< Basiskennis chemie < Bindingen
Basiskennis chemie
Chemisch Rekenen

Ionbinding

In tegenstelling tot de twee andere bindingstypen worden bij de ionbinding geen elektronen gedeeld, maar volledig overgedragen van het ene atoom op het andere. Een atoom waarvan het totaal aantal elektronen niet overeenkomt met de lading in de kern wordt een ion genoemd.

Het resultaat is wel dat er een positief en een negatief deeltje zijn ontstaan, die elkaar aantrekken. In een stukje lithiumfluoride zullen de groepjes van 2 ionen, een lithium-ion en een fluor-ion,[1] zo naast elkaar gaan liggen dat de positieve kant van het ene groepje tegen de negatieve kant van he andere zal komen. Op die manier ontstaat een lange rij afwisselend positief en negatief geladen deeltjes die stevig aan elkaar gebonden zijn door de elektrische aantrekkingskracht.

Een nieuw groepje van een lithium-ion en een fluoride-ion[1] hoeft niet aan het einde van de rij aan te sluiten. Ergens halverwege ernaast kan ook. Wel is dan de voorwaarde dat het positieve lithium-ion naast een fluor-ion komt en het fluor-ion naast een lithium-ion. Ook voor de richtingen omhoog en omlaag geldt dat.

Wat hierboven gezegd is voor de verbinding tussen lithium en fluor geldt voor alle verbindingen tussen elementen aan de linkerzijde en het midden van het periodiek systeem met elementen aan de rechterkant ervan. De elementen aan de linkerkant en in het midden staan allemaal makkelijk elektronen af, de elementen aan de rechterkant nemen de elektronen makkelijk op.

Ion
Anion
Kation
Het buitenste elektron van lithium gaat van een afstand van 152 pm[2], waar effectief maar een kernlading van 1+ actief is, naar een afstand van 133 pm in het fluoride-ion waar een effectieve kernlading van 7+ heerst. De kernlading die de elektronen in de valentieschil "zien" is voor beide ionen 2 lager doordat de elektronen in de eerste schil met hun lading een deel van de kernlading afschermen.

Zouten

Stoffen waarin de binding tussen de deeltjes ontstaan door het compleet overdragen van elektronen worden zouten genoemd. Het bekendste zout is uiteraard keukenzout, maar ook stoffen als soda, gips en roest worden in de chemie tot de zouten gerekend. Bij allemaal wordt de binding tussen de deeltjes in stand gehouden door elektrische krachten. Deze zijn ontstaan doordat sommige atomen elektronen hebben afgestaan en andere elektronen hebben opgenomen.

In de figuur hiernaast is met gekleurde knikkers aangegeven hoe je je dat voor moet stellen.

De manier waarop de deeltjes in een zoutkristal aan elkaar gebonden zijn heeft gevolgen voor de eigenschappen van zouten.


Zout
Model van een zoutkristal

Zouten zijn slechte elektrische geleiders

Er zijn in een zout geen elektronen aanwezig die makkelijk van het ene atoom naar het andere kunnen bewegen. Een zout is daarom een slechte geleider. Beter kun je zouten elektrische isolatoren noemen.

Dat verandert als het zout smelt. In een vloeibaar zout kunnen de geladen deeltjes wel langs elkaar bewegen. Als de polen van een batterij in het gesmolten zout gestoken worden bewegen de ionen naar de pool waar ze door aangetrokken worden.

Er zijn twee soorten ionen:

  • Negatieve ionen. Zij hebben meer elektronen dan overeenkomt met hun kernlading, een overschot aan elektronen. Omdat ze worden aangetrokken door de negatieve elektrode, de anodeSjabloon:Refn

, worden die ionen anion genoemd.

  • Positieve ionen. Zij hebben een tekort aan elektronen dus ook een tekort aan negatieve lading om de lading in de kern te neutraliseren. Zij zijn positief geladen. Dergelijke ionen worden door de kathode aangetrokken en heten daarom: kationen.
Anode
Anion
Kathode
Kation

Zouten zijn slechte warmtegeleiders

Ook voor warmte zijn zouten slechte geleiders. Om in een zoutkristal deeltjes sneller te laten trillen moet eigenlijk het hele kristal wat groter worden om ruimte te maken voor die beweging. Alleen meer ruimte op de plek waar de warmte wordt toegevoerd betekent dat de rangschikking van de positieve en negatieve ladingen ergens verstoord moet worden!

Zouten zijn bros

Als materiaal bros genoemd wordt wil dat zeggen dat het hard is en dus moeilijk van vorm verandert. Het wil ook zeggen dat áls er vormverandering optreedt, dat ook meten 'breken' betekent. Met de positief en negatief geladen deeltjes kun je dat goed verklaren:

OP het moment dat twee lagen ionen langs elkaar schuiven is het eerste effect dat de positieve ionen niet meer netjes naast een negatief ion liggen, maar naast een positief geladen deeltje. Elektrisch positief en elektrisch positief stoot elkaar af. Een kleine verschuiving heeft meteen een volledige breuk van het kristal tot gevolg.

Een heel kristal
Het kristal na een kleine verstoring, de twee delen stoten elkaar af.

Zouten en water

Bij de bespreking van de polair-covalente binding is het watermolecuul als voorbeeld genoemd. Het zuurstof-atoom is de negatieve kant van het molecuul, de waterstof-atomen de positieve kant. Watermoleculen hebben dus ook, net als de zoutkristallen positieve en negatieve plekken. De negatieve kant van een watermolecuul kan zich hechten aan een positief ion in het zoutkristal. Soms kunnen dat wel zes of acht watermoleculen zijn rond 1 positief ion. Afhankelijk van hoe stevig het positieve ion in het kristal vastzit en hoe goed de watermoleculen zich aan het ion kunnen binden kunnen er twee dingen gebeuren:

  • Het ion blijft zitten waar het zit. Het zit stevig in het kristal en de watermoleculen kunnen het er niet uitkrijgen.
  • Het ion omringt zich met watermoleculen, maar heeft nu geen plaats meer in het kristal, het gaat met de watermoleculen deel uitmaken van de vloeistof: het is opgelost!

Voor negatieve ionen geldt iets vergelijkbaars: afhankelijk van de bindingssterkte zullen ze op hun plek in het kristal blijven of omringd door watermoleculen in oplossing gaan.

Natrium met zijn watermantel

Samengestelde ionen

Bij het bespreken van de covalente binding is alleen het delen van elektronen tussen atomen ter sprake gekomen. Soms heeft het delen van elektronen tot gevolg dat sommige elektronen er "een beetje bij hangen", soms ontstaat de situatie dat er ruimte is voor nog een of enkele extra elektronen. In die gevallen ontstaan samengestelde ionen. "Hangt het elektron er bij" dan wordt het makkelijk afgestaan on ontstaat een positief samengesteld ion, is er ruimte voor extra elektronen dan ontstaan samengestelde negatieve ionen.

In het hoofdstuk over de naamgeving van zouten staat een lijst van de belangrijkste samengestelde ionen, met hun naam, lading en chemische formule.

Het chloriet-ion: één chloor-atoom, 2 zuurstof-atomen, samen 1 elektron meer dan de kernlading, dus 1 min.
  1. 1 2 In de inhoud staat dit onderwerp voor de naamgeving. de uitgang ~ide blijft hier om didactische redenen nog even onder de pet.
  2. BINAS, 5e druk, Tabel 40A.
This article is issued from Wikibooks. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.