< Go leer je zo
  1. Les 1: De eerste drempel
  2. Les 2: De spil van het spel
  3. Les 3: Van begin tot einde
  4. Les 4: Geinige technieken
  5. Les 5: Bewegende stenen
  6. Les 6: Leven en dood

Voorkennis

Vanuit de voorgaande 3 lessen moet nu het volgende bekend zijn:

  • het materiaal

Het materiaal waarmee gespeeld wordt

  • de basisregels van het spel

Deze zijn behandeld in les 1. Dit bestond uit (1) het doel van het spel, (2) de regels van het slaan van stenen, (3) het einde van de partij en (4) het tellen. Na les 1 was je in principe in staat om go te spelen.

  • de elementaire technieken van het slaan

Deze zijn behandeld in les 2. We gaan er niet van uit dat je geen fouten meer maakt bij het vangen van stenen, maar we gaan ervan uit dat je kunt herkennen wat we hebben behandeld.

  • het vormen van gebied

Dit is in les 3 behandeld. Het is de bedoeling dat je nu een beeld hebt van het opbouwen en afbakenen van gebied.

  • de samenhang tussen gebied en het slaan van stenen

Dit kwam naar voren in lessen 2 en 3 samen. Gebied bestaat doordat de stenen die erin liggen of erin kunnen komen te liggen er altijd uit geslagen kunnen worden.

Je hebt leren kennen wat go-spelen in de praktijk is. We hebben daarbij een aantal theoretische begrippen die tot de basis van het spel behoren nog niet behandeld. Deze theoretische begrippen zou je zelf kunnen afleiden uit de regels van het spel. Die moeite willen we je besparen met de lessen 4, 5 en 6.

Lesinhoud

Deze les gaat over de volgende zaken:

  • Hoe een vrijhedenstrijd beoordeeld moet worden
  • Hoe een ko-strijd gespeeld moet worden De ko-strijd komt niet meer in oefeningen terug, omdat we ervan uitgaan dat dat beter in een partij geoefend kan worden.
  • Het tussen de ogen spelen
  • Seki

Doelstellingen

Na afloop van deze les moeten de cursist:

  • weten wat een vrijhedenstrijd (semeai) is
  • weten hoe de winnaar van een vrijhedenstrijd gemakkelijk herkend kan worden.
  • weten hoe een ko-strijd gespeeld wordt
  • in staat zijn het punt tussen de ogen (nakade) te herkennen.
  • een seki kunnen herkennen.

Uitleg

Vrijhedenstrijd

Een andere naam voor vrijhedenstrijd is "semeai". Dat is een Japans woord. Onder Nederlandse go-spelers wordt het regelmatig gebruikt.

In het onderstaande diagram treffen we een symmetrische situatie aan. Er zijn twee groepjes van 3 stenen aan de rand ingesloten. Een witte en een zwarte. Deels sluiten ze elkaar zelfs in. Beide zijn ze niet in staat 2 ogen te maken. Daar is niet genoeg ruimte voor. Een dergelijke situatie waarbij twee groepen elkaar proberen te vangen noemen we een semeai.

Vraag 1: Wit is aan zet: Wie vangt wie het eerst?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 1: Wit wint. Wit is het eerst om zwart te slaan. Zie onderstaand diagram. Zwart had dit kunnen zien aankomen. Na wit 1 heeft zwart namelijk nog maar 2 vrijheden en wit nog 3. Zwart loopt altijd achter. Na wit 1 kan zwart daarom beter elders spelen. Deze situatie is beslist.

Semeai's kunnen ook ingewikkelder zijn. Het voorbeeld in de volgende paragraaf illustreert dit. Verder zullen we je laten oefenen met andere voorbeelden in de oefensessie.

Ko-strijd

Onderstaande situatie is ook een semeai. Hierin hebben de 5 witte stenen in de hoek maar 2 vrijheden en de zwarte 3 langs de bovenrand 3. Geen van beide groepen heeft twee ogen.

