< Computernetwerken

Hoofdstuk 2: de onderdelen van een netwerk

Een netwerk is een onderlinge verbinding tussen twee of meer computers waardoor deze computers met elkaar kunnen communiceren. Dit kan variƫren van een simpel thuisnetwerk met 2 computers tot het netwerk dat zich over de hele wereld uitstrekt, het World Wide Web. Een computer fungeert dan als aansluitpunt op zo'n netwerk. De computer - het aansluitpunt - wordt ook wel een node genoemd.

Een netwerk kan op verschillende manieren worden opgezet. De meest gebruikte aansluiting voor een netwerk is de UTP (Unshielded Twisted Pair) kabel, maar ook coaxiaal en tegenwoordig vooral glasvezelkabel kunnen worden gebruikt. Een kabel is niet noodzakelijk voor een verbinding. Er kan ook worden gewerkt met een draadloze verbinding zoals Wi-Fi. Dit gaat met behulp van elektromagnetische straling in plaats van een kabel. Elke computer heeft daarnaast minimaal 1 specifiek adres om aangesloten te kunnen worden op een netwerk, het zogenaamde MAC-adres. Dit adres is uniek voor elk medium waar je computer over kan communiceren. Computers hebben vaak 1 vaste bekabelde verbinding en hebben daarom 1 MAC-adres. Laptops hebben vaak de mogelijkheid om zowel een bekabelde en een draadloze verbinding te hebben. Deze laptops hebben dan 2 MAC-adressen. Ieder adres bestaat uit 6 bytes (= 48 bits) waarmee combinaties kunnen worden gemaakt. Een klein netwerk heet een LAN (Local Area Network), een groot netwerk heet een WAN (Wide Area Network). Daarnaast is er ook nog het zogeheten IP-adres, dat normaal gesproken bij een of enkele computers binnen een plaatselijk netwerk hoort (zie ook Computernetwerken/IP).

This article is issued from Wikibooks. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.