Basiskennis chemie |
Chemie en Stoffen
Chemisch Rekenen
Naamgeving zouten
Hoeveel?
|
Reacties van stoffen
Rond 1800 was de kennis van elementen zover gevorderd dat een aantal zaken begon op te vallen. Een van die zaken was dat elementen steeds in een vaste massaverhouding met elkaar reageren. |
IJzer en zwavel reageren met elkaar tot ijzersulfide. Dit gebeurt altijd in een verhouding van 7:4, of in formulevorm:
Dit wil dus zeggen dat 4 gram zwavel met 7 gram ijzer zal reageren tot 11 gram ijzersulfide. Of 3.5 gram ijzer met 2 gram zwavel. |
IJzer en zwavel |
Als je probeert 5 gram zwavel met 7 gram ijzer te laten reageren, treedt er wel een reactie op, je krijgt 11 gram ijzersulfide maar je houdt ook 1 gram zwavel over. |
Ook voor andere verbindingen werd een vaste massaverhouding tussen de elementen gevonden. Rond 1800 was de conclusie:
Een element reageert altijd alsof het bestaat uit deeltjes met een vaste massa. Voor ijzer en zwavel geldt blijkbaar dat de massaverhouding tussen deeltjes ijzer en deeltjes zwavel 7:4 is. Voor calcium en zuurstof bleek de verhouding 5:2, voor chloor en waterstof 70:2, voor kwik en zuurstof 25:2. Door van veel verbindingen de massaverhouding te bepalen kon een lijst opgesteld worden van relatieve atoommassa's. Data wil zeggen: er was bijvoorbeeld wel bekend dat een atoom waterstof het lichtste atoom was, koolstof was twaalf keer zo zwaar als waterstof, zuurstof 16 keer en chloor 35.5 keer zo zwaar als waterstof. |
Deeltjes |
Dat er atomen moesten bestaan was in 1800 met deze resultaten overtuigend aangetoond. Het bepalen van de massa van één atoom was toen nog niet mogelijk. Ook nu nog kunnen we één atoom niet echt wegen, al zijn er nu wel methoden om langs een omweg de massa te bapelen. Atomen zijn gewoon te klein. | Atoom |
De mol
Om hier toch mee te kunnen werken is in eerste instantie besloten dat als de massa van atomen nodig was, deze vermeld wordt voor het aantal atomen dat voorkomt in 1 gram waterstof. Zonder te weten hoeveel atomen dit waren, werd dit aantal atomen 1 mol (kleine letter "m"!) genoemd. De definitie van de mol is in de loop van de tijd aangepast aan de technische mogelijkheden en de praktijk.
|
De mol |
1 mol van een stof bevat exact 6,022 140 76 × 1023. Omdat de mol een heel groot getal is, en daardoor heeft 1 mol stof ook vaak een behoorlijke, wordt ook veel gewerkt met de millimol (mmol = 1*10-3 mol) en de micromol ( = 1*10-6 mol).
Een mol is daarmee compleet vergelijkbaar met een dozijn (12 stuks) of een gros (144 stuks). |
mmol (millimol) μmol (micromol) |
Molaire massa
Omdat de atomen en moleculen allemaal een eigen massa hebben, is de molaire massa een voor een element of verbinding intensieve grootheid. Van een verbinding is de molaire massa gelijk aan de som van de molaire massa's van de samenstellende atomen. Als symbool voor de molaire massa wordt vaak de hoofdletter "M" gebruikt. Een subscript geeft dan aan om welke stof het gaat: |
Molaire massa |
Molaire massa van enige veel voorkomende elementen
Voorbeelden
|