Vraag 2: Zwart is aan zet. Met zoveel vrijheden zou het een peulenschil moeten zijn de witte groep te vangen. Maar het valt tegen. Hoe verkrijgt zwart het maximale resultaat?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 2: De twee witte vrijheden kunnen niet zonder meer bezet worden. Het oog in de hoek kan niet bezet worden omdat dat een zelfmoordzet zou zijn. Een steen op de rand kan direct geslagen worden.

Een toenaderingszet met 1 lijkt dus de enige mogelijkheid. Maar wit speelt dan 2 en het is voor zwart niet meer mogelijk om atari te zetten. De strijd is beslist. Wit kan wel bewijzen zwart te vangen, maar omgekeerd niet.

Eerst 1 spelen zoals hieronder helpt ook niet want na zwart 2. Er zijn niet meer vrijheden ontstaan. Dus na 3 volgt 4 en zwart staat alweer klem.

Toch is er een oplossing: Te beginnen met zwart 1. Dit is een vreemde zet , want deze steen kan onmiddellijk worden geslagen met wit 2. Nu speelt zwart echter 3. Nu kan wit deze steen niet dekken, want dan worden alle stenen in de hoek geslagen. Dan maar van de andere kant: wit 4.

Nu slaat zwart de witte steen zwart 5. De witte stenen in de hoek staan atari. De ko-regel geeft aan dat je deze steen niet direct terug mag slaan. Hier begint de ko-strijd.

De ko-strijd bestaat daaruit dat wit nu een dreiging elders op het bord gaat zoeken zodat zwart gedwongen is op die dreiging te antwoorden. Neem bijvoorbeeld het onderstaande diagram. Wanneer wit nu 6 speelt, dan moet zwart wel met 7 antwoorden. Wanneer zwart dit achterwege laat dan kan wit op 7 slaan en dan is de groep in de hoek rechtsboven dood.

Na deze uitwisseling is de situatie op het hele bord veranderd, zodat wit nu het ko in de hoek linksboven mag terugslaan.

Zwart kan natuurlijk ook een dergelijke dreiging bedenken. We spreken dan van een ko-strijd. Dit kan een interessant gevecht opleveren waarbij het hele bord betrokken wordt. Het ko wordt beslist op het moment dat één van beide spelers een dreiging niet beantwoordt.

Tussen de ogen

Groepjes die omsloten worden door stenen van de tegenstander kunnen leven of dood zijn. Dat hebben we gezien in les 1. We hebben toen gezien dat het witte groepje in onderstaand diagram dood is. Het groepje heeft nog twee vrijheden aan de binnenkant. Maar dat helpt niet. Zwart mag er gewoon spelen. Bijvoorbeeld op A. Zwart dreigt daarmee op B te slaan. Wit kan weliswaar de zwarte steen slaan door zelf op B te spelen, maar dan komt zwart terug op de laatste vrijheid en slaat daarmee de witte groep. Wit had geen verweer.

Het is in de praktijk niet zinvol voor zwart om een dergelijke groep daadwerkelijk te slaan. Zwart kan bewijzen dat de witte groep dood is. Dode stenen mogen aan het einde van de partij van het bord verwijderd worden. Dat hoeft dus niet tijdens de partij te gebeuren. Met het slaan van de witte stenen zou zwart dus onnodig zetten in eigen gebied doen. Dat kost elke zet een punt.

In onderstaande situatie is de open ruimte in de groep iets groter.

Vraag 1: Wit is aan zet en maakt een groep die zonder meer 2 ogen heeft. Waar zou je spelen?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 1: Wanneer wit op 1 speelt dan ontstaan aan weerszijden van de steen 2 ogen.

Vraag 2: Zwart is nu aan zet en probeert het witte groepje van binnenuit op te rollen. Waar zou je beginnen?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 2: Zwart moet ook in het midden spelen. We spreken van de zet tussen de ogen. Zo ontstaat het onderstaande diagram. Wit is aan zet, maar wit wil hier natuurlijk niet spelen. Wit zou zichzelf atari zetten.

