< Nieuwgrieks


Nieuwgrieks

Alfabet en uitspraak
Lessen: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20

Το πάρτι

1 - Χτες ο Νίκος έκανε ένα πάρτι για τα γενέθλιά του.

2 - Από τις εννιά το βράδυ το σπίτι γέμισε με τις χαρούμενες φωνές των καλεσμένων.

3 - Το κέφι ήταν μεγάλο.

4 - Οι φίλοι χόρευαν, έπιναν, έτρωγαν και έκαναν διάφορα αστεία.

5 - Αρκετοί διασκέδαζαν στο μπαλκόνι.

6 - Ήταν κιόλας δωδεκάμισι η ώρα.

7 - Ενώ το κασετόφωνο έπαιζε δυνατά ένα ωραίο τραγούδι,

8 - ξαφνικά, ένας έξαλλος κύριος με πιτζάμες βγήκε στο μπαλκόνι του κάτω πατώματος και φώναξε:

9 - «Κι εγώ πήγαινα σε πάρτι όταν ήμουν στην ηλικία σας,

10 - όμως δεν κάναμε τόση φασαρία. Διασκεδάζαμε πολιτισμένα.»

11 - «Έχετε δίκιο, κύριε. Μας συγχωρείτε.», είπαν τα παιδιά και συνέχισαν ήσυχα το πάρτι τους.


Vertaling

Het feestje

1 - Gisteren hield (maakte) Niko een feestje voor zijn verjaardag.

2 - Tegen 9 uur 's avonds vulde het huis zich met de vrolijke stemmen van de gasten.

3 - De stemming was zeer goed (groot).

4 - De vrienden dansten, dronken, aten en vertelden (maakten) verschillende grapjes.

5 - Sommigen amuseerden zich op het balkon.

6 - Het was bijna halfeen.

7 - Terwijl de cassettespeler luid een mooi lied speelde,

8 - kwam (er) natuurlijk een razende heer in pyjama op zijn balkon van de verdieping eronder en riep:

9 - "Ik ging ook naar feestjes toen ik jullie leeftijd had (was),

10 - wij maakten echter niet zo'n drukte. Wij amuseerden ons welopgevoed."

11 - "U heeft gelijk, mijnheer. Excuseer ons.", zeiden de jongeren en ze gingen onverstoorbaar verder met hun feestje.

Μεγάλωσε

1 - Ποπό, πόσο ψήλοσες, Αντρέα; Σχέδον δε σε γνώρισα.

2 - Μα, πέρασαν έξι χρόνια από την τελευταία φορά που με είδες, θείε μου.

3 - Ναι, βέβαια... Τότε πήγαινες στο Δημοτικό, αν δεν κάνω λάθος.

4 - Όχι, πήγαινα στην πρώτη Γυμνασίου.

5 - Έχεις δίκιο. Από τότε άρχισες να ψηλώνεις απότομα,

6 - και ο πατέρας σου σου αγόρασε τα πρώτα μακρία παντελόνια.

7 - Ο καημένος ο πατέρας μου!

8 - Ξόδευε ένα σωρό λεφτά για τα ρούχα μου,

9 - γιατί εγώ μεγάλωνα, αυτά όμως δυστυχώς όχι.


Vertaling

Hij is gegroeid

1 - Ach, hoeveel ben je gegroeid, Andrea? Ik herkende je bijna niet.

2 - Ah, er zijn 6 jaar voorbijgegaan sinds de laatste keer dat je me zag, mijn oom.

3 - Ja, zeker... Toen ging je naar de lagere school, als ik het juist heb (geen fout maak).

4 - Nee, ik ging naar de middelbare school.

5 - Je hebt gelijk. Sindsdien begon je plots te groeien,

6 - en je vader kocht je je eerste lange broek.

7 - O mijn arme vader!

8 - Hij verspilde een hoop geld aan mijn kledij,

9 - omdat ik groeide, deze (kledij) echter spijtig genoeg niet.


Grammatica

Het imperfectum

Dit is na de aorist (zie les 10) de tweede verleden tijd die we ontmoeten. Het Grieks gebruikt deze tijd om herhaalde handelingen weer te geven en ook om verhalen te vertellen. Dit laatste aspect komt goed tot uiting in de eerste leestekst van deze les.


De vorming is eigenlijk vrij analoog aan de aorist alleen gebruiken we hier dezelfde stam als de tegenwoordige tijd samen met de uitgangen van de verleden tijd. Het accent staat ook in deze tijd op de derde laatste lettergreep.

Neem opnieuw als voorbeeld het werkwoord διαβάζω "lezen", we vinden dus:

Aorist Vertaling
1ste pers. Enk.διάβαζαik las
2de pers. Enk.διάβαζεςjij las
3de pers. Enk.διάβαζεhij/zij/het las
1ste pers. Mv.διαβάζαμεwij lazen
2de pers. Mv.διαβάζατεjullie lazen
3de pers. Mv.διάβαζανzij lazen

Opnieuw hebben werkwoorden die een stam hebben met slechts één lettergreep een augment (een έ- als voorvoegsel).

Neem als voorbeeld het werkwoord φτάνω "aankomen", we vinden dus:

Aorist Vertaling
1ste pers. Enk.έφταναik kwam aan
2de pers. Enk.έφτανεςjij kwam aan
3de pers. Enk.έφτανεhij/zij/het kwam aan
1ste pers. Mv.φτάναμεwij kwamen aan
2de pers. Mv.φτάνατεjullie kwamen aan
3de pers. Mv.έφτανανzij kwamen aan


Verder zie je bij vergelijking met les 10 dat de vertaling eigenlijk identiek is aan de aan de vertaling van de aorist. Het is dus enkel de context die bepaalt welke van beide tijden we gebruiken, het basisprincipe is echter: bij twijfel gebruiken we de aorist.

Enkel indien we een van de betekenisaspecten (herhaling of verhalend) willen uitdrukken, gebruiken we een imperfectum (maar in zinnen waarin bvb. κάθε μέρα "iedere dag" of συχνά "dikwijls" voorkomt, is een imperfectum natuurlijk verplicht).


In sommige zinnen worden bijzinnen met aorist en imperfectum gecombineerd, in dat geval beschrijft het imperfectum de achtergrond van de zin en de aorist de eigenlijke gebeurtenis:

έγραφα ένα γραμμα την ώρα που φώναξες   "ik was een brief aan het schrijven (imperfectum) op het moment dat je riep (aorist)"


Bijwoorden

Een Grieks bijwoord is meestal gelijk aan onzijdig meervoud van het adjectief:

ο κήπος έχει ωραία λουλούδια   "de tuin heeft mooie bloemen"
η Κατερίνα τραγουδάει ωραία   "Katerina zingt mooi"

Behalve bij de adjectieven van groep 8 (-ης, -ης, -ες), zij hebben een bijwoord op -ως:

Τα παιδιά είναι ακριβή στο σχολείο   "de kinderen zijn stipt op school"
Το μάθημα αρχίζει ακριβώς   "de les begint stipt"

(verwar het adjectief ακριβής "stipt" niet met het adjectief ακριβός "duur")

Verder kijk je best eens op de pagina over de bijwoorden.


Les 14       Les 16


>> Nieuwgrieks >> Les 15

This article is issued from Wikibooks. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.