Inleiding
Lezen
Schrijven
Spreken en luisteren
Grammatica
Spelling
Toets
Fictie
Toetsenbank Nederlands
Centraal Schriftelijk Eindexamen
|
Een verkleinwoord of diminutief is een zelfstandig naamwoord in de "verkleinde" vorm, dat wil zeggen met het achtervoegsel -je.
Bijvoorbeeld:
huis - huisje
kop - kopje
tafel - tafeltje
maan - maantje
man - mannetje
klas - klasje
glas - glaasje
schip - scheepje
meid - meisje
jongen - jongetje
zin - zinnetje
Soms verandert er door het toevoegen van het achtervoegsel -je tevens iets aan het grondwoord. Dit betreft dan meestal alleen de slotklank (zie ook "Regels"):
café => cafeetje
koning => koninkje
Regels
Bij verkleinwoorden gelden bepaalde regels:
- Als het grondwoord eindigt op -é, eindigt de verkleinde vorm op -eetje, zoals al eerder genoemd: caf-eetje. Meestal betreft het hier leenwoorden uit het Frans.
- Als het grondwoord eindigt op -ing en de voorgaande lettergreep beklemtoond is, eindigt de verkleinde vorm op -inkje, zoals in de eerder genoemde voorbeelden: kon-inkje, of: pal-inkje.
- Als in het grondwoord ook de lettergreep vóór -ing niet beklemtoond is, eindigt de verkleinde vorm op -etje:
- ding - dingetje
- ring - ringetje
en ook:
- handeling - handelingetje
- wandeling - wandelingetje
- Bij sommige woorden met -a treedt in de verkleinde vorm verlenging van deze klinker op:
- glas - glaasje
- vat - vaatje
Geslacht
Het geslacht van verkleinwoorden is altijd onzijdig (dus met het), ongeacht het geslacht van het grondwoord:
- de ring - het ringetje
Bijzondere gevallen
Soms bestaat alleen het verkleinwoord als zelfstandig naamwoord:
- uitje (van wij gaan uit).
Het komt incidenteel dat de verkleinde vorm een geheel andere betekenis heeft dan het grondwoord:
- ijs - ijsje.