Vraag 3: We gaan verder vanaf bovenstaand diagram met zwart aan zet. Wat zou zwart moeten doen om te bewijzen dat de witte groep dood is?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 3: Zwart moet binnen in de witte groep een steen erbij plaatsen om zo van wit een vrijheid af te nemen. Voor het gemak nemen we de rechterkant met zwart 3. Wit staat nu atari. Wit zal moeten slaan met 4.

Daarmee ontstaat echter een groep met dezelfde inwendige ruimte als bij de vorige vraag. Zie onderstaand diagram. Toen hebben we geconcludeerd dat zo'n groepje dood is. We mogen nu dus ook concluderen dat het witte groepje met de zwarte steen tussen de ogen dood is.

Vraag 4: In onderstaande situatie is de open ruimte in de groep nog iets groter. Er liggen nu 4 lege punten op een rij. Zwart aan zet. Is zwart in staat de witte groep van binnenuit op rollen?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 4: Wanneer zwart op 1 speelt dan antwoordt wit op 2 en andersom. In beide gevallen heeft wit twee ogen. Wit leeft dus onvoorwaardelijk.

In dit laatste probleem zijn er dus meer dan één punten tussen de ogen. Het groepje leeft dan over het algemeen. Er bestaan veel meer vormpjes binnen afgesloten groepjes die je kunt tegen komen. In de oefensessie zullen we je de belangrijkste vormpjes en hun eigenschappen laten zien.

Oefening

Vrijhedenstrijd

Vraag 1: In onderstaand diagram is wit aan zet. Kan wit de zwarte stenen vangen? Tel om te beginnen de vrijheden.

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 1: Wit heeft slechts 3 vrijheden. Zwart heeft er 4. Wit loopt dus altijd achter. Na wit 1, zwart 2, wit 3, zwart 4 staat wit atari terwijl zwart nog 2 vrijheden heeft. De witte stenen zijn daarom reddeloos verloren.

Het heeft niet veel zin voor wit om het noodlot te willen ontlopen. Dergelijke zetten kunnen nog uitstekend dienst doen als ko-dreiging.

Vraag 2: In het onderstaande diagram staan weer twee groepen elkaar naar het leven. Zwart is aan zet. Wie wint? Tel weer eerst de vrijheden.

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 2: Beide groepen hebben evenveel vrijheden. Zwart is aan zet. Dus zwart wint deze semeai.

Zwart moet echter niet beginnen de gezamenlijke vrijheid op A op te vullen. Met die zet neemt zwart ook een vrijheid van zichzelf af. Een andere zet, die een vrijheid afneemt is wel juist.

Vraag 3: In het onderstaande diagram is zwart aan zet. Zwart heeft 3 vrijheden en wit ook. Dat zou betekenen dat zwart wint. Is dat ook hier het geval?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 3: In dit geval heeft wit een bijzondere vrijheid: Een oog. Met één oog kun je niet leven, maar je kunt het je tegenstander er wel moeilijk mee maken om je te vangen. Zwart mag pas in het oog spelen als alle buitenvrijheden zijn opgevuld. Met zwart 1 neemt zwart zichzelf ook een vrijheid af. Wit is daarom altijd in staat deze semeai te winnen.

In het algemeen kun je het volgende stellen bij semeai's waarbij één van beide partijen één oog heeft: Tussenvrijheden tellen wel voor de partij met het oog, maar niet voor de partij zonder oog.

Vraag 4: Wit aan zet in het onderstaande diagram. Wie wint?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 4: Niemand wint. Een situatie als deze noemen we "seki". De witten kunnen de zwarten niet vangen, maar de zwarten de witten ook niet. Eén van beide kan eventueel nog een tussenvrijheid opvullen, zoals in onderstaand diagram, maar vanaf die zet wil geen van beiden initiatief nemen. Een toenaderingszet zou het einde van de eigen stenen betekenen.

Aan het einde van de partij worden de lege punten die bij een seki betrokken zijn opgevuld zonder daarbij stenen te slaan. De punten worden niet meegeteld.

Vraag 5: Wie wint er in onderstaand diagram als zwart aan zet is?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 5: Ook nu ontstaat een seki. Wanneer zwart een toenaderingsvrijheid opvult met A dan speelt wit B.

