ontworpen en daarnaast moeten ze beschikken over specifieke besturing programmaatjes (drivers) die het mogelijk maakt de aldus vervaardigde tekst ook juist op papier te krijgen. Bovendien is het vaak niet eenvoudig om heel specifieke opmaak (bijvoorbeeld wiskundige tekens) gemakkelijk in te voegen.

Een directe afbeelding van de desbetreffende pagina zou dit probleem voor een deel oplossen. Die afbeelding zou zichtbaar gemaakt kunnen worden en vervolgens kunnen worden afgedrukt. Nadeel van een dergelijke afbeelding is natuurlijk dat, evenals bij een afdruk op papier, het niet mogelijk is om aan de weet te komen wat er op die afbeelding staat zonder hem te lezen (of van hulpmiddelen, zoals een samenvatting of trefwoorden te voorzien). Uiteraard moet een dergelijke afbeelding dan wel gestandaardiseerd zijn opgeslagen en moeiteloos zijn af te drukken. Wie weet hoeveel beeldformaten er toegepast worden (tiff, jpg, png om eens enkele te noemen) weet ook hoe lastig dit al is. Inmiddels wordt in de archiefwereld het tiff formaat inmiddels al standaard erkend.

Gezien dit probleem is er gezocht naar een oplossing die beide problemen ondervangt: het bieden van een afbeelding op het scherm (die ook probleemloos is af te drukken en zelfs op gespecialiseerde zetmachines) en die op inhoud doorzocht kan worden zonder de tekst in zijn geheel te lezen. Het door de firma Adobe ontwikkelde programma acrobat writer biedt die mogelijkheid. Het resultaat is een bestand met de extensie .pfd (portable document format) dat gelezen kan worden op een scherm met behulp van een gratis programma Acrobat Reader (dat beschikbaar is voor vrijwel elk besturingssysteem). Het bestand kan doorzocht worden, het is zichtbaar te maken op het scherm, het kan worden afgedrukt en heeft bovendien het voordeel dat het in principe qua inhoud niet meer kan worden gewijzigd. Dit laatste verhoogt natuurlijk de betrouwbaarheid en authenticiteit van het document aanzienlijk.

Omdat Acrobat Writer een prijzig programma is en veel mensen niet alle mogelijkheden die het programma biedt, zullen gebruiken, kan men ook volstaan met goedkopere oplossingen. In tekstverwerkingsprogramma's als OpenOffice of de recente versie van Microsoft Word is het mogelijk om een bestand direct om te zetten in een eenvoudig pdf bestand. XML

De zgn. markup languages hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van Internet. Teksten worden voorzien van codes die het mogelijk maken om ze op een bepaalde manier zichtbaar te maken. De basis is de zgn. S(tandard)G(eneralised)M(arkup)L(anguage). In vereenvoudigde vorm vinden we die terug in HTML de taal waarmee webpagina's worden opgemaakt. De codes zijn niet direct zichtbaar op het scherm, maar zorgen er voor dat de tekst in een bepaalde vorm wordt vertoond (bijv. vet, italic, kleur, grootte).

XML is in wezen ook een afgeleide van SGML, maar is meer gericht op de structuur dan op de vorm. Eenvoudig gezegd komt het hierop neer, dat de feitelijke inhoud en de opmaak (en andere kenmerken) gescheiden worden. Een XML document begint dan ook met de beschrijving om welk soort document het gaat, wie het heeft gemaakt etc. Juist door deze scheiding is het ideaal voor archiveringsdoeleinden. De belangrijkste literatuur op het terrein van dit onderwerp is te vinden op het literatuuroverzicht van De Noordster; een onderdeel van de website van de Universiteit Groningen. Deze website bevat talloze onderwerpen die zeer de moeite waard zijn om te lezen bij het voorbereiden van een publicatie.

In de bovenstaande pagina's is gepoogd om zo veel mogelijk gebruik te maken van bronnen op het Internet. AUTEURS

  • Henk van Dijk
This article is issued from Wikibooks. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.