< Programmeren in TI-83+ Assembly < Assembly-basis

Programmeren in TI-83+ Assembly

In plaats van variabelen, kun je om registers op te slaan en weer in te lezen ook de stack gebruiken. De stack is een soort rij met getallen. Stel het je voor als een toren met blokken. Je kunt alleen blokken erbij of eraf halen aan de bovenkant. Wat je dus het eerste erin legt komt er het laatste weer uit. Met de stack kun je ook maar twee dingen doen: een registerpaar er 'aan de bovenkant opleggen' en een registerpaar er 'aan de bovenkant afhalen'.

De stack gebruiken

Een registerpaar op de stack leggen

Je kunt alleen registerparen toevoegen aan de stack (dus af, bc, de, hl). Als je bijvoorbeeld af op de stack wilt leggen, gaat dit als volgt.

    push af

Wil je bijvoorbeeld a opslaan op de stack, dan moet je f erbij nemen, omdat je alleen maar registerparen kunt opslaan in de stack.

Een registerpaar van de stack afhalen

Je kunt aan de 'bovenkant' van de stack een getal afhalen en deze weer opslaan in een registerpaar. Als je bijvoorbeeld het bovenste getal van de stack wilt halen en dit opslaan in af, gaat dat als volgt:

    pop af

Een praktische toepassing

Je weet al dat je er bij bcalls vanuit moet gaan dat alle registers veranderd worden. Wil je a bijvoorbeeld bewaren, maar moet er een instructie uitgevoerd worden, kan dat eenvoudig met de stack:

    push af
    ; bcall
    pop af

a is nu weer teruggebracht in zijn oude staat, dus hoe hij was voordat de instructie werd uitgevoerd.

Een weergave van het gebruik van de stack zie je hieronder.

Iedere keer als iets op de stack gelegd wordt, dan komt dit "bovenop de toren" te liggen. Je kunt dan niet meer direct bij onderliggende getallen.
Merk op dat je een getal dat op de stack ligt, er weer met een ander registerpaar vanaf kunt halen. Dat gebeurt hier bijvoorbeeld met af/de.

Problemen bij het gebruik van de stack

Er is iets waar je bij het gebruik van de stack heel goed op moet letten. Het besturingssysteem van de TI gebruikt de stack zelf namelijk ook, namelijk om op te slaan waar hij terug moet keren na afloop van het programma. Je moet de stack dus precies hetzelfde achterlaten als hij was toen het programma startte, want anders springt TI-OS ergens anders heen terug en dat is hoogstwaarschijnlijk geen nuttige programmacode. Zie het volgende voorbeeld.

    ; start van het programma
    push af
    push hl
    pop af
    ret     ; terug naar de TI-OS

Als het programma wordt beëindigd, veroorzaak je direct een crash (dus het RAM wordt gewist), omdat de stack, en dus het 'bovenste' getal, niet meer hetzelfde is als vóór het programma.

Zorg er dus voor dat de stack altijd gelijk is vóór en na je programma!

Verder kan het programma crashen als je heel veel registerparen op de stack legt (bij ongeveer 100).

Opdracht

De bcall _PutS vernielt het registerpaar hl. Schrijf een programma dat iets naar het scherm schrijft met _PutS en hl van het begin van het programma bewaart. Tip: met bcall(_DispHL) kun je hl wegschrijven naar het scherm om te kijken of je het goed gedaan hebt.

Het antwoord staat achterin het boek.


Variabelen De stack Toets hoofdstuk 1
This article is issued from Wikibooks. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.