Vraag 6: Wie wint er in onderstaand diagram als zwart aan zet is?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 6: Nu heeft zwart genoeg buitenvrijheden om wit te kunnen vangen. Het onderstaande diagram illustreert dit.

Tussen de ogen

Vraag 7: Waar speelt zwart om wit te doden?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 7: Zwart moet tussen de ogen spelen op 1.

Vraag 8: Hoe bewijst zwart dat wit dood is?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 8: Zwart moet bijvoorbeeld op A spelen. Wit staat atari en er ligt een dode vorm in de groep.

Vraag 9: Waar speelt zwart om wit te doden?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 9: Zwart moet tussen de ogen spelen op 1.

Vraag 10: Hoe bewijst zwart dat wit dood is?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 10: Door zwart 3 en 5 te spelen. Wit heeft geen verweer. Daardoor ontstaat een vormpje waarvan we al gezien hebben dat het dood is. Als wit nu slaat, dan komt zwart terug op de plaats van de gemerkte steen.

Vraag 11: Waar speelt zwart om wit te doden?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 11: Zwart moet tussen de ogen spelen op 1.

Vraag 12: Hoe bewijst zwart dat wit dood is?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 12: Door op 3, 5 en 7 te spelen. Daardoor ontstaat een vormpje waarvan we al gezien hebben dat het dood is. Wit heeft geen verweer.

Vraag 13: Kan de witte groep dood?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 13: Wanneer zwart 1 speelt, dan speelt wit 2 en heeft 2 ogen. Speelt zwart op 2 dan antwoordt wit op 1. Hier is geen punt tussen de ogen te vinden. De witte groep kan dus niet dood.

Vraag 14: Kan de witte groep leven?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 14: Deze groep is altijd dood. Als wit in een hoekpunt bezet dan bezet zwart het andere hoekpunt.

Vraag 15: Waar speelt zwart om wit te doden? Het vitale punt tussen de ogen moet je nu in het oog springen.

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 15: Zwart moet tussen de ogen spelen op 1. Wit kan wel proberen ogen te maken met wit 2, maar dan speelt zwart 3. De groep is nu nog steeds dood. Zoek zelf maar eens uit waarom.

Vraag 16: Hoe bewijst zwart dat wit dood is als wit niet meer antwoordt?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 16: Zwart zet wit van binnenuit atari met één van de voorgaande dode vormen.

Vraag 19: Waar speelt zwart om wit te doden?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 19: Zwart moet tussen de ogen spelen op 1.

Vraag 20: Hoe bewijst zwart dat wit dood is als wit niet meer antwoordt?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 20: Zwart zet wit van binnenuit atari met één van de voorgaande dode vormen. Wit heeft geen verweer.

Vraag 21: Waar speelt zwart tussen de ogen van wit?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 21: Zwart moet spelen op 1.

Nu is wit aan zet. Tot nog toe hebben we slechts situaties gezien waarbij het voor wit de moeite niet loont om te spelen. Het kleiner maken van de ruimte bood zwart alleen maar meer mogelijkheden om van binnenuit atari te geven met een dode vorm. Nu is het anders.

Vraag 22: Waar speelt wit om niet langer een dode vorm aan de binnenkant te krijgen?

Klik op uitklappen voor het antwoord.

Antwoord 22: Er zijn meerdere mogelijkheden. We laten er hier één zien. Met 2 dreigt wit een tweede oog te maken op A. Daarom antwoordt zwart op 3. Daarna doet wit dit nog eens met 4, waardoor een oog op B dreigt te ontstaan. Zwart antwoordt op 5.

In de nu ontstane situatie speelt wit niet meer. Zwart zou graag een steen spelen om daarna op een plaats tussen de ogen terug te komen. Maar dat wil niet meer. Vier op een rij met een hoekje is geen dode vorm zoals we al gezien hebben. Geen van beide wil een zet spelen. We kunnen dus concluderen dat we weer met een seki te maken hebben.
This article is issued from Wikibooks